De ontmaskering van de valse Naëhme

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 200 / 280 »»
[1] Maar Kisehel, die zeer goed wist waaruit deze eerste verzoeking zou bestaan, zag Lamech en Thubalkaïn vast aan en zei tenslotte tegen beiden:
[2] 'Geloven jullie dat het zo is als deze Naëhme jullie heeft meegedeeld?'
[3] En Lamech viel hem onmiddellijk en enigszins heftig in de rede: 'Denk je soms dat ik mijn dochter niet ken?! Waarom zou zij dan wel tegen mij liegen?! Zij is mijn heerlijke dochter en als zodanig heeft zij nog altijd de waarheid tegen mij gesproken! Wat wil je dus met deze vraag?'
[4] En Kisehel zei daarop tegen Lamech en ook tegen Thubalkaïn: 'Goed, als jullie haar voor de echte Naëhme houden, blijf dan bij jullie geloof!
[5] De bergen zullen dan weer worden versperd en geen van jullie zal ooit de ware Naëhme te zien krijgen; de bouw van de tempel zal niet doorgaan en die meer dan heilige tafel daar wordt meteen door mijzelf uit dit huis gehaald en meegenomen naar de hoogte!
[6] Geloof nu ons - of deze Naëhme! Jullie zal geschieden volgens je geloof! Nu staan voor jullie de poorten van het leven en van de dood in gelijke mate open: Blijven wij bij jullie, dan blijft ook het leven bij jullie; maar blijft deze Naëhme bij jullie, dan is de eeuwige dood jullie onvermijdelijke deel!
[7] Jullie kunnen nu kiezen tussen deze beide uitersten; deel nu jullie wil mee! Amen.'
[8] Hier greep Lamech Thubalkaïn bij de hand, nam hem iets terzijde en zei tegen hem: 'Luister, lieve zoon! Waarlijk, Mij komt deze Naëhme enigszins merkwaardig voor! Want zij heeft tot nu toe mij noch jou aangekeken; maar zoals zij door de deur naar binnen is gestormd en voor ons is neergevallen, zo hurkt zij jammerend nog op de vloer!
[9] Ik ben van mening dat wij niet vanwege haar nu onze goede zaak met de zeven machtige vrienden verbreken; om zeer goede redenen zal het nodig zijn, deze vreemde Naëhme eerst iets nader aan de tand te voelen!
[10] En het allerbeste is dat ik haar gebied om meteen op te staan en die veelbetekenende tafel van de troon te nemen om zodoende voor mij en haar de heersersstoel weer in te ruimen. Doet zij dat, dan willen wij haar woorden geloven; maar is zij daar niet toe in staat, dan weten wij ook dat deze Naëhme niets anders is dan een drogbeeld om ons te verzoeken en wij zullen haar dan ook een passend afscheid geven!'
[11] En Thubalkaïn was het met dit voorstel eens en zei: 'Vader, dat noem ik nog eens een wijs plan; laten wij dus volgens jouw wil en volgens jouw wijze raad te werk gaan!'
[12] En beiden gingen weer naar Naëhme toe. Toen zij bij haar aankwamen boog Lamech zich diep voorover naar Naëhme, raakte haar met zijn vingers aan en zei tegen haar:
[13] 'Naëhme, als je werkelijk mijn dochter bent, sta dan op van de grond en toon me je gezicht! Ga dan naar de troon en haal voor mij die lichtende tafel; geef die aan mij, - en alle macht van die bergtovenaars is gebroken!
[14] Ik ben dan weer de oude, machtige, onoverwinnelijke koning - en jij mijn rechterhand!
[15] Want in en op deze geheimzinnige tafel is de gehele macht van de bergtovenaars verborgen!
[16] Als jij werkelijk mijn dochter Naëhme bent, dan zul je dat doen, als je mij daarmee kunt redden!'
[17] Hierop begon Naëhme te kronkelen en maakte jammerlijke gebaren, deed heel klagelijk alsof zij van louter zwakte niet op kon staan.
[18] Maar Lamech werd boos over dergelijk gedrag en zei: 'Naëhme! Je kent Lamech! - Waarom aarzel je datgene te doen wat ik wil!
[19] Ben je zwak of machteloos, spreek dan; want ik ben toch je vader en bezit nog wel zoveel om je de nodige versterking te verschaffen! Maar als je nog in staat bent zo geweldig te draaien en te kronkelen en zo te jammeren, heb je zeker ook nog genoeg kracht om mee te delen watje mankeert, en waarom je iets dat zo gemakkelijk is niet onmiddellijk kan of wilt uitvoeren!
[20] Sta dus op, of mijn verschrikkelijkste vloek zal je treffen!'
[21] Nu stond Naëhme op, en toen beiden haar gezicht zagen, schrokken zij allergeweldigst; want het had niet de minste gelijkenis met Naëhme.
[22] Toch zei Lamech tegen haar: 'Aan je gezicht herken ik je niet; maar ga naar de troon en doe hetgeen ik je vroeg, dan zal ik je aan je wil herkennen!'
[23] Hierop begon Naëhme te sidderen, en zonk ineen en werd onzichtbaar! - En nu vroeg Kisehel aan Lamech: 'Nu, broeder Lamech, hoe bevalt je deze Naëhme?'
[24] En Lamech en Thubalkaïn vielen voor Kisehel neer en weenden om hun blindheid; want zij hadden nu pas volledig beseft wat er met deze Naëhme aan de hand was en wat voor iemand zij eigenlijk was.
«« 200 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.