Kisehels woorden over broederschap en het gelijke aanzien onder de mensen. Over het ware koningschap

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 201 / 280 »»
[1] Kisehel boog zich voorover, hielp Lamech en Thubalkaïn van de grond opstaan en zei toen tegen hen: 'Broeders, waarom val je voor ons neer? Zijn wij dan meer dan jullie? Zijn wij geen broeders van elkaar?
[2] O zie, dat moeten wij voor de hele verdere toekomst niet meer doen; want alleen aan God komt alle dank toe, alle eer, al onze deemoed en liefde!
[3] Maar als wij waarachtige kinderen van een en dezelfde Vader willen zijn, dan moeten wij elkaar als gelijke beschouwen, geen buigingen verlangen van onze broeders, maar alles wat wij elkaar wederzijds betonen moet enkel en alleen daaruit bestaan, dat wij elkaar uit liefde tot God als waarachtige broeders liefhebben!
[4] Alles wat meer is of minder dan dat, is niet in de goddelijke orde en dus een zonde!
[5] Dat kunnen jullie al zien aan een voorbeeld, waarbij aan iemand door alle andere mensen, hoewel hij geen haar meer is dan zij, een diepe achting wordt betoond.
[6] Wat zal bij degene die zo vereerd wordt al heel spoedig het gevolg zijn van die algemene hoogachting voor hem?
[7] Zie, hij zal weldra beginnen te denken dat hij meer en beter is dan degenen die hem zo veel eerbied bewijzen. Daardoor wordt hij hoogmoedig, al gauw overmoedig en tenslotte zelfs heerszuchtig! Hij zal met de waardering van zijn aanzienlijke omgeving niet meer tevreden zijn, maar zal met deze dwaas onderdanige menigte andere gebieden betreden en de mensen daar door zijn eigen onderhorige dwazen met geweld dwingen voor hem te buigen. En degenen die dat niet willen zal hij mishandelen en zelfs doden.
[8] Zo iemand zal zelfs zover gaan, dat zijn broeders, die hem zeer toegedaan zijn en hem hoogachten zelfs een groot deel van alles wat zij met hun handen verwerven als tribuut van hun dwaze hoogachting moeten betalen!
[9] Zo zullen koningen en wereldse machthebbers in wreedheid ontstaan en hun broeders onderdrukken totdat de dood erop volgt, omdat ze zo dwaas waren om hen aanvankelijk wegens een buitengewoon talent voor iets hogers te houden, wat niet strookte met de goddelijke orde.
[10] Daarom moeten wij God geven wat van Hem is, en aan de menselijke broeders wat hun toekomt!
[11] Eer, hoogachting, deemoed, lof, prijs, dank, liefde en aanbidding is alleen voor God bestemd; wij zijn ten opzichte van elkaar louter broeders en moeten elkaar daarom niet meer en niet minder liefhebben, dan ieder zichzelf liefheeft. Want de werking van de weegbalans, die alles ordent en in evenwicht brengt, komt tot stand doordat wij ons tegenover elkaar net zo gedragen en elkaar net zo bejegenen als ieder zich tegenover zichzelf gedraagt en zichzelf bejegent.
[12] Waar van deze rechte lijn wordt afgeweken, wordt ook de goddelijke orde verbogen en zeer gemakkelijk verbroken, doordat de ene mens de andere zal aanbieden wat hij alleen aan God is verschuldigd.
[13] Waar dat zal gebeuren, zal ook het zaad worden gelegd waaruit alle onheil over de hele aarde zal ontspruiten.
[14] Want waarlijk, ik zeg jullie, geen zonde zal reeds op de aarde zo bloedig worden bestraft als deze, zoals reeds zeer dikwijls het geval was onder jullie heerschappij !
[15] Daarom, mijn lieve broeders, zullen wij ook een heel ander koningschap invoeren! Onder dit koningschap zal de koning een leider en een leraar zijn van zijn broeders, maar zeker geen heer en gebieder.
[16] Zo'n koning zal volgens Gods orde koning zijn en hij zal geen wereldlijke macht nodig hebben, maar de macht en de kracht van de goddelijke liefde, wijsheid en orde zullen in zijn geest wonen en vanuit die geest zal hij moeiteloos voldoende macht hebben om zijn broeders tot al het goede en ware te leiden.
[17] Overdenk dat goed en val dus niet meer voor ons neer, noch voor iemand anders die aan jullie of ons gelijk is, dan zul je een zegen voor het volk zijn; maar laat ook niemand zich voor jullie buigen, dan zullen jullie de volkeren zegenen!
[18] En nu gaan wij naar de eetzaal, want het maal is reeds geheel bereid.
[19] Denk niet aan de verzoeking, maar wees opgewekt, want de overwinnaar zal zich verheugen over zijn overwinning, en er niet droevig door zijn!
[20] Laat ons daarom gaan! Amen.'
«« 201 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.