Het bezoek aan de tempelplaats. De door de Heer gezegende ijver van de goudbewerkers van Thubalkaïn. Bezigheid als middel tot instandhouding en versterking van het leven

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 209 / 280 »»
[1] Bij het aanbreken van de volgende dag en nog ver voor zonsopgang gingen allen naar de troonzaal en brachten daar God de eer.
[2] Allen eerden en aanbaden de allerheiligste naam totdat de zon geheel was opgegaan. Daarna begaven allen zich weer naar de eetzaal waar reeds een rijkelijk ochtendmaal op de gasten wachtte.
[3] Dit werd na een ontroerende lofzang genuttigd.
[4] En na de dank voor dit goede ochtendmaal zei Kisehel: 'Nu, mijn broeders, laat ons naar buiten gaan, naar onze arbeiders om te zien wat zij reeds allemaal tot stand hebben gebracht!
[5] Laat de vrouwen en meisjes na enige tijd een aantal manden vol eten brengen als een goede versterking voor de aankomende arbeiders.'
[6] Hierna gingen allen naar het werkterrein. Daar aangekomen, verwonderden Lamech en Thubalkaïn zich zeer, omdat zij ten eerste niet alleen een hoop glanzende goudklompen ontdekten, bijna zo hoog als een berg, maar ook zagen zij een massa plethamers die reeds in vol bedrijf waren en voorts een grote hoeveelheid van de mooiste, sterk glanzende platen van bladgoud, te en ten tweede konden zij wijd en zijd geen enkel spoor meer ontdekken van de plassen en moerassen !
[7] Nadat zij dat hadden gezien, wendde Lamech zich tot Kisehel en vroeg hem: 'O machtige vriend en broeder, - vertel me toch hoe dit mogelijk was! Want met menselijke krachten is zoiets onvoorstelbaar!
[8] Met de allergrootste moeite kan ik me dat erts nog voorstellen; maar het opdrogen van de plassen, modderpoelen en moerassen, die zich meerdere uren naar alle kant uitstrekken, is volkomen onbegrijpelijk voor mij!
[9] Zeg me toch: hoe is dat in zijn werk gegaan?'
[10] En Kisehel antwoordde Lamech: 'Lamech, weet jij hoe het in zijn werk is gegaan dat het vandaag weer dag werd?
[11] Jij zegt dat zoiets onbegrijpelijk voor je is; en toch zegt dat oneindig veel meer dan het uitdrogen van die poelen, - en naar dat grotere zal niemand vragen!
[12] Weet je dan niet dat bij God alle dingen mogelijk zijn?!
[13] Zie, op de hoogte heeft de grote nachtelijke storm in de nacht voor de sabbat een hele kristallen berg van grote heerlijkheid nagenoeg tot stof verbrijzeld!
[14] 's Morgens zagen alle hevig beproefde bewoners met groot leedwezen die grote pracht van de hoogte geheel vergaan tot een nog dampende hoop puin; verschillende resten lagen verwoest en geheel versplinterd op de uitgestrekte berggrond her en der verstrooid, te
[15] En zie, het kostte de Heer één enkele gedachte, nauwelijks een zucht, één woord, en de geheel vernielde en tot stof vermorzelde grot, een van de wonderbaarlijk grootste, meest verheven en prachtigste paleizen op aarde stond in één ogenblik weer overeind alsof het nooit ook maar door het kleinste zuchtje wind was beroerd!
[16] Zie nu, mijn broeder Lamech, wanneer het ene de Heer zo gemakkelijk afgaat, dan zal iets anders voor Hem zeker niet minder mogelijk zijn!
[17] Voor Hem die de aarde kon scheppen, zal het toch niet te moeilijk zijn om die poelen droog te maken, als Hij dat wil! Dat heeft Hij gewild, te en zie, daarom is het zoals Hij het gewild heeft! Ben je nu tevreden met deze opheldering?'
[18] En Lamech antwoordde: 'Vriend en broeder, te volkomen; maar nu zou ik je nog om iets willen vragen, en dat is het volgende:
[19] Hoe komt het dat de almachtige God graag wil dat zijn schepselen met verschillende dingen bezig zijn te terwijl Hij toch in feite niet in het minst hun diensten nodig heeft?!'
[20] En daarop zei Kisehel tegen Lamech: 'Dat gebeurt allemaal om de eindeloos wijze reden, dat al het van Hem uitgaande leven op de een of andere wijze voldoende en noodzakelijke oefening van zijn krachten zal vinden, zonder welke het zou ophouden leven te zijn!
[21] Activiteit is de instandhouding en de voortdurende versterking van het leven; daarom zijn alle dingen actief, en de mens moet in het bijzonder actief zijn omdat hij door God het meest met leven is begiftigd.
[22] En omdat de mens vooral een geestelijk leven heeft, moet hij dat ook vooral oefenen in de liefde tot God, opdat hij het niet zal verliezen!
[23] Zie, daarom laat de almachtige God ons werken!
[24] Maar zie, daar komen al van alle kanten de arbeiders aan voor de bouw van de tempel; wees erop voorbereid dat je nu ieder zijn werk toewijst!
[25] Maar voor het begin van de arbeid moeten zij eerst eten en drinken!
[26] En zo laten wij nu het werk begintenen! Amen.'
«« 209 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.