De aankomst van de arbeiders die voor de bouw van de tempel opgeroepen zijn. Het visioen van Mura, de bouwmeester. Hij wordt door Lamech beloond en aangesteld als tempelbouwmeester

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 210 / 280 »»
[1] De arbeiders, ongeveer drieduizend in getal, waren nu met de wervers aangekomen op de plaats waar Lamech zich bevond met de zeven boden uit de hoogte. Lamech liet allen op de grond plaats nemen om daar het voedsel tot zich te nemen, dat de vrouwen en de meisjes van Lamech zojuist rijkelijk hadden aangedragen.
[2] Daarna vroeg hij Kisehel de spijzen en de drank voor deze gasten te zegenen; en dat deed Kisehel.
[3] Toen de arbeiders zich voldoende hadden verzadigd en de manden in plaats van leger steeds voller werden, merkten sommigen dat op en waren een en al verbazing; want zij wisten niet waar het vandaan kwam.
[4] Maar Lamech zei tegen hen: 'Verwondert jullie de zegen uit de heilige hoogte? Ja, jullie hebben gelijk dat je je erover verbaast; maar jullie zullen nog heel andere dingen te zien krijgen, die jullie nog onuitsprekelijk meer zullen verwonderen dan wat jullie nu zien!'
[5] Een voorname man uit de stad Farak, die bouwmeester was, stond op, boog diep voor de koning en zei tegen hem:
[6] 'Machtige, luisterrijke koning en heer! Moge de almachtige God van Farak en al onze vaderen u een lang leven schenken!
[7] Ik, een van uw knechten, zou u willen verzoeken mij allergenadigst te willen aanhoren; zie, ik heb iets zeer belangrijks op mijn hart!'
[8] En Lamech, die deze man zeer vriendelijk zijn hand toestak, sprak: 'O, spreek, spreek, broeder en vriend, en heb geen vrees meer voor Lamech; want de hyena is een zachtmoedig lam geworden! Dus zeg wat je op je hart hebt!'
[9] En de man uit Farak boog nogmaals diep voor Lamech en zei toen:
[10] 'Grote koning en heer, zie, vannacht heb ik een droom gehad, waarin zeven grote mannen gekleed in. sterk lichtende kleren bij mij kwamen!
[11] Een van hen kwam naar mij toe en zei tegen mij: `Mura! Jij bent mijn man; trek naar Hanoch, want je bent een bouwmeester, en je zult daar een heerlijk bouwwerk uitvoeren!
[12] Lamech zal voor Faraks God een tempel oprichten, en jij zult de bouw leiden!
[13] Als je morgen zult ontwaken, zul je ook een reeds uitgewerkt plan op je tafel vinden; volgens dat plan moet je de tempel bouwen!
[14] Maar toon het eerst aan de koning, die zal onmiddellijk zien dat het 't juiste is en zal jou als bouwleider nemen!'
[15] En verder zei hij nog tegen mij: `Ik echter, die je dit nu in je droom aankondig, kom samen met deze zes broeders uit de hoogte, als afgezant van de Heer naar de kinderen van de laagte en mijn naam is Kisehel!'
[16] Zie, dat is er tegen mij gezegd, en hier is het wonderbaarlijke ontwerp, dat ik, Mura, waarachtig op wonderbaarlijke wijze vanmorgen vroeg nog ver voor het opgaan van de zon op mijn tafel heb gevonden!
[17] 0 koning en heer, wil u het toch genadig aanzien!'
[18] Lamech, ten hoogste verbaasd en verheugd over dit verhaal, herkende meteen de volkomen juistheid van het ontwerp en zei daarop tegen Mura:
[19] 'Vriend en broeder! Door mijn handdruk benoem ik je tot datgene waartoe de machtige bode van de Heer je in de geest heeft geroepen!
[20] Mijn koninklijke ketting, die ik je nu overhandig, zal je altijd als de door mij gevolmachtigde bouwmeester onderscheiden!'
[21] Daarop vroeg Lamech aan Mura: 'Heb je ook onthouden hoe Kisehel er uitziet?'
[22] En Mura antwoordde: 'O koning en heer! Zo duidelijk, dat zijn gezicht vast nooit meer uit mijn ziel zal verdwijnen!'
[23] En Lamech zei daarop tegen Mura: 'Vriend en broeder, zie, zie je daar die grote man, die nu met Thubalkaïn spreekt? Lijkt die niet op hem?'
[24] En Mura, buiten zichzelf van vreugde, zei: 'O koning en heer, hij lijkt niet alleen op hem, maar - hij is het immers zelf in levende lijve! Ja, ja, hij is het, hij is het!'
[25] En Lamech riep Kisehel bij zich en deze ging naar Lamech toe en zei tegen hem: 'Wel, hoe bevalt jou de bouwmeester uit Farak?'
[26] En Lamech kon van vreugde niet spreken en Mura viel voor Kisehel neer.
[27] En Kisehel zei tegen beiden: 'Sta op, geef God de eer! Jij, Lamech, bent nu een echte koning, en jij, Mura, een echte bouwmeester!
[28] Ga daarom aan het werk: de zegen van de Heer zij met jullie beiden en met het werk van jullie handen! Amen.'
«« 210 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.