Kisehels en Lamechs rondgang in de stad Hanoch. Het bezoek aan de slangenberg en de reiniging daarvan door Kisehel

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 213 / 280 »»
[1] Na deze woorden ging iedereen naar zijn werkplek en deed wat hem was opgedragen. Graag was Lamech gedurende de zeven dagen dikwijls naar de bouw gegaan om naar de voortgang te kijken, maar Kisehel ontraadde hem dat op goede gronden en trok in plaats daarvan vaak met hem in de grote stad rond en maakte het aan alle bewoners duidelijk dat Lamech nu een goede, door God gezalfde koning was.
[2] En de bewoners juichten elke keer weer, omdat de enig ware, almachtige God van Farak Zich zo over de koning en over hen had ontfermd.
[3] Op de zesde dag nam Kisehel hem zelfs mee op een tamelijk hoge berg, die heel dicht hij de stad was gelegen.
[4] Deze berg kon niemand betreden, vanwege de vele grote en buitengewoon giftige slangen; daarom ook waarschuwde Lamech Kisehel daarvoor.
[5] Maar Kisehel antwoordde Lamech en zei tegen hem: 'Lieve broeder Lamech, zie, de reden waarom ik je juist meeneem op deze slangenberg is, datje zult zien hoe groot de goddelijke kracht in de mens is!
[6] Want ik zeg je: Al het gedierte op aarde is beter dan dit soort hier, omdat het een schepsel van de hel is; daarom is ook geen ander dier zo hardnekkig en zo weerbarstig en vol boze heimelijke list als juist dit dier.
[7] En toch zullen zij allemaal deze berg moeten ontruimen en dan ijlings daarheen vluchten waar je in de richting van de avond een brandende berg ziet, over welks kam juist een gloeiende stroom in de diepte stort.
[8] In die stroom zullen zij met duizenden tegelijk worden verteerd!'
[9] Hierop pakte Kisehel een tak van een hazelaar, besneed die van onderen en van boven, zegende hem en sloeg er zeven maal mee op de berg.
[10] Bij de zevende slag verhief zich een luid gesis, ongeveer zoals een nachtelijke winterstorm door de bladerloze takken en twijgen van de bomen suist.
[11] En al spoedig zag men een eindeloos leger van allerlei soorten reuzenslangen en adders van deze berg af snellen en over een grote zandsteppe heentrekken naar waar de genoemde berg brandde.
[12] Toen Lamech dat zag was hij buiten zichzelf van vreugde en zei: 'Nu zij de Heer alle lof en alle prijs, omdat Hij de mens zulke kracht heeft verleend!
[13] Reeds heel lang was deze berg een weerzinwekkende aanblik voor mij; omdat hij zo helemaal vrij stond, heb ik er ook dikwijls over nagedacht of hij niet gereinigd zou kunnen worden van dit walgelijke ongedierte.
[14] Maar niemand kon hem ook maar tot op duizend passen naderen zonder het grootste gevaar te lopen om door deze beesten gevangen en opgegeten te worden!
[15] En nu is ook deze wens van mij op de heerlijkste wijze in vervulling gegaan; daarvoor zij God alle lof en alle eer!'
[16] En Kisehel zei tegen hem: 'Ja, broeder, zo is het goed en billijk; alleen God komt alle lof, alle eer, alle dank en al onze aanbidding en liefde toe!
[17] Het oude ongedierte is weliswaar weggetrokken, maar het heeft nog zevenmaal zoveel jong gebroed achtergelaten; ook dat moet eruit en geheel vernietigd worden! Amen. In naam van de Heer! Amen.'
[18] Nu sloeg Kisehel nog zevenmaal tegen de berg, en onmiddellijk kroop het jonge gebroed in zo'n dichte massa langs de berg naar beneden, dat men de aarde niet kon zien.
[19] Toen werd Lamech bang en hij zei daarom tegen Kisehel: 'O, machtige vriend en broeder, zeg me: is de berg nu geheel gereinigd?'
[20] Maar Kisehel antwoordde: 'Tot op de tienduizend miljoen eieren na in de oude nesten!
[21] Opdat ook die verdelgd zullen worden, moet de berg van binnenuit gaan gloeien, al de struiken en het slechte geboomte door deze gloed verteren en zo van binnenuit, evenals van buitenaf naar binnen toe deze eieren vernietigen!'
[22] Daarop sloeg Kisehel weer zevenmaal tegen de berg; deze begon plotseling te dampen, het struikgewas en het slechte geboomte ging in vlammen op, en alle eieren van de slangen en de adders werden vernietigd.
[23] Pas daarna gingen beiden op een vrije plek omhoog naar de top en kwamen na een kleine inspanning geheel boven aan, God lovend en prijzend.
«« 213 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.