De hevige wind en de vlammenzee tijdens de morgen. De stem van de Heer boven de kring van vlammen. De zonsopgang en de nieuwe gast van de hoogte

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 223 / 280 »»
[1] Het eerste gloren van de nieuwe dag was begonnen, en hierbij stak al spoedig een hevige wind op, die ondanks al zijn hevigheid toch niemand hinderde, maar bij iedereen enkel een hoogst aangename verkwikkende werking had.
[2] Toen de ochtendschemer in een helderder rood begon over te gaan, ging de wind liggen; maar zowel de dichtbij als de verderaf gelegen bergen begonnen des te feller op te vlammen.
[3] En weldra kwamen behalve uit de gewone vuurspuwende bergen ook uit andere bergen en heuvels allerwegen zulke felle vlammen tevoorschijn, dat het morgenrood door de vlammengloed nauwelijks meer was te onderscheiden.
[4] Want de hele omgeving leek over te gaan in een vuurzee.
[5] Tenslotte merkte Lamech dat zelfs ook uit zijn berg hier en daar lichte vlammen opschoten, en hij begon zich daarover enigszins ongerust te maken.
[6] Want hij dacht bij zichzelf dat dat zijn ondergang zou zijn en begon enigszins wantrouwig te worden.
[7] Toen de vlammen echter steeds heftiger werden, kon Lamech dat niet meer gelaten aanzien, maar stond op en zei vol eerbied tegen Henoch:
[8] 'Machtige, grote vriend van de Heer, zie, die verwoestende vlammen zijn al bijna tot ons genaderd! Denk je dat het nog wel langer veilig zal zijn om hier te blijven?
[9] Wat mij betreft, wil ik deze plek wel graag verlaten'!
[10] Maar Henoch antwoordde Lamech: 'Broeder Lamech, denk je dat de Allerheiligste een onreine bodem wil betreden?
[11] Zie, zo reinigt de Heer voor Zichzelf Zijn wegen, als Hij bij ons wil komen.
[12] En als iemand bij Hem wil komen, dan moet hij ook door het vuur van de liefde gaan, anders kan hij Hem niet bereiken !
[13] Zie, als de Heer komt, dan komt Hij in het vuur van Zijn liefde; en toch is Hij noch in de wind en noch in het vuur, maar Zijn wezen is een zachte bries.
[14] Wees daarom niet bang vanwege het vuur - want dat zal geen haar van je verzengen -, maar wacht geduldig en zonder enige angst met ons, en luister goed; want nu zul je de stem van de Vader horen!'
[15] Deze woorden brachten Lamech weer geheel en al tot rust, en hij luisterde aandachtig naar de stem van de Vader.
[16] Toen de felle vlammen reeds een kring om hen vormden terwijl ze daar wachtten, klonk er opeens een stem boven de vlammenkring en haar woorden luidden als volgt:
[17] 'De vrede zij met jullie en met jou, Lamech! Want heden wil Ik intrekken in de woning, die je voor Mij hebt opgericht.
[18] Mijn naam Jehova zal werkelijk wonen in het huis.
[19] Buiten jou zal niemand van je volk het huis betreden, als hij in zijn normale doen is.
[20] Maar wanneer de vlam van de grote liefde iemand naar Mij toe zal drijven, dan moet je voor diegene de poort naar Mijn huis opendoen; zo zal het altijd geschieden!
[21] En op deze berg moet je naar eigen inzicht een gedenkteken voor Mij oprichten, opdat iedereen die het ziet eraan wordt herinnerd dat Ik hier met jou heb gesproken!
[22] Zo waar als Ik echter leef, een eeuwige, heilige God: Indien de kinderen van de hoogte, alsook die van de laagte Mij ooit zullen vergeten, dan zal Ik de gehele aarde richten, en Ik zal een machtige watervloed zo hoog over alle bergen drijven, als je nu de vlammen boven de hoogste bergen ziet, en Ik zal alle schepselen van de aardbodem laten omkomen !
[23] Zo spreekt nu tot jou, Lamech, jouw God en jouw Heer!'
[24] Hierop begon Lamechs ziel intens te beven en hij viel voor God neer op zijn knieƫn en beloofde Hem in zijn hart zijn gehele leven steeds trouw te zijn.
[25] Nu ging ook de zon op, en een krachtige hand greep Lamech en zette hem overeind.
[26] Toen hij zijn ogen weer opende, zie, toen zag hij tot zijn grote verbazing dat alle vlammen op de aardbodem gedoofd waren! Heerlijk straalde de gezuiverde aarde onder het heldere licht van de ochtendzon, en aan zijn zijde zag hij een krachtige, jonge, zeer mooie, ernstige man en hij vroeg aan Hem:
[27] 'Bent U ook een nieuwe gast vanuit de heilige hoogte?'
[28] En de hem nog onbekende Man zei tegen hem: 'Ja, Ik ben ook vandaar, en wel uit de hoogste hoogte!
[29] Maar laten wij nu afdalen naar jouw huis; pas daar zul je Mij nader leren kennen! Henoch, begeleid Mij! Amen.'
«« 223 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.