Henochs woorden over het wezen van de voeding. Een vermaning tot matigheid

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 245 / 280 »»
[1] Toen de hiervoor genoemden nu allen in Lamechs huis waren aangekomen, vroeg Lamech aan Henoch of het niet tijd was om een maaltijd te gebruiken.
[2] En Henoch antwoordde Lamech: 'Volgens je oude gewoonte ligt deze wens in je natuur; laat het daarom ook volgens jouw wens gebeuren! Maar wees daarbij wat ons betreft niet bezorgd, want wij hebben nog geen behoefte aan een maaltijd omdat wij nog oververzadigd zijn van de grote liefde en genade van de Heer, die ons op deze dag zo overvloedig en rijkelijk ten deel gevallen is!
[3] Want zie, niet alleen van het aardse brood leeft de mens, maar veeleer van het woord van God!
[4] Maar als jij het natuurlijke brood eet en je wordt daardoor verzadigd en gevoed, vraag je dan af en zeg: `Waarom en hoe heeft dan dat natuurlijke brood of in het algemeen de natuurlijke spijs mij verzadigd en gevoed?',
[5] En je zult in jezelf het altijd ten volle geldige antwoord krijgen: `Omdat ook al het natuurlijk voedsel voor het lichaam van Gods eeuwige, almachtige woord komt!'
[6] Nu zie, wanneer Gods vast geworden en stevig gebannen woordje al verzadigt en voedt, hoeveel te meer zal het vrije, ongebannen, geheel levende woord, vers uit Gods mond komend daartoe in staat zijn!
[7] Wijzelf ontstonden immers uit Gods woord, daarom kan er voor ons ook in eeuwigheid niets zijn dat voedzamer en verzadigender is dan juist dat levende woord van God!
[8] Dus leeft de mens niet alleen van brood en alle andere wereldse kost, maar hij leeft veeleer van ieder woord dat uit Gods mond komt!
[9] Daarmee wil echter helemaal niet gezegd zijn dat de mens het natuurlijke voedsel niet moet genieten, omdat dat toch door God voor dat doel is geschapen en Hij zichtbaar voor ons allen daarvan met ons heeft gegeten; maar het moet niet onze voornaamste behoefte worden!
[10] Zie, Lamech, ook dat hoort in de orde van de goddelijke dingen!
[11] Maar ik zeg je: Wees altijd matig in het genieten van natuurlijk voedsel, want daarin ligt een grote verzoeking.
[12] Je kunt me helemaal geloven: Wanneer wij het natuurlijke brood eten en de vruchten van de aarde, dan moeten wij daarbij zeer behoedzaam zijn dat onze onsterfelijke geest niet in verdrukking raakt door de grove zinnelijke last van dat voedsel!
[13] Want je kunt bij gulzige kinderen al duidelijk zien, hoe zij juist door hun te grote begeerte naar voedsel dom worden en dan niet tot geestelijke arbeid in staat zijn, terwijl daarentegen steeds de eerder sobere kinderen al gauw fijne denkers worden.
[14] En zoals dat hij kinderen al duidelijk het geval is. is dat des te meer zo bij de volwassen mens, bij wie zich begeerten hebben ontwikkeld die het kind nog vreemd zijn.
[15] Ik zeg je, lieve broeder Lamech, met natuurlijke kost neem je het natuurlijke op, en dat wordt niet in je vergeestelijkt, maar het verstoffelijkt enkel je geest; maar in het woord neem je het geestelijke op en dat verzadigt, voedt en versterkt de geest tot het eeuwige leven.
[16] Door natuurlijk voedsel wordt het lichaam gevoed en de geest verdrukt en tot vasten gedwongen; maar door geestelijk voedsel behalen beide voordeel: de geest wordt krachtig en machtig en zijn zintuigen worden oneindig scherp, en het lichaam wordt dan door de geest buigzaam, genoegzaam, duurzaam en wordt krachtig gehouden als een goed geweven kleed uit fijne, maar wel des te steviger en sterkere vezels.
[17] In natuurlijke kost rusten verdorven geesten, en heeft de mens er teveel van in zich opgenomen, dan worden zij meester van zijn eigen geest en ondergraven zijn wezen zoals knagende kevers en wormen een boom ondergraven, hem ruïneren en tenslotte geheel te gronde richten.
[18] Maar geestelijk voedsel is voor de geest als verkwikkende regen uit de hemel, waaronder hij al gauw tot een heerlijk krachtige geurende bloem van het eeuwige leven zal opbloeien.
[19] Dus dat, broeder Lamech, moet je ook altijd in acht nemen en jezelf en je volk zo opvoeden!
[20] Nu je dit verheugd en welwillend hebt vernomen, kun je voor ons allen nu ook een goed maal laten aanrichten, - maar met mate en zin! Amen.'
«« 245 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.