Lamech laat een broederlijk feestmaal voor de armen en gevangenen bereiden. De verwondering van Brudal, de keukenmeester, en zijn gevangen gehouden familie

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 246 / 280 »»
[1] Na deze woorden, die Lamech werkelijk stichtten en hem van de grote waarheid van de zaak overtuigden, ging hij naar zijn keukenmeester in een zijkamer en bestelde een matig, eenvoudig maal.
[2] De keukenmeester, geheel verbluft door deze bestelling, vroeg aan Lamech of hij dat wel werkelijk meende.
[3] Maar Lamech antwoordde hem: 'Waarom vraag je me dat'? Ik zal toch wel weten wat me te doen staat!
[4] Ik zeg je echter: vraag nu niet verder, maar doe wat ik je heb opgedragen, dan zul je een goede dienaar zijn van hem die nu door God als een goede leider over jou is gesteld!'
[5] Deze woorden verbaasden de keukenmeester, en hij zei zachtjes bij zichzelf: 'Is Lamech dan geen koning meer'? Wat betekent het als hij zegt: `Die door God als een goede leider over jou is gesteld'? Dat moge begrijpen wie dat kan; maar ik begrijp het niet!'
[6] Maar Lamech merkte heel goed wat zijn keukenmeester in zijn baard had gemompeld, hij wendde zich tot hem en zei: 'Luister, Brudal! Wat je niet begrijpt, kan je immers worden uitgelegd! Zie, tussen Lamech de koning, en Lamech de leider, is het volgende onderscheid:
[7] Lamech als koning zou je voor deze kritiek meteen hebben laten vastnemen en vermoorden; maar Lamech als de door God aangestelde leider, stapt naar je toe, omarmt je en zegt tegen je: mijn beste Brudal, ga en doe zoals ik je heb opgedragen; want zo wil de Heer het immers, de grote, eeuwige, almachtige God van Farak!
[8] Maar als jij reeds een overvloed aan spijzen en dranken hebt bijeengebracht, laat dan de armen en alle gevangenen in de troonzaal samenkomen en bedien hen als waren zij allen mijn broeders en kinderen!
[9] Stuur ijlboden door de hele stad en zeg tegen hen dat zij iedereen die zij ook maar aantreffen, in mijn huis moeten brengen! En alle gevangenissen moeten worden geopend, en niet één gevangene zal achter hoeven blijven, - ook niet mijn ergste en grootste vijanden, wier voedsel tot nu toe uit grote gebraden moerasinsecten (kreeften) bestond; zij zullen nu met mijn koninklijk voedsel worden verzadigd!
[10] Van nu af aan wil ik voor mijn volk geen richtende koning meer zijn en een heer die over leven en dood oordeelt, maar alleen nog maar voor allen een wijze leidinggevende broeder in Gods orde zijn.
[11] Zie, mijn beste broeder Brudal, dat is nu het verschil tussen de koning Lamech en de leider Lamech! - Maar ga nu meteen uitvoeren wat ik, nu als een broeder van jou, je heb opgedragen!'
[12] Brudal sprong op van uitbundige vreugde en zei luid: 'O grote, almachtige God! Alleen U was het mogelijk om het ijzeren hart van Lamech in een warm broederhart om te vormen!
[13] O God, o God, hoe eindeloos gelukkig hebt U mij ineens gemaakt! Ik zal vandaag nog mijn trouwe vrouw, mijn twee broers en mijn zeven kinderen zien - drie jongens en vier volwassen dochters - die ter dood veroordeeld in de gevangenis kwamen omdat zij Lamech niet als god wilden aanbidden!'
[14] Toen rende hij weg, zorgde voor alles, en na verloop van een uur waren alle gevangenen reeds in de troonzaal en ook een heleboel andere armen.
[15] En Brudal zette al het hofpersoneel flink aan het werk en bediende alle armen en gevangenen; dezen loofden de grote God van Farak, dat Hij hen zo wonderbaarlijk had verlost en zij aten en dronken.
[16] Maar de familie van Brudal wilde niet eerder eten dan nadat zij hadden gezien dat Lamech werkelijk zo veranderd was; want zij dachten dat het wel eens een luim van de koning kon zijn.
[17] Lamech nu kwam na enige tijd weer bij Brudal en vroeg hem: 'Brudal, waarom heb je ons nog geen spijzen aangereikt! Zie, de hoge gasten uit Gods hoogte zijn immers bij ons! Wat zullen die wel van ons denken, wanneer wij hen zo verwaarlozen! Zorg er toch voor dat wij spoedig iets te eten krijgen!'
[18] En Brudal wees Lamech op zijn angstige familie en zei toen tegen hem: 'O broeder Lamech, verhef toch ook deze armen, opdat zij geloven welk een genade door God aan jou werd gegeven!
[19] En toen Lamech deze armen zag was hij tot tranen bewogen, hij boog zich over hen heen, liet hen opstaan en zei tegen hen: 'Kom bij me! Ik heb jullie gekweld, ik heb mij ernstig aan jullie bezondigd; maar ik wil nu ook al die krenkingen zodanig goed maken, dat woorden tekort zullen schieten als jullie daarover willen spreken!
[20] Volg mij nu in mijn eetzaal, opdat jullie aan mijn zijde zullen zitten en nu en altijd aan mijn tafel zullen eten!'
[21] Hierop begonnen de armen van vreugde bijna te huilen, zij loofden en prezen God en volgden Lamech naar de eetzaal.
«« 246 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.