Uranions goede antwoord aan de schreeuwende vrouwen. Ghemela en de vreemde Man, die Zich tenslotte als de Heer bekendmaakt. De liefdesscène op de heuvel en het getier van de andere vrouwen. Henoch en de Heer.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 279 / 280 »»
[1] Nadat de vrouwen geruime tijd voor de hut van Purista hadden geroepen, kwam Uranion eindelijk naar buiten en vroeg enigszins geërgerd wat er dan wel voor gevaar dreigde dat zij zo hoogst onzinnig blèrden alsof iemand hen naar het leven stond.
[2] Maar de vrouwen wezen naar de met gras begroeide heuvel en zeiden: 'Zie die grote schande daar! En dat juist vandaag nu de Heer door jullie wordt verwacht! Een krachtige, stevig gebouwde jonge man, die - God mag weten van waar is gekomen - heeft zojuist de drie jongste vrouwen gekaapt, hen mee genomen naar de geheiligde heuvel en heeft daar waarschijnlijk iets met hen!
[3] Kijk daar maar eens, hoe die drie hem omarmen en zich tegen hem aan vleien, dat het een lieve lust is!
[4] Neen, deze schande op een dag als vandaag, waarop de boden van de Heer met de eerbiedwaardige Henoch hier zijn aangekomen, en, als gezegd is, waarop de Heer onze Purista heeft beloofd om aan ons allen te verschijnen!
[5] Ga er toch naar toe en laat ze op zijn minst weggaan van die plaats, want ze zijn alle eer en achting vergeten!'
[6] Maar Uranion zei tegen hen: 'Weten jullie wat? Als het voor jullie te pijnlijk is om aan te zien, kijk er dan niet naar, dan zal tiet meteen heter niet jullie gaan! Waarom zou ik de genode gasten uiteen moeten drijven, als zij ons geen kwaad doen?!
[7] En wat de heilige met gras begroeide hoogte betreft, die heeft in zeker opzicht slechts voor ons een betekenis; maar voor vreemden die dat niet weten, is die net als iedere andere plek!
[8] Kom daarom nu weer tot rust, en stoor ons niet meer in de hut, omdat wij de Heer verwachten! En als de Heer verschijnt, dan zal Hij dergelijke vergrijpen wel weten te laken; blijven jullie maar mooi stil en rustig! Amen.'
[9] Na deze woorden deed Uranion de deur van de hut weer dicht en liet de vrouwen gaan.
[10] Maar toen de vrouwen zagen dat zij met hun geklaag niets hadden bereikt, gaven zij zich geërgerd gewonnen, en beschimpten nu nog slechts in stilte de drie vrouwen en de man niet minder; maar zij waren wel het kwaadst op de vrouwen.
[11] Ghemela vroeg de Man of Hij ook aanwezig geweest was toen de Heer enkele dagen op de hoogte had vertoefd en hun de ware wegen van het heil had onderwezen.
[12] En de Man antwoordde Ghemela: 'Luister, geliefde van de Heer, - of Ik daar toen aanwezig was? - Wees ervan verzekerd, dat Mij daar niet het geringste is ontgaan. Ik weet zelfs dat de lieer je oh lijn handen droeg, hoe Hij Naëhme troostte en sterkte, en hoe Hij deze Pura opnam, haar aan Zijn borst drukte en haar een zeer grote belofte deed! Hieruit kun je wel opmaken dat Ik toen zeer zeker ook aanwezig was!'
[13] Hierop bloosde Ghemela en zei, zuchtend vol van verlangen tegen zichzelf: 'Ach! Over zo'n oneindig allerzaligst ogenblik zal ik mij op deze aarde vast nooit meer kunnen verheugen!'
[14] Maar de Man zei tegen haar: 'Wie weet wat er vandaag nog allemaal staat te gebeuren als de Heer zal komen, - zo Hij misschien al niet gekomen is!
[15] Ghemela, kijk Mij eens goed aan! Zou je niet ook graag op Mijn arm willen gaan zitten?'
[16] Geheel ontbrand in geheime liefde tot hem keek Ghemela de man ietwat verstolen aan en ontdekte in hem een grote gelijkenis met haar voor eeuwig meest geliefde Abedam, de Heer en Vader van hemel en aarde, en zei toen na enig stilzwijgen:
[17] 'Luister, bovenal wijze en ook ons aller liefde waardigste man, jouw vertelling over de toestand in de laagte, die zo levensecht was dat ik geloofde zelf getuige van alles te zijn geweest, was meer dan alleen maar menselijk! Dat verzekerden ook Naëhme en Pura zojuist, terwijl zij nog vol zielsverlangen aan jouw zijde, je liefkozend prezen.
[18] Wanneer ik je bovendien nog beter bekijk en een grote gelijkenis tussen jou en Abedam opmerk - waarbij nog komt dat de lieflijke stem van je uitnodiging mij zo machtig innerlijk beweegt, - zie, dan zou ik mijzelf nu wel meteen op je arm willen werpen, als die andere moeders daarginds maar niet zo boos waren en zo naarstig zouden spieden wat wij hier doen.
[19] O, als het aan mij lag, - dan bevond ik mij allang op jouw handen! Maar die boze moeders daarginds! Neen, - ik durf het toch niet! En als dan - ook de Heer nog kwam - en Lamech! - ach, dan kon het er wel eens heel slecht voor mij uitzien!
[20] Ik heb je weliswaar alleen maar zo lief, omdat je zo veel overeenkomst met de Heer hebt en ook precies zo spreekt als Hij en jouw stem ook helemaal op de Zijne lijkt; maar dat zou mij ook helemaal moeten verontschuldigen! Ja, ja, dat zou mij volkomen moeten verontschuldigen!
[21] Ach, ik zou maar al te graag op je arm willen gaan zitten! Het zou wel zalig zijn op je arm te zitten! Als ik maar wist dat niemand zich daaraan zou ergeren en in het bijzonder de Heer het mij maar niet kwalijk neemt, dan zou ik je uitnodiging wel aannemen!'
[22] De Man sprak nu tegen Ghemela: 'Luister, Mijn dochter, maak je om de Heer geen zorgen! Als de Vader je op Zijn arm neemt, dan zal de Heer je daarover niet boos aankijken; kom daarom gerust bij Mij, je Vader!'
[23] Nu wist Ghemela opeens wie de Man was, zij gaf een kreet van hoogste verrukking en wierp zich ongeremd aan Zijn borst. En de Vader drukte haar eveneens met Zijn handen aan Zijn hart en zei tegen haar en de beide anderen:
[24] 'O, Mijn liefste dochtertjes, heb nu jullie Vader uit alle macht lief! Want jullie waren de laatsten en werden buitengesloten uit de hut; maar daarom zijn jullie nu ook de eersten naar wie Ik toekwam! Geniet daarom dan nu ook van de volheid van Mijn liefde! - Maar nog moeten jullie Mij niet verraden, want de anderen moeten Mij uit zichzelf herkennen!'
[25] Toen de andere vrouwen deze scène zagen was bij hen de maat vol; zij schreeuwden onmiddellijk moord en brand, renden nogmaals naar de hut van Purista en maakten daar zo'n geweldig lawaai, dat daarop alle gasten tezamen met Purista geschrokken naar buiten kwamen.
[26] Toen zij allen buiten stonden wezen de vrouwen hen op de scène die zich op de met gras bedekte heuvel afspeelde.
[27] Maar Henoch beduidde hen te zwijgen en zei toen: 'Wanneer dat alles is, is dit lawaai totaal onnodig geweest; maar omwille van de vrede zal ik er heen gaan en het viertal zeggen dat zij zich van die domme plek moeten verwijderen!'
[28] En Henoch ging erheen en herkende de Heer onmiddellijk.
[29] De Heer zei echter tegen Henoch: 'Henoch, stuur ter genezing van de grote dwaasheid van deze vrouwen ook nog Purista naar Mij toe, opdat die dwaasheid met wortel en al wordt verwijderd! Maar verraad Mij nog niet; laat alleen Sehel weten dat Ik hier ben en laat hem na enige tijd hier bij Mij komen! Amen.'
«« 279 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.