Waarheid zonder liefde deugt niet voor het leven. Liefde en leven. De missie van de vrouw

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 34 / 280 »»
[1] Na dit innerlijke gesprek met zichzelf stond Hored op en ging met onvervaarde pas naar Abedam toe en wilde daar ten overstaan van alle vaderen zijn dank uiten; maar Abedam was hem voor en zei tegen hem:
[2] 'Hored, denk je dan dat dat stille gesprek in je hart Mij ontgaan is? - Laat dat gevoel verre van je zijn!
[3] Zie, toen je zag dat Naëhme zo goed als geheel voor je verloren was, keerde je pas in jezelf terug en kon je je tot Mij wenden!
[4] Het was weliswaar terecht dat je je tot Mij gewend hebt en je hebt je in alle waarheid omgewend, - maar het was een droge ommekeer, omdat je Mij aan het einde van dat innerlijk gesprek met een opgewonden hart kon vragen, dat, zo er al iemand gestraft moest worden, Ik hem liever niet vuur, gif en schorpioenen dan met Naëhme's zou straffen, - en dat Ik verder toch eens genoeg zou moeten krijgen van dat straffen!
[5] Zie, uit dergelijke verzoeken blijkt nog heel weinig liefde tot Mij en liefde tot de naaste.
[6] Je gedachten behelsden de volle waarheid, maar toch deugt deze in het geheel niet voor het leven wanneer ze niet gepaard gaat met de liefde!
[7] Ik zeg je echter: Als je om Naëhme gehuild had, dan zou je Mij liever zijn geweest dan nu; want dan zou je Mij getoond hebben dat je hart vervuld is van liefde, - alleen had die een verkeerde richting, maar dat zou gemakkelijk te verhelpen zijn geweest.
[8] Zo heb je Mij weliswaar open ogen getoond, maar een gesloten hart; de ogen deugen niet voor het opnemen van het leven, maar alleen het hart. En zie, juist datgene wat levend in je zou moeten zijn, is dood in jou!
[9] Jouw gedachte is maar voor de helft waar, omdat er geen liefde in is; zou er liefde in zijn, dan zou zij zeker tot een andere slotsom zijn gekomen dan deze verkeerde: dat Ik als Vader in zekere zin slechts welgevallen zou hebben aan straffen! Hoe dwaas!
[10] Mijn eeuwige ordening van de allerhoogste en zuiverste liefde vat jij op als straf en je vraagt Mij: Krijg nu eens genoeg van dat straffen!
[11] Zie, als Ik nu aan jouw dwaze verzoek gehoor zou willen geven, wat zou er dan weldra van de schepselen terechtkomen?
[12] Opdat je echter je dwaasheid volledig inziet, zal Ik voor dit doel jouw verzoek aan die oude, machtige ceder daar vervullen!
[13] Nu, wat vind je daarvan? Waar is de machtige boom nu? Zie, er is ook niet het geringste spoor meer van overgebleven!
[14] Begrijp je nu waartoe het verhoren van je verzoek voor de schepselen zou kunnen leiden en zie je nu ook je grote dwaasheid en hoeveel leven er in jou aanwezig is?
[15] Ik zou jullie liever met vuur, gif en schorpioenen moeten straffen dan met Naëhme's?! - Zie, het is waar dat Ik de vrouw aan de man gaf tot zijn verdeemoediging, omdat Ik al sinds eeuwigheid wist hoe het er met het alleenstaande hart van de man voorstond.
[16] Alleen in dat opzicht - slechts voor de helft - zou de vrouw gezien kunnen worden als een kleine straf gericht op het hoogmoedige hart van de man; wanneer iemand daarbij slechts een klein beetje verder denkt, moet hij dan niet spoedig inzien dat juist dit ogenschijnlijke strafmiddel een zeer groot hulpmiddel, ja een van de meest belangrijke middelen is om het ware, volkomen, meest zalige, eeuwige leven in Mij te bereiken?!
[17] Zie, Ik zeg dit nu reeds voor meer dan de duizendste keer, alleen de liefde tot Mij en daardoor ook tot je broeder en je zuster is voorwaarde voor het eeuwige leven en wel daarom, omdat juist in Mijzelf het oereeuwige fundamentele leven van al het leven in zijn gehele heilig eindeloze uitgestrektheid niets anders dan zuiver liefde is.
[18] Als je dus de liefde niet hebt, waar moet dan jouw leven vandaan komen?
[19] Want als iemand Mij niet opneemt in zijn hart, terwijl toch alleen Ik het leven ben, - hoe en waardoor zou hij dan moeten leven?
[20] Ik ben de eeuwige liefde Zelf; als iemands hart dus zonder liefde is, is het dan voor Mij ook niet in dezelfde mate zonder leven?
[21] Ga nu terug en houd een kleine bespiegeling en zie wie er in de eerste plaats aan het hart van het kind de liefde leert door de liefde, wie het hart in de eerste plaats tot liefde en leven wekt!
[22] Wie voedt het hulpeloze kind uit haar eigen borst? Wie gaf je dan je eerste voeding en droeg je op haar tedere, zachte handen vanuit de dood het eerste leven binnen? - Kijk naar je moeder, jij dwaas!
[23] Toen jij echter als jongeling de mannelijke kracht in je voelde ontstaan en je trots wilde verheffen, alsof je geroepen was om zon, maan en alle sterren met grote verachting te verbrijzelen en zo jezelf te verstrooien in het eeuwige niets, wie kwam je toen tegemoet, - wie kluisterde toen je hart voor de liefde en het leven in je, - wie leidde je toen weer voor het eerst terug in de eigen woning van het leven, - wie leerde jou toen weer opnieuw de liefde, die je moeder je geleerd had, maar die je vergeten was?
[24] Wie, zeg het Me, wie was die engel die je met haar gehele lichaam luid toeriep: `Hored, heb lief, heb lief, heb lief - en leef; maar bemin rein, bemin in God en leef in God en leef voor mij en klop niet aan de poorten van de dood!'?
[25] Zie, hier aan Mijn voeten ligt en bemint deze engel, die jij voor vuur, gif en schorpioenen zou willen ruilen; zie, het is Naëhme!
[26] Ga nu heen en betreur je dwaasheid; en wanneer je liefde zult voelen in je hart, ja, Ik zeg je, een machtige, krachtige liefde tot Mij, je heilige, goede, meest liefdevolle Vader, - sta dan op en kom terug, opdat Ik je zal zegenen met het eeuwige leven! Amen.'
«« 34 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.