Garbiël looft de maaltijd. Abedams woorden over de overdreven dankbetuiging

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 55 / 280 »»
[1] Nadat de twaalf, die bij de manden zaten, zich rijkelijk verzadigd en gesterkt hadden en opgestaan waren, gingen zij meteen naar Abedam, Adam en Seth en dankten zeer innig voor de grote genade, of zoals zij het zeiden, dat zij zich zelfs uit de etensmand van Adam met de meest smakelijke spijzen hadden mogen verzadigen.
[2] En Garbiël zei toen luid tegen de overigen: 'Broeders! Ik denk dat wij bijna allemaal een goed gehemelte hebben; als jullie daarmee hetzelfde ervaren hebben als ik, dan moeten jullie. het allemaal zonder uitzondering met mij eens zijn en zeggen:
[3] In zoverre wij de anders slechts magere aardbodem kennen, brengt zij geen vruchten voort waarvan de heerlijke vorm reeds alles wat wij tot nu toe gezien hebben zozeer overtreft als het licht van de zon het sobere licht van de maan wanneer deze begint of uiteindelijk weer ophoudt te schijnen.
[4] Wat echter de goede geur en smaak betreft, daarvoor biedt mijns inziens de gehele aarde geen vergelijkbaar treffend beeld meer, - behalve als ik de zin van de woorden van Diegene die nu in ons midden is (de heilige, meest liefdevolle Vader!), vergelijken mag met de zin van mijn ledige gezwets, welk onderscheid eindeloos en voor iedere geschapen tong onuitsprekelijk is.
[5] Daarnaar te oordelen, lieve broeders en vrienden, hebben deze vruchten een onvoorstelbaar hogere oorsprong (fan die welke wij allen reeds al te goed als de gewone kennen.
[6] Daar dit niet te ontkennen is, wat volgt er dan als eeuwige plicht onzerzijds?
[7] Kijk naar mij. Dit hart, dat in mijn borst slaat, wil ik voor de allerhoogste Lever van zulke gaven als een eeuwig damkoffer van de grootst mogelijke liefde laten branden en zoveel als maar mogelijk is, de heilige Vader loven en prijzen, dag na dag, uur na uur en ieder ogenblik.
[8] Want uitzonderlijk zoet waren deze vruchten en meer dan heerlijk hun goede smaak! Daarom willen wij ons leven lang de heilige Vader loven en prijzen; want Hij is immers meer dan goed en is vervuld van de allerhoogste liefde, genade en erbarming. En dat alles duurt hij Hem eeuwig voort; laat daarom ook Zijn heilige naam voor eeuwig met grote kracht geloofd en geprezen zijn! Amen.'
[9] En allen antwoordden met: 'Ja, voor eeuwig zij de meer dan heilige naam van onze grote heilige Vader boven alles geloofd en geprezen! Amen.'
[10] Pas daarna vielen zij voor Abedam neer en loofden en prezen Hem mateloos uit de diepste grond van hun hart.
[11] De hoge Abedam liet hen echter weer opstaan en toen zij zich allen geleidelijk aan weer opgericht hadden, zei Hij tegen hen:
[12] 'Kinderen, een vader beleeft wel werkelijk veel en grote vreugde aan dankbare kinderen die hun harten hoe langer hoe meer vullen met de ware kinderlijke liefde voor de vader.
[13] Maar wat dunkt jullie van het volgende geval: Als een vader een kleine rijpe appel aan een kind zou geven en als dat kind dan wegens deze gave meteen zo aangedaan zou worden en zou blijven, dat het daarop nooit meer op wil houden om de vader dag en nacht te loven; en als de goede vader het dan wil kalmeren, het kind desondanks toch in één adem aan één stuk door de vader wil loven zolang het nog in staat is enig geluid voort te brengen en aan het loven pas een einde zou komen als het werkelijk niet meer ging. Wel, wat is jullie mening daarover?
[14] Hoe zeer zal het de goede vader bij een volgend geschenk ter harte gaan, ails hij reeds van tevoren ziet aan wat voor een kwellende dankbetuiging hij daardoor zijn lieve kind weer prijs zal geven!
[15] En hoeveel pijn zal het zijn hart wel doen, wanneer hij er aan denkt om zijn kind een groter geschenk te doen toekomen, als reeds zo'n geringe gave het van louter dankbaarheid bijna om het leven brengt!
[16] En zal het kind mettertijd werkelijk een groter geschenk verleend worden, hoe zal het dan in staat zijn hiervoor naar verhouding te bedanken, als het zich reeds heeft uitgeput in dankbaarheid voor de eerdere nauwelijks bijzondere kleinigheid!
[17] Als je Mij nu voor een vleugel van een mug en voor een haartje op je lichaam met de grootst mogelijke liefde dankt, ja eeuwig wilt danken, dan zou Ik vervolgens toch ook graag van je willen horen, hoe en hoe lang je Mij zult danken als Ik jullie allen het allerhoogste goed zou schenken, hetgeen het meest zalige en eindeloos gelukkige eeuwige leven is!
[18] Of, als je Mij voor een noot reeds de hele aarde, de maan, de zon en alle sterren als dankoffer wilt brengen, wat zullen jullie Mij dan daarna wel bieden als Ik jullie een gehele aarde schenk?!
[19] Zie, Mijn boven alles geliefde kinderen, daarom moet ook de dank een juiste dank zijn, die een liefdevolle erkenning is van datgene wat iemand ontvangt!
[20] Als echter iemand voor een strohalm net zo bedankt als voor een ceder, dan is hij ofwel een dwaas, of zijn hart stelt een leugenachtige erkenning ten toon van iets wat hij nog nooit ontvangen heeft.
[21] Maken ook jullie daarom een einde aan je loftuitingen en bereid je hart daarentegen liever voor om uit Mijn hand datgene te ontvangen wat eindeloos hoog boven al deze vruchten verheven is!
[22] Ga echter eerst je hart binnen enkijk daar een weinig rond; laten jullie allen Mij dan eenstemmig weten wat je daar zult vinden! Amen.'
«« 55 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.