Henochs aanwijzing hoe men in zijn eigen hart moet kijken. Het verschil tussen het verstandelijke licht en het licht van het hart. Wereldse liefde en eeuwige liefde

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 56 / 280 »»
[1] Na deze woorden van Abedam trad het twaalftal op aanwijzing van Henoch enkele schreden terug. Bij hen blijvend, begeleidde hij hen ook geestelijk in hun hart, en maakte hen met weinig woorden duidelijk wat het betekent, in zijn eigen hart te kijken en dan datgene gewaar te worden wat er in het hart is of omgaat. - Zijn woorden luidden aldus:
[2] Luister, lieve broeders, de allerheiligste, meest liefdevolle Vader Abedam Jehova Emmanuël Abba heeft tot jullie gesproken, nadat Hij jullie kinderlijke loftuitingen voldoende had aangehoord:
[3] `Kijk rond in jullie hart; en geef getrouwelijk aan Mij weer wat je daarin zult vinden!' Dat was de zin van de zeer heilige woorden.
[4] De allerheiligste Vader heeft ook heel goed gezien dat je deze zin niet zult begrijpen; daarom gaf Hij mij stil in mijn hart de opdracht om jullie in je hart te begeleiden en zodoende ook de verborgen zin van Zijn laatste woorden, die hij aan het slot tot jullie allen heeft gericht.
[5] Daarover zijn jullie weliswaar een beetje verbaasd, maar jullie zullen zeer spoedig allemaal inzien dat het niet zo gemakkelijk is om je ogen zonder meer in je eigen hart te richten en het dan geheel en al te beschouwen.
[6] Want zie, tot nu toe was bij jullie allen het verstand van je hoofd voornamelijk het licht van je ziel, maar de eeuwig levende geest, die in het hart van de ziel woont en die het enige, ware, innerlijke, levende licht van het leven is, is hij jullie nog nooit gewekt!
[7] Is deze echter niet gewekt, dan is het ook zinloos om in het hart te schouwen; want wat moet er dan wel gezien worden als daar geen licht is?! Of is er iemand die in een stikdonkere nacht ook maar een handbreedte voor ogen kan tien?!
[8] Dat geldt dan ook des te meer voor liet geestelijk schouwen in het eigen hart, waar niemand in staat is iets te onderscheiden als zijn geest niet van tevoren tot leven werd gewekt.
[9] Maar, zul je je nu afvragen, hoe en waardoor kan de geest dan gewekt worden?
[10] Zie, juist daarom kreeg ik de aanwijzing om jullie allen hierheen te begeleiden. Omdat wij reeds tot hier voorspoedig aangekomen zijn, zullen wij met de hulp van Diegene die ons allen deze heilige opdracht gaf, ook daar aankomen, waar wij allen moeten aankomen volgens de allerbeste en incest volkomen, meest heilige wil van Degene die ons allen deze opdracht gaf!
[11] Het enige middel om de geest op te wekken is dat jullie allen je in je hart, dat wil zeggen in de meest volkomen liefde, tot de allerheiligste Vader wenden, vol vertrouwen en vol gerechtvaardigde, onbaatzuchtige trouw.
[12] Wanneer je nu gewaar zult worden dat het in je hart steeds warmer en warmer wordt, sla dan acht op je hart; want dan wordt het licht ontstoken. En als dan jullie harten allemaal zullen ontbranden voor God, de heilige, liefdevolste Vader, schouw dan in jezelf en je zult de wonderen van het eeuwige leven daar in jezelf aanschouwen!
[13] Maar onthoud bovendien heel erg goed dat jullie in geen geval de allerheiligste Vader alleen daarom gaan liefhebben; want de allerheiligste Vader wil ter wille van Zichzelf bemind worden. En dat jullie liefde niet een zodanige vorm aanneemt dat zij slechts van vandaag tot morgen duurt; want met een slechts tijdelijk aanwezige liefde is de zwakke vrouw immers niet eens tevreden, laat staan de eeuwige God!
[14] En het zal met het leven gesteld zijn zoals met de liefde. Is de liefde tijdelijk, dan zal ook het leven iets vergankelijk, zijn net als de liefde, die de enige voorwaarde voor het leven is. In een dergelijke tijdelijke liefde is echter geen licht.
[15] Is de liefde echter voor eeuwig gevormd, dan is het leven dat ook. En zie, zo'n eeuwige liefde is pas het stralende wakker worden van de eeuwige geest, die zelf niets dan puur liefde is.
[16] Nu weten jullie alles. Handel daarnaar, dan zul je heel goed en spoedig in staat zijn om je innerlijk te beschouwen! Amen.'
[17] En Besediël greep nu Henochs hand en zei tegen hem: 'Mijn boven alles geliefde broeder! Met welke uitstortingen van mijn hart zal ik je nu danken voor deze zo bijzonder heerlijke dienst, die je onze zeer behoeftige harten hebt bewezen?!
[18] Zie, op dit punt was ik, althans wat mijzelf betreft, nog tot op dit huidige ogenblik blind, wat je tenminste bij mij heel precies geraden hebt; want tot nu toe heb ik alleen getracht mijn verstand te ontwikkelen en alles wat ik ook maar tegenkwam, te ontleden, omdat ik bij mijzelf dacht:
[19] Gods volkomenheid onderscheidt zich van onze onvolkomenheid alleen maar door een geheel volmaakt verstand, - zodat wij dan ook slechts door alleen ons verstand te ontwikkelen dichter bij God kunnen komen.
[20] Dat ik dan ten gevolge van deze hoogst onjuiste reden nooit acht geslagen heb op mijn hart, hoef ik je hier niet nog eens met zinloze woorden te bevestigen, daar je immers van tevoren al heel treffend gezien hebt hoe het met ons hart is gesteld.
[21] Maar hoe dwaas en volslagen tevergeefs deze dikwijls vreselijke moeite was, zie ik pas nu in; want wat zou al die eindeloze wetenschap voor nut hebben voor de dode?!
[22] Voor duizend zinloze ademhalingen zou de nacht onuitsprekelijk veel beter zijn; de kennis is overbodig voor degene die het leven heeft.
[23] Of waartoe zou voor de stekeblinde eigenlijk het licht dienen en waartoe voor de levende, wiens geest zelf een allerhelderst licht is?!
[24] Zie, broeder, dat begreep ik vroeger niet; maar omdat je nu door de genade van de allerheiligste Vader aan mijn borst geklopt hebt, heeft mijn hart zich dadelijk gemeld en zei:
[25] `Liefde, liefde, liefde is het grote woord van al het zijnde; heb je die voor eeuwig in God, dan heb je ook al het leven in en vanuit God en alles wat daarmee samenhangt.
[26] Heb je die liefde echter niet, dan heb je niets anders dan de pure dood in je.'
[27] O broeder, zie, nu is echter de dood uit mij geweken. Wat voor groots heb je daardoor voor mij en zeker voor ons allen gedaan, dat je ons de voornaamste bron van onze dood onthuld hebt!
[28] Wij zijn je dan ook veel dank verschuldigd!
[29] Maar ik weet nu aan Wie alle dank toekomt. Laat mij daarom nu naar de allerheiligste Vader toesnellen!'
[30] Henoch antwoordde hem echter: 'Heb nog enige tijd geduld, totdat de anderen ook zo worden als jij en het bij jou volledig licht wordt in je hart! Amen.'
«« 56 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.