Henochs woorden over de welbespraaktheid van Garbiël. Garbiëls innerlijke beschouwing

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 57 / 280 »»
[1] Nu ging ook Garbiël naar Henoch toe en wilde meer uit praatzucht dan vanuit een ware, innerlijke behoefte nog ruige woorden met Henoch wisselen.
[2] Maar Henoch was hem voor en zei tegen hem: 'Garbiël, luister, de Heer en ons aller meest liefdevolle Vader laat je zeggen, datje nu moet zwijgen als je ook gewekt wilt worden!
[3] Of heb ik soms zojuist bij het heilige onderricht van Degene die temidden van ons wandelt, ook de lustige beweeglijkheid van de tong aanbevolen als een middel om gewekt te worden?!
[4] Ik zeg je: Let op datgene wat gezegd is, dan zul je de weg naar je eigen hart vinden, - maar nooit door de vaardigheid van je tong, die eerder in staat is je de weg tot het eeuwige leven te versperren dan hem te openen!
[5] Zie, tot nu was je de eerste of veeleer beeldde je jezelf in een hoofdman temidden van je broeders te zijn. Maar zoiets heeft in de ogen van de Heer van alle heiligheid, liefde, zachtmoedigheid en geduld niet de allerminste waarde; alleen een liefdevol, berouwvol, boetvaardig hart heeft dat.
[6] Want alles wat in de wereld op de voorgrond treedt, staat bij God op de achtergrond; als iemand hier echter een geheel onopgemerkte, geringste bewoner van deze aarde is, is hij daarentegen tic allermeest geachte in Gods ogen.
[7] Laat nochtans iedereen zich ervoor wachten bijvoorbeeld uit eigenbaat de geringste te zijn, maar laat hij dat alleen zijn om zo de liefdevolle Vader des te meer in zulke stille afzondering te kunnen beminnen en er in zijn hart des te sterker naar te verlangen om terug te keren naar het eeuwige vaderland, waar de heilige Vader zijn vaste woonstee heeft als God van alle macht, kracht, gezag en sterkte!
[8] Voor het geval jij, lieve broeder Garbiël, dat niet wist, onthoud het dan nu, opdat ook jij aan de aanstaande opwekking je deel kunt hebben!
[9] Want je zult de allerheiligste en de meest liefdevolle Vader niet eerder kunnen benaderen, dan wanneer je jezelf volledig in je eigen hart beschouwd zult hebben.
[10] Jij weet net zo goed als ik wat het verschil is tussen een goed gerijpte en een te vroeg rijpe vrucht; probeer er allen voor te zorgen dat jullie dan niet tot de noodrijpe vruchten gerekend worden!
[11] Het is wel heilig waar, dat de grote, heilige Rijpmaker in ons midden woont, ons leert en leidt, maar wie bij Hem komt met een onrijp hart zal Hij laten tot zijn hart geheel rijp is; is dat echter eenmaal geschied, dan zal de rijping van de geest ook niet ver meer zijn.
[12] Het is echter niet genoeg dat iemand slechts gewekt zou worden voor een jaar, dag of uur; maar wie gewekt wordt, wordt gewekt voor de hele eeuwigheid.
[13] De geest woont echter niet in de tong, maar alleen in het hart. Wie een gewekte tong heeft, heeft daarom nog geen gewekte geest in zijn hart; want de tong is een deel van het hoofd en is diens voet en arm.
[14] Wanneer echter de geest gewekt is, dan heeft de tong van het hoofd liever rust dan zich onnodig te bewegen; want dan pas ziet inwendig het verstand van het hoofd, dat het natuurlijke licht van de ziel is, welk een eindeloos verschil er is tussen de tong van de geest en die van het vlees.
[15] Volg ook jij daarom, lieve broeder Garbiël, de raad op van de allerheiligste Vader en zwijg met je tong; maar word daarentegen in je hart spraakzamer in de liefde ter opwekking van je geest om zo de zekere verwerving van het eeuwige leven te bereiken! - Begrijp het goed en neem er goede nota van! Amen.'
[16] Maar toen Garbiël deze woorden vernomen had, sloeg hem de angst om het hart en hij wist niet wat hij moest doen en begon daarom bij zichzelf na te denken. Terwijl hij nu meer en meer nadacht, werd het steeds lichter en helderder in zijn hart, zodat hij verstomde en verwonderd toezag hoe daar het ene licht na het andere uit de diepte van zijn hart begon op te stijgen en hoe zijn hart zich begon uit te breiden ter grootte van een wereld en hij zag in het midden van deze nu reeds eindeloos groot lijkende wereld een hoog altaar opgericht en op dit altaar een krachtige jongeling, gehuld in een wit gewaad.
[17] En deze jongeling keek omhoog naar de hemel van waaruit een eindeloos krachtig licht zich over hem uitgoot; en het was alsof uit dit licht duidelijk verstaanbare woorden klonken:
[18] 'Garbiël, Garbiël, beschouw de tekens van je hand, die zich aan de kant van je hart bevindt en schrijf met deze tekens het woord op stenen tafelen en leer dat ook je broeders te doen!'
[19] En de jongeling werd een man en bekeek zijn hand en vond vijfentwintig tekens (het alfabet) daarop en vond ook hun namen en hun oorsprong en hun innerlijke betekenis.
[20] En alle anderen bemerkten gelijksoortige tekens in zichzelf.
[21] Henoch kreeg echter de opdracht hen te wekken, nadat zij allen ongeveer anderhalf uur in deze innerlijke beschouwing doorgebracht hadden.
[22] En Henoch wekte hen dan ook en begeleidde hen uiterst vriendelijk naar Abedam.
«« 57 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.