Het visioen van de verlegen Sehel en zijn overeenstemming met Noach en de zondvloed

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 59 / 280 »»
[1] En nadat Vratah aldus de wil van Abedam vervuld had en Abedam hem daarover de bijzonder troostende opheldering over bet innerlijke gezicht gaf en Vratah Abedam uit de diepste grond van zijn hart daarvoor had gedankt, riep Abedam een ander uit het twaalftal, die Sehel heette, bij zijn naam en vroeg hem niet wederom gelijkluidende woorden:
[2] 'Schel, vertel ook jij Mij wat je gezien en vernomen hebt in je hart!'
[3] Maar Sehel werd als door de bliksem getroffen toen hij had gehoord dat de vraag hem ter beantwoording gegeven werd en hij kon om die reden geen woord over zijn lippen krijgen en dat des te meer omdat hij al van nature niet zo'n buigzame tong had, - echter niet zomaar toevallig, zoals dat in de tegenwoordige tijd door vergaande blindheid en dwaasheid gezegd en geloofd wordt, maar opdat door zijn onbuigzame tong een grote verheerlijking van Mijn naam zou geschieden.
[4] Toen dus de arme Sehel ondanks al rijn willen en ondanks al zijn inspanning niets wist uit te brengen en daardoor in een geweldige vrees en angstkoorts verviel, trad Abedam op hem toe en zei als het ware vragend tegen hem:
[5] 'Sehel, hoe komt het dan dat je wel in staat bent zonder vrees en angst te spreken met je broeders, die je toch in vergelijking tot Mij in het geheel niet liefhebben?
[6] Zie, Mijn liefde tot jou en tot jullie allen is zo groot, dat uit haar vuur de eindeloze ruimten der schepping vol ontelbare zonnen en zonnegebieden ontbranden; en toch zijn al die zonnen slechts de allerkleinste vonkjes van Mijn liefde voor jullie, en jij durft Mij uit louter vrees en bovenmatige angst niet het gewenste antwoord te geven! Hoe komt dat dan?
[7] Zeg Mij in je hart of ooit een broeder je op je mond geslagen heeft, als je hem antwoord gaf op een vraag!
[8] Zie, je ontkent het tegen Mij in je hart !
[9] Omdat je broeder je al nooit sloeg, die toch net als jij een zwak mens is, hoeveel te minder zal Ik je dan slaan, daar ik toch de almachtige eeuwige God en je ware, heilige, meest liefdevolle Vader Zelf ben!
[10] Beteugel daarom je onnodig dwaze vrees en je geheel zinloze angst en spreek vanuit een open hart in aanwezigheid van Mij en alle vaderen!
[11] Maar bezin je niet te lang op de meest geƫigende woorden waarmee je Mij aan zou willen spreken - want daaraan heb Ik in het geheel geen welgevallen -, maar geef het Mij weer zoals je hart het je zal ingeven en Ik zal een werkelijk welgevallen hebben aan de zuivere, ware woorden van je hart! Amen.'
[12] Deze woorden uit de allerheiligste mond van Abedam bemoedigden onze Sehel zozeer, dat niet alleen alle angst en vrees hem onmiddellijk geheel verliet, maar ook de anders aanhoudende zwaarte van zijn tong; en zo begon hij uitdrukking te geven aan al het wonderbaarlijke dat hij in deze bepaalde tijd in zichzelf had gezien.
[13] Dit was wat hij in zijn hart gezien had en hij gaf er als volgt uiting aan: 'O eeuwige, liefdevolle, heilige Vader! Ja waarachtig, waarachtig, ik was een levensgrote dwaas; zo duidelijk en zo helder staat het mij nog voor ogen en voor al mijn zintuigen!
[14] O Vader, Uw oneindige liefde, goedheid, erbarmen en genade - en mijn meer dan dwaze vrees en angst voor U! O vergeef me, lieve, heilige Vader!
[15] Zie, het was bij mij niet alleen Uw heilige, zichtbare aanwezigheid, waardoor ik niet in staat was te spreken, maar ook het buitengewoon wonderbaarlijke dat ik in mij geschouwd heb, had een sterke invloed op mijn toch al zware tong.
[16] Maar nu heeft Uw almachtige woord mij zo geheel en al gesterkt, dat ik nu zonder enige vrees ben, zodat ik nu voor de eerste keer vanuit de diepste grond heb ervaren hoe slechts U geheel alleen ons aller heilige Vader bent; en daarom wil ik nu maar al te graag vertellen over hetgeen nog zo wonderbaarlijk heerlijk en vreeswekkend voor mijn zintuigen zweeft en klinkt! Het is als volgt:
[17] Eerst begon mijn hart te gloeien zo rood als een mooie voorjaarsroos, wanneer de eerste stralen van het morgenrood haar begroeten; maar daarbij bleef het niet, maar de rode kleur werd steeds sterker net zo als op een mooie voorjaarsmorgen voor een heerlijke volle zonsopgang.
[18] En hoewel ik het mij onmogelijk ooit had kunnen voorstellen, ging er toen ook een allerheerlijkste zon in mijn eigen hart op die een buitengewoon sterk licht verspreidde.
[19] Mijn hart zelf werd nu zo groot, dat ik daarin als het ware een geheel nieuwe hemel aanschouwde, getooid met talloze nieuwe sterren, die in de heerlijkste constellaties midden op de dag straalden, en toen zag ik hoe daar een nieuwe heerlijke aarde opdook, alsof zij uit grote watervloeden oprees en een vreedzaam geslacht in een lang huis, dat op de golven stond, met zich meevoerde.
[20] Ja, dat zag ik allemaal in mijn eigen hart en ik zag nog meer en wel het volgende.
[21] En dit vreedzame geslacht kwam uit het lange huis naar buiten en bracht U een welriekend offer; de rook echter, die aan het offer ontsteeg, verzamelde zich in de hoogte en vormde weldra een meer dan heerlijke grote boog over de wijde, nu heerlijk glinsterende aarde.
[22] En uit de boog kwam een stem, geheel gelijk aan de Uwe; en de stem was gericht tot de vader van dat geslacht en beloofde hem vrede en gaf hem aan dat de boog als zichtbaar teken te kennen gaf, dat de aarde nooit meer door zo'n vloed geteisterd zou worden.
[23] En de stem sprak nog veel met de vader van dat geslacht; maar de daarop volgende woorden waren geheel onbegrijpelijk voor mij.
[24] Op het huis waren zeldzame tekens te zien en de oude man ging ernaartoe en bootste deze tekens na op een rode stenen tafel; toen hij daarmee klaar was, ging hij naar zijn kinderen toe, toonde hen de tafel en zei vervolgens tegen hen:
[25] `Kinderen, hier staat opgetekend wat God op dit beschermende huis heeft getekend: Voortaan zal Ik met de mensen geen oorlog meer voeren; deze was de laatste.
[26] Over diegene van jullie echter die Mij ontrouw wordt, zal Ik een gericht laten komen tot aan de grote tijd aller tijden; laat er daarom vrede heersen op aarde en bij haar bewoners die goed van hart zijn en zullen zijn en daarin geheel trouw aan Mij! Amen.'
[27] Zie, dat heb ik gezien en duidelijk vernomen; en verder heb ik niets gezien en vernomen.
[28] O heilige Vader, neem dit genadig aan; Uw heilige wil geschiede! Amen.'
[29] En Abedam zei daarop: 'Sehel, je hebt getrouw weergegeven wat je hebt ondervonden; echter, de nadere betekenis van dit visioen van je zal de tijd, de slechte, pas onthullen!
[30] Ik zou graag willen dat deze oorlog niet plaats zou vinden; doch niet, zoals Ik zou willen, maar zoals de mensen het zullen willen, zo zal het ook gebeuren!
[31] De tekens zul ook jij spoedig nader leren kennen! Amen.'
«« 59 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.