Zuriël als beschermgeest van de pasgetrouwden. De beproeving van de liefde van het nieuwe echtpaar

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 6 / 280 »»
[1] Toen nu allen die daar aanwezig waren, zagen wat er gebeurd was, overviel hen een grote angst en zij hadden grote vrees vanwege deze daad en geen van hen durfde de hoge Abedam om iets te vragen. Alleen Ghemela kwam na korte tijd weer tot zichzelf en ging naar Abedam toe, viel voor Hem neer en vroeg Hem diep in haar hart om de genadige toestemming Hem iets te mogen vragen.
[2] Maar Abedam was haar voor en antwoordde: 'Mijn boven alles geliefde Ghemela, ben je niet een beetje bezorgd over Zuriël, die de vader van jouw lichaam was?'
[3] En Ghemela beaamde deze vraag in haar hart en uiterlijk knikte zij onschuldig met haar hoofd om te kennen te geven dat wat haar hart zo bezighield goed geraden was.
[4] Abedam zei troostend tegen haar: 'Mijn buitengewoon geliefde Ghemela, meen jij misschien dat Zuriël uit het bestaan is verdwenen, omdat jij hem niet meer met je ogen kunt zien?
[5] O maak je daar maar geen zorgen over; jij zult hem nog dikwijls te zien krijgen en je zult over nog veel heerlijker dingen met hem kunnen praten dan je tot nu toe met hem gesproken hebt!
[6] Dat hij echter hier in het bijzijn van allen zo'n grote genade ontving, gebeurde ten eerste ter wille van jou, opdat hij voor jou en je man een trouwe wachter en beschermer tegen alle verzoekingen van de wereld zal worden; en als Ik van tijd tot tijd naar jullie toe zal komen, zal hij Mij altijd vooraf getrouw bij jullie aankondigen.
[7] En ten tweede zal hij nu ook voor alle kinderen uit de middag een algemene onzichtbare leider zijn, daar hij het binnenste van hun harten zal doorzien en hij zal hen ook, volgens Mijn wil, machtig kunnen laten schrikken als hij ergens enige ontrouw bij hen zal ontdekken of bespeuren. Zij zullen zich dan weer gemakkelijker tot Mij keren en horen dan in hun eigen hart Mijn vaderroep en verstaan ook heel goed Gods donderstem in hun innerlijk.
[8] En tenslotte zullen er vandaag nog verscheidenen van de middag hier voorbereid worden om af te dalen naar de diepte, naar de grote wereldstad Hanoch, om ook daar aan de kinderen van de wereld, waarvan een deel de grootste gruwelijkheden bedrijft, maar een ander deel onder harde knechtschap en ellendigste slavernij bloedt, Mijn naam te verkondigen en om hen ernstige boetedoening en ware verbetering te prediken en onmiddellijke terugkeer naar Hem, die reeds zo lang met allergrootste lankmoedigheid, geduld en barmhartigheid op hun terugkeer wacht!
[9] Doch deze erbarming zal de laatste zijn voor de kinderen van de slang!
[10] Zie nu, Mijn allerliefste Ghemela, voor dit werk zal de grote trouw van Zuriël nodig zijn; en ook heb Ik hem nodig, opdat de draak door hem merkt dat een kleine mens door Mij groter en krachtiger is dan hij met al zijn talloze slechte; boosaardige benden!'
[11] En er kwam grote vreugde in Ghemela's liefdevolle en dankbare hart en zij viel weer neer aan Abedams voeten.
[12] Maar Abedam hief haar meteen weer op en nam haar wederom op zijn arm en vroeg haar of haar nog wat na aan het hart lag.
[13] Zij kon echter door de te grote vreugde niet spreken, omdat zij nu zag dat haar Jehova haar, nu ze gehuwd was met Lamech, nog even liefhad als tevoren toen zij nog geen man aan haar zijde had.
[14] Abedam drukte haar aan Zijn hart en riep Lamech bij zich en vroeg aan hem: 'Lamech, ben jij wel tevreden met Ghemela? Zie, op Mijn arm vergeet zij jou! Wat zegt jouw hart daarvan?i
[15] En Lamech antwoordde, terwijl hij zich aan Abedams borst wierp: 'O Vader, Gij heilige, lieve Vader! Als U nu mijn hart niet bijeenhoudt, dan wordt het vernietigd door een nog nooit gevoelde, eindeloos grote liefde tot U.
[16] (Wenend) O Vader, toen U mij deze meer dan hemels reine Ghemela toekende en U mij haar uit Uw heilige hand gegeven hebt, dacht ik: hoe zal ik U als voorheen kunnen beminnen, als ik mijn alleen op U gerichte liefderijke zorg met Ghemela moet delen?
[17] En toen ik haar overeind hielp, vreesde ik, dat mijn hand haar verontreinigd zou kunnen hebben, waardoor zij nooit meer zo rein en U zo dierbaar zou kunnen zijn als zij voordien was.
[18] Maar nu ik haar, die U mij hebt gegeven om te behouden en te beschermen weer op Uw arm zie zitten, - o Vader, lieve, heilige Vader! - zie, mijn hart kan er gewoon niet over uit!
[19] Wanneer U mij niet behoudt, dan sterf en verga ik aan een te grote, grenzeloos dankbare liefde tot U, o Gij, mijn, mijn, mijn meer dan heilige, goede Vader!'
[20] En Abedam boog Zich naar Lamech toe en zei tegen hem: 'Geliefde Lamech! Zie, jouw Vader heeft nog een arm vrij; ga ook jij daarop zitten en ervaar hoe zeer Ik jullie aller Vader ben!'
[21] Maar Lamech durfde dat niet, want hij vond zichzelf veel te onwaardig; maar Abedam moedigde hem aan, - en meteen hief Abedam ook hem op, drukte hem aan Zijn heilige borst en zei tegen hen beiden:
[22] 'Blijf voortaan zoals jullie nu zijn, dan zullen jullie deze heilige plaats nooit, zelfs in der eeuwigheid nooit meer verliezen!
[23] Jullie zijn het eerste kinderpaar dat Ik sinds eeuwigheden zichtbaar op Mijn handen draag; dat zal een eeuwig gedenkteken blijven voor alle hierna komende kinderen, dat slechts diegenen werkelijk Mijn kinderen kunnen zijn en worden, die zich door Mij laten vastpakken, laten aanhalen en net als jullie op Mijn handen laten dragen.
[24] Diegenen echter die jullie voorbeeld niet zullen navolgen, zullen ook weinig liefde en nog veel minder leven van Mij ontvangen.
[25] Lamech, aanschouw nu de ziel van Mijn en jouw Ghemela!'
[26] Hierbij blies Abedam in Lamechs ogen; en Lamech zag Ghemela nu in een schitterende lichte gedaante, wier glans onvergelijkelijk veel helderder was dan het centrale licht van alle zonnen.
[27] Hij kromp ineen voor deze aanblik; pas toen hij langzaam weer tot zichzelf kwam, begon hij te wenen en wist uit liefde tot Mij niet wat te doen.
[28] Abedam zei echter tegen Ghemela: 'Ghemela, zie, de reine Lamech weent van liefde voor Mij ! Droog met jouw haar die heerlijke tranen uit zijn ogen en zo'n daad zal te allen tijde voor jou en je opvolgsters passend zijn!'
[29] En Ghemela omarmde Lamech voor de eerste keer met haar tedere, zachte en werkelijk hemels mooie armen; met haar voorhoofd en met haar zo zachte wangen droogde zij Lamechs heerlijke tranen uit zijn ogen, terwijl op dit moment de heilige Vader beiden nog op Zijn armen droeg.
[30] Daarna droeg Hij hen naar de vaderen, kuste beiden en gaf hen toen weer zegenend over aan de vaderen en zei:
[31] 'Zo rein als deze hier zijn, zullen alle geboren kinderen weer aan Mij teruggegeven worden! Ik ben hun oorsprong; tot deze oorsprong zullen zij zo voor eeuwig wederkeren. Amen.'
«« 6 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.