De deemoediging van de eerzuchtige Garbiël. De nachtrust met de Heer in de open lucht

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 90 / 280 »»
[1] Zodra zij de boodschap, dat de hoge Abedam hen geroepen had, van Jorias hadden ontvangen, begaven Garbiël en Besediël, vervuld van moed en standvastigheid, zich naar de hoge Abedam.
[2] Toen zij bij Hem aangekomen waren (natuurlijk al na enkele passen), stapte Garbiël met veel vertoon naar voren en zei (maar wel heel ver voorovergebogen alsof hem een centenaar zware last van deemoed om zijn hals hing) tegen de hoge Abedam:
[3] 'Lieve, heilige Vader! Moet ik of moet Besediël het eerst ons droomgezicht meedelen?
[4] Ik van mijn kant zou er voor zijn dat Besediël als eerste vertelt en ik dan pas als laatste met mijn visioen kom!'
[5] Hij zei dat echter omdat hij niet als eerste geroepen was en hij de ontbodenen een geleidelijk stijgende lijn had opgemerkt; zo hoopte hij, dat wanneer hij als allerlaatste zijn droomgezicht zou meedelen hij toch nog bovenaan zou staan en verheven zou zijn boven alle anderen.
[6] Maar de hoge Abedam zei na dit voorbarige voorstel tegen Garbiël: 'Garbiël, zie, Ik van Mijn kant ben daar helemaal niet voor, maar Ik ben er eerder voor, dat jij noch Besediël jullie visioenen meedelen, omdat zij geen algemene waarde hebben, maar alleen een die op jullie betrekking heeft en pas morgen zal Ik je over de daadwerkelijke toepassing daarvan de volledige toelichting geven!
[7] Dat is dus één ding waarin Ik van Mijn kant onherroepelijk ben; maar van een andere kant, die terdege ook Mijn kant is, ben Ik er veel meer voor, dat als Ik iemand roep, hij wel moet wachten op wat Ik van hem zal verlangen en pas dient te spreken als Ik dat van hem vraag, maar Mij niet zo eigengereid hoeft voor te stellen wat Mij te doen staat.
[8] Zie, van dergelijke naar voorrang dorstende voorkómendheden ben ik van Mijn kant helemaal niet gediend, maar van de andere kant ben Ik er weer des te meer voor, dat iemand zich in die zin verdeemoedigt, dat hij liever de laatste wil zijn dan de eerste, liever de dienaar dan de heer, liever de kleinste dan de grootste, liever miskend dan overschat wordt en liever de minste knecht dan een eerste gebieder. Zie, daar ben Ik van Mijn kant weer erg voor!
[9] En van nog een andere kant ben Ik er weer voor dat iedereen in alle ware liefde een ware broeder zal zijn voor de ander. Want zolang hij dat niet is, kan Ik immers van Mijn kant ook geen Vader voor hem zijn; maar ben Ik de enig ware Vader, dan zie Ik, als de allerhoogste wijsheid, van Mijn kant waarachtig weer niet in, wat voor onderscheid er tussen Mijn kinderen onderling zou moeten zijn!
[10] Of maakt de zuivere liefde soms onderscheid als zij volkomen vanuit Mij is?!
[11] Ja, er bestaat wel een onderscheid lussen liefde en liefde naarmate de ene machtiger is dan de andere; maar op grond van dit onderscheid hebben de broeders juist achting voor elkaar en hoe meer liefde iemand heeft des te deemoediger is hij ook en des te meer wil hij ook ren dienaar voor allen zijn.
[12] Zie, daarom ben Ik van Mijn kant wat jou betreft ook de mening toegedaan datje je moet verdeemoedigen, je dwaling inzien, haar in jezelf berouwen en je hart van tevoren vullen met ware liefde tot Mij, je Vader, en zodoende ook tot rille broeders, vaderen, kinderen en vrouwen; want anders zal jou, wat jouw kant betreft, niet veel eeuwig leven ten deel vallen.
[13] Ook jij, Besediël, kunt hetzelfde doen! - Jij, Mijn lieve Sehel, toon hen de ware weg! Amen.
[14] Morgen zal Ik iedereen zijn aanwijzing geven; dat zullen dus ook deze beiden van Mij kunnen verwachten! Amen.'
[15] Na deze woorden wendde de hoge Abedam zich tot Adam en zei tegen hem:
[16] 'Adam, zie, zo hebben wij de sabbat passend besloten; want het middernachtelijke uur is gekomen. Zeg dus nu tegen allen dat zij rust nodig hebben en dat zij zich daarom te ruste moeten begeven om morgen gesterkt weer te kunnen ontwaken!'
[17] En Adam deed wat de Heer hem had gezegd en liet allen door de kinderen van Seth aanzeggen dat het tijd was om te rusten.
[18] Toen dat gebeurd was klonk al spoedig een algemene lofzang uit duizenden kelen; nadat die verklonken was zegende Abedam allen voor de nachtrust en zei toen tegen Adam:
[19] 'Nu allen zich te ruste begeven hebben, zullen ook wij geen uitzondering maken, maar doen wat alle anderen doen!'
[20] Maar Adam vroeg aan de Heer: 'Heilige Vader, waar wilt U dan dat wij met U gaan slapen, - hier, - of zullen wij ons in mijn hut begeven?'
[21] Maar Abedam zei daarop tegen Adam: 'Adam, zie, Ik heb reeds vele eeuwigheden onder Mijn vrije hemelen doorgebracht, laat ons dan ook nu de tijd hier onder de vrije hemel doorbrengen; want het uitspansel is opgeklaard zodat we geen storm meer hoeven te verwachten. Daarom blijven we waar we zijn enzoals we zijn; en begeef je nu allen ter ruste! Amen.'
[22] En zo werd de zegenrijke sabbat afgesloten en een plechtige, heilige rust kwam over alle heilige hoogten van de kinderen Gods.
«« 90 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.