De ochtendstorm op de hoogte. De ochtendzegen van de Heer

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 92 / 280 »»
[1] De vaderen rustten nog ongeveer een half uur en Adam sloot zijn ogen zo dicht hij maar kon om toch vooral geen straaltje meer van het valse daglicht in zich op te nemen.
[2] Toen nu dit halve uur voorbij was, kwam er opeens een buitengewoon heftige storm opzetten. Windhozen ontwortelden de dikste en krachtigste bomen. Duizenden bliksemschichten flitsten door de lucht en op de naburige bergen maakten de machtige vuurzuilen grote rotsblokken los van hun fundamenten en verstoven die als licht kaf in de wind.
[3] liet voortdurend geknetter van de bliksems boezemde Adam een overmatige angst in en totaal bevreesd dacht hij in stilte bij zichzelf: 'Mijn God en mijn Heer, mijn geliefde heilige Vader! Als het nu Uw grote vijand, de Leviathan, deze machtige slang des verderfs, wellicht toch nog gelukt is U te slim af te zijn, en terwijl U hier zegenend temidden van ons verblijft, zichzelf op de troon van Uw eeuwige heiligheid heeft geworpen, wat moeten wij dan beginnen?
[4] Wat zal er dan van Uw heilige beloften terechtkomen?
[5] Als U, o heilige, lieve Vader, door de satan uit Uw macht ontzet bent, wat zal er dan van ons terechtkomen?
[6] Dit woeden van de elementen tegen ons is vast een teken dat de uitermate grote boosheid van de satan succes heeft gehad!
[7] O Vader, Vader! Wat zal er dan van ons worden?!'
[8] Zie, in zulke gedachten was Adam begraven en aangezien Ik Mij nog niet bewoog leek het hem nu ook zeer waarschijnlijk, dat Ik samen met hem en alle kinderen een gevangene van de satan geworden was, waarop hij ten slotte zijn ogen weer opendeed en ontzettend angstig naar Mij keek, of Ik er nog was en of de kinderen niets was overkomen.
[9] Maar toen hij nu zijn ogen opendeed, schrok hij nog veel erger van de verwoestende aanblik van vuur en storm; want het kwam hem voor alsof hij verwoeste, brandende bergen door de lucht zag vliegen en hier en daar met veel lawaai een nog brandend stuk op aarde zag neerstorten.
[10] Als gevolg van dit verschijnsel schreeuwde hij weldra, Mij roepend, uit: 'Abedam, Abedam, heilige Vader, als U nog over enige macht beschikt, verhef U dan over Uw en onze ergste vijand en dwing hem tot kalmte en besef van zijn zwakte ten opzichte van U, anders gaan wij immers allen te gronde!'
[11] Bij dit geroep van Adam kwamen ook alle kinderen overeind en werden door die gruwelijke aanblik en door Adams onheilspellende woorden met vrees en angst vervuld - met uitzondering van Henoch, Jared, Lamech en zijn vrouw Ghemela, Hored en Naëhme, Uranion, Gabiël en zijn vrouw Aora en hun dochter Purista, Lamel, Pariholi en zijn gezin, Schei en Jorias en zijn vrouw Besela. En allen waren, in zekere zin door Adam aangestoken, ook door zijn gedachten bevangen en uitten zich in hun angst ook net als Adam, met dezelfde woorden.
[12] Toen Hored van alle kanten dergelijke uitingen gehoord had, wond hij zich op, sprong van de grond op en zei luid tegen allen die door Adams vrees bevangen waren:
[13] 'Vaderen, broeders, moeders en zusters! Wat voor een uiterst dwaze vrees houdt jullie hart gevangen en welke nog dwazere, ja werkelijk lasterlijke woorden ontspruiten aan jullie tong !
[14] Nog nooit was een van jullie allen ooit zozeer in gevaar door de satan verslonden te worden als ik!
[15] Wie heeft mij toen zo razend snel aan de muil van het ondier ontrukt?
[16] Was Hij het niet die nu nog zo hoogst liefdevol en zegenend in ons midden vertoeft? Was Hij het niet, de almachtige, grote God, die nu in Zijn oneindige liefde aan ons allen het ware kindschap gegeven heeft, hetgeen toch zeker iedereen uit de wonderbaarlijke droomgezichten van de boden volledig heeft kunnen opmaken?!
[17] Hij, de almachtige, eeuwige, oneindige, heilige God zou Zich door een ellendig schepsel laten overwinnen en ten slotte helemaal te gronde laten richten en vernietigen?!
[18] O aarde, bestaat er wel een hoekje waar nog onzinniger gedachten dan deze kunnen opkomen?!
[19] Luister, ik ben maar een zwak mens zoals jullie; maar omdat ik net als jullie de machtige zegen van Hemzelf ontvangen heb moet ik zeggen:
[20] Waarlijk, waarlijk, Hij is mijn getuige. Met die kracht van Zijn zegen in mij, die in vergelijking met Zijn geringste ademtocht helemaal niets voorstelt, neem ik - luister, ik geheel alleen! - het met honderdmaal honderdduizenden van zulke onweer makende satans op, ook al zou ieder van hen nog zovele malen machtiger zijn dan het door mij genoemde aantal groter is dan één!
[21] Maar als ik, de enige zondaar onder jullie, mijzelf al zoiets toevertrouw en daar ook toe in staat ben, vraag jezelf dan af: wat is het dan wel dat jullie harten met zo'n onzinnige angst vervult? - O jullie kleinhartigen!
[22] Opdat je echter inziet hoe ontzettend onbeduidend en dwaas jullie vrees is, gebied ik deze vreselijke vijand te verdwijnen naar een of andere modderpoel in de diepte!
[23] Zie, reeds heerst overal zegenrijke rust! Waar zijn nu de bliksems, waar de vliegende bergen, waar de wervelende wind en het vuur, waar de zwarte wolken?
[24] Maar kijk daar eens, hoe heerlijk de echte zon reeds haar stralende opgang nadert!'
[25] Bij deze woorden stond Abedam ook op; en Hored viel uit overgrote liefde aan Zijn voeten neer en bedankte Hem voor zo'n machtige zegen.
[26] Alle vaderen staarden als versteend nu eens naar Hored en dan weer naar Abedam en zij wisten zich geen raad.
[27] Maar Abedam prees Hored en zei daarna tegen allen: 'Vrede zij met jullie en Mijn liefde moge Mijn zegen zijn in jullie en over jullie!
[28] Sta allen op in de liefde tot Mij, en jij, Seth, ga voor een rijkelijk ochtendmaal zorgen; maar laten allen ondertussen bedenken, Wie er door Mij in jullie midden is en ontdoe je van al je dwaze vrees! Na de maaltijd zal Ik jullie laten zien hoe ijdel jullie vrees was. Amen.'
«« 92 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.