Kisehel, Sethlahem en het leger van de kinderen van de laagte

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 2)

«« 99 / 280 »»
[1] De beide boodschappers dankten Abedam vol liefde in hun hart voor zo'n belangrijke opdracht en begaven zich onmiddellijk naar de plaats van hun bestemming.
[2] Zij namen de weg door de Adamsgrot om des te sneller daar aan te komen waarheen zij beroepen waren.
[3] Toen zij voorbij de grot reeds halverwege waren zagen zij de door Lamechs bevelhebber opgestelde verspieders en deze riepen meteen naar de meest nabijzijnde voorposten:
[4] 'Geef snel het bericht door aan de drager van de wil van onze grote god Lamech dat zojuist twee ongewoon grote mannen langs de hoogte ons kamp naderen.
[5] Wij weten niet wat wij in dit geval moeten doen. Zullen wij het wagen het met hen op te nemen, of moeten wij hen ongehinderd laten doorgaan?
[6] Zij lijken enorm krachtig te zijn; want bij iedere stap trilt de aarde tot op de plaats waar wij ons bevinden en hoe meer zij naderen des te erger voelen wij elke stap van hen!'
[7] 'toen nu dit bericht bij de bevelhebber aankwam schrok hij geweldig en wist niet meteen wat hij moest doen.
[8] Toen hij weer enigszins gekalmeerd was, liet hij de verspieders en de voorposten weten dat zij die beiden ongehinderd door moesten laten gaan om hen dan snel te omsingelen en hen als gevangenen bij hem te brengen.
[9] Snel werd dit noodbevel onder de verspieders verbreid en nog voor de beide afgezanten de grens van het morgengebied betraden waren zij reeds omringd door duizend met lange spiesen bewapende mannen uit de laagte. Toen die zagen dat deze twee grote mensen, hoewel de aarde onder iedere stap geweldig trilde, zich helemaal niet verzetten om tussen hun bewapende mannen als gevangenen verder te gaan, begonnen zij juist daarom de beide gevangenen te treiteren en wel met allerlei schampere opmerkingen en de in de laagte gangbare ontmoedigende troostwoorden die ongeveer als volgt luidden:
[10] 'Luister, jullie grote laffe vleeszakken! Hoe gaat het eigenlijk met jullie monster van een Adam en met jullie wormstekige Jehova?
[11] Hoeveel van zulke vleeszakken zijn er eigenlijk op deze lichte hoogte?
[12] Waarom zijn jullie dan zo intens bang voor ons veel kleinere, maar daarentegen ware mensen, zodat jullie rillende homp vlees zijn angst zelfs aan de aarde overbrengt?
[13] Wees maar niet bang grote vleeszakken die jullie zijn! Want er zal jullie immers niets ergers overkomen dan alleen maar dat jullie vingers één voor één van je lichaam afgeslagen worden, daarna jullie handen en dan jullie voeten; dan pas zal jullie tong er uitgerukt worden, daarna jullie neus en dan je oren, je ogen en tenslotte zal jullie hoofd langzaam van je vleeszak afgezaagd worden.
[14] Zie, dat is alles wat jullie volkomen zeker zal overkomen en daarvoor hoef je toch niet zo bang te zijn!
[15] Want dat alles zal immers uit pure barmhartigheid slechts heel langzaam aan jullie voltrokken worden, zodat je telkens even op adem kunt komen tussen de ene en de andere pijn en je kunt voorbereiden op de volgende kwelling, die dan nog erger zal zijn.
[16] Zie hoe goed wij het met jullie menen en toch lijken jullie een geweldige angst voor ons te hebben!
[17] Besef toch dat jullie kwelling nauwelijks iets langer dan drie dagen zal duren, dan zal je vrees meteen verdwijnen!'
[18] Bij deze woorden gaf een van hen olie de grootste mond hadden Kisehel met zijn spies bij wijze van voorproef een flinke steek in zijn arm; door die pijn wilde hij hem des te meer angst voor zijn woorden van troost inboezemen.
[19] Maar toen deze trooster nog maar nauwelijks Kisehels arm met zijn spies beroerd had, kwam er plotseling vuur uit Kisehels arm, dat ogenblikkelijk de gehele spies verteerde en tenslotte ook de trooster zelf bereikte en hem in as veranderde.
[20] Dit verschijnsel maakte zo'n indruk op de gewapende mannen dat daarop al degenen die onze twee afgezanten als gevangenen naar de bevelhebber moesten brengen, ijlings naar alle kanten op de vlucht sloegen en meteen zelfs naar de diepte gevlucht waren, als niet een paar welwillende reuzentijgers hun de terugweg versperd hadden.
[21] Maar drie van de eerste groepsleiders liepen snel naar de bevelhebber en vertelden hem sidderend wat er gebeurd was en raadden hem aan geen geweld jegens hen te gebruiken en hen met niets aan te raken, want zij zaten vol verwoestend vuur, dat niet te blussen was; alles waar het mee in aanraking kwam werd meteen totaal vernietigd.
[22] Dit verslag boezemde ook de bevelhebber zo'n ontzag in voor de reeds tamelijk dichtbij gekomen afgezanten, dat hij meteen voorover viel en hen al van ver met de volgende woorden begon te begroeten en te verwelkomen:
[23] 'O grote, vurige, heilige boden van een andere, beslist nog grotere god dan onze armzalige god Lamech in de laagte, wees net zo veelvuldig welkom als er gras op de aarde is - en zand in alle grote en kleine wateren op het oppervlak der aarde!
[24] Zouden jullie zo vriendelijk willen zijn om mij mee te delen, op enige afstand wel te verstaan - als het mijn wormachtige nietigheid vergund is jullie vurige majesteit erom te smeken -, welke hoge, heilige wil jullie opgedragen heeft om jullie op je heilige voeten naar mij, afzichtelijke, te laten dragen?'
[25] Maar in plaats van een antwoord te geven op die domme vraag, riep Kisehel de bevelhebber meteen bij zijn naam en zei: 'Horadal! De Heer wil dat je opstaat, ons begeleidt en ons, tezamen met je gehele leger, volgt naar de heilige hoogte, om daar je misdrijf te bekennen voor de levende, eeuwige, zichtbare God, de enige Schepper en Instandhouder van alle dingen en voor Adam, die op aarde de eerste mens is, voortgekomen uit de hand van de almachtige God!'
[26] Deze uitnodiging bracht Horadal bijna tot vertwijfeling; hij stond er wezenloos bij en kreeg geen woord over zijn lippen.
[27] Maar Sethlahem ging naar hem toe, nam zijn hand en zei op een wat zachtere toon tegen hem: 'Horadal, waarom ben je bang om levend te worden, terwijl je al zo lang zonder vrees temidden van de dood gewandeld hebt?!
[28] Ik zeg je echter in naam van Degene die ons hierheen gezonden heeft, dat Zijn liefde groter is dan Lamechs toom; doe daarom wat mijn broeder van je verlangt!'
[29] Pas na deze woorden kwam Horadal weer tot zichzelf en deed hetgeen Kisehel van hem verlangde en hij volgde Kisehel en Sethlahem met pak en zak en wapens.
«« 99 / 280 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.