De opperpriester willigen de raad van de tien verkenners in.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 209 / 366 »»
[1] Nu overwogen de opperpriesters wie zij naar de tovenaar op de hoogte zouden sturen om zonder dat het kwaad kon bij hem naar de juistheid van de verklaring van het tiental te informeren. Maar zij konden geen keuze maken die voor dit netelige doel geschikt was.
[2] Want ten eerste had niemand de moed, en ten tweede antwoordde iedereen die voor de opdracht benaderd werd als volgt: 'Wat heeft het voor nut? Jullie kunnen duizenden en miljoenen naar boven sturen; maar als zij allemaal door bliksem en open spleten in de aarde worden verslonden, wat heb je dan aan al je gezantschappen en aan al je moeite?'
[3] Dat zagen de opperpriesters in en vroegen daarop weer aan de tien wat het verstandigste zou zijn.
[4] Het tiental zei echter: 'Hoe kunnen jullie dat nu aan ons vragen, terwijl we in jullie ogen verdacht zijn? Wij zouden je immers als sluwe vossen toch gemakkelijk een raad kunnen geven die precies koren op onze molen zou zijn! Wees dus verstandig, omdat je reeds voor ons gewaarschuwd bent als voor wolven in schaapskleren!
[5] De hogepriesters zeiden van zichzelf dat zij alwetend zijn; vraag het aan hen, zij zullen toch het beste weten wat het meest geschikt is!'
[6] Maar de opperpriesters zeiden: 'Wees toch niet dwaas! Jullie zelf hebben toch duidelijk bewezen dat de alwetendheid van die ceremoniemeesters van de koning nogal tegenvalt; en zo is het ook!
[7] Dat is toch slechts een lege titel die nagenoeg helemaal niets zegt! Wij zijn de heren en zij evenals de koning alleen maar figuranten, terwijl de koning ook nog de titel 'Hoogste goddelijke wijsheid' voert, maar daarbij nog dommer is dan de allerdonkerste herfstnacht!
[8] Daarom moeten jullie alleen naar ons luisteren en alleen ons gehoorzamen, want al het andere is slechts uiterlijk vertoon ter wille van het domme volk! Geef ons daarom raad wat er gedaan moet worden en bekommer je niet om al het andere!'
[9] Maar het tiental zei: 'Hoogmachtige dienaren van de goden! Als jullie raad van ons willen hebben en niet vrezen dat wij jullie daarmee om de tuin zullen leiden, dan vragen we jullie: waarom vertrouwen jullie onze eerste raad dan niet, die we toch zeker welgemeend genoeg gegeven hebben vanuit onze grondige kennis van zaken?'
[10] En de opperpriesters antwoordden ietwat verlegen: 'Dat zouden we wel doen, maar jullie hebben ons er toch zelf toe uitgenodigd in je ergernis over de hogepriesters, en daarom willen we alleen jullie wens en niet de raad van de figuranten opvolgen!'
[11] En de tien zeiden: 'Nu goed, als je ons in dit laatste advies wilt vertrouwen, dan kunnen jullie ons in het eerste voorstel vertrouwen waarvoor de figuranten - zoals jullie ze hebben genoemd - jullie vanuit hun alwetendheid hebben gewaarschuwd, waarbij ze ons als wolven in schaapskleren hebben bestempeld!
[12] Laat ieder die het wil naar de tovenaar gaan! Wij zullen die reis beslist niet voor de tweede keer maken, want wie zich eenmaal aan het vuur heeft gebrand, raakt zeker geen gloeiend metaal meer aan!
[13] Vertrouw je ons, vertrouw ons dan helemaal - anders hebben jullie niets aan ons, terwijl wij wel uit jullie schotel eten!'
[14] In die woorden konden de opperpriesters zich volledige vinden en zij stemden allemaal voor het vrijmaken van de slaven en voor hun bewapening onder aanvoering van het tiental.
«« 209 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.