De bode van Noach voor de opperpriestergeneraal in Hanoch. Het verstandelijke antwoord van de opperpriestergeneraal. De zuivere verstandsstaat.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 253 / 366 »»
[1] Dat was dus het resultaat dat de bode bij de bewoners van het hoogland bereikte. Maar wat deed de afgezant in Hanoch voor zaken? - Dat zal dadelijk duidelijk worden gemaakt!
[2] De bode die naar Hanoch kwam werd rechtstreeks naar de opperpriestergeneraal verwezen; hij ging dan ook naar hem toe en werd als afgezant uit de hoogte ook onmiddellijk toegelaten.
[3] Toen hij bij de generaal aankwam, werd hij met de grootste voorkomendheid ontvangen en werd hem zeer hoffelijk gevraagd wat hij met zijn zending beoogde.
[4] De bode zei zonder terughoudendheid hetzelfde wat zijn reisgenoot tegen de bewoners van het hoogland gezegd had.
[5] Maar de generaal zei tegen de gezant: 'Mijn hooggewaardeerde vriend! Je bent nog wel zeer eenvoudig in je wijsheid, en dieper denken schijnt je niet eigen te zijn!
[6] Zie, je spreekt hier over God en over een gericht, over een regelrechte ondergang van de wereld en zegt dat God al honderd jaar geleden ook al met Noach heeft gesproken en nu weer met hem heeft gesproken! Wat moet jij toch dom zijn dat je zoiets kunt geloven! Denk zelf toch na!
[7] Zie, je zegt me dat je vanwege je zending in zekere zin een gerechtsbode van God bent, en oppert dat God Zelf tegen Noach, jouw heer, zou hebben gesproken! Maar bedenk het volgende: als er een dergelijke God zou zijn die alwijs en almachtig en alwetend was, dan moest het toch immers je reinste schande voor zo'n God zijn als Hij niet zou inzien dat zo'n bode als jij voor ons precies hetzelfde is als een dauwdruppel ten opzichte van een eindeloze zee!
[8] Bovendien zou een God in Zijn wijsheid meer gelegen moeten zijn aan een enorm groot volk dan aan een enkele persoon die in een of andere bergkloof woont! Jouw God komt echter alleen naar diegene toe die geen macht en voor de wereld geen aanzien heeft, en kan dan ook helemaal niets bewerkstelligen!
[9] Wat is dat dus voor een dwaze God die niet eens de machthebbers van Zijn volkeren kent en Zelf niet naar hen toe komt om hen uit hun droom te helpen opdat zij dan het volk een andere koers zouden geven?!
[10] Ik zeg je echter, mijn gewaardeerde vriend, jouw oude Noach heeft evenmin als ik ooit de een of andere god gezien en gehoord, - maar in bezit zijnde van enkele oude toverkunsten wil hij evenals zijn voorvaderen de opperheerschappij over de volkeren van de aarde winnen en daartoe neemt hij zijn toevlucht tot politiek! Maar die oude politiek werkt niet meer waar een rijpe en nieuwe wortel heeft geschoten!
[11] Maar heb je ooit zelf God gezien en gehoord? Of heb je God met Noach horen spreken? Of heeft God je met de een of andere waardevolle wonderkracht uitgerust? - Je ontkent dat!
[12] Nu zie, zou een wijze God aan een volk als dat van Hanoch wel zo'n armzalige bode als jij bent, zenden en met de ondergang van de wereld laten dreigen?! Zou een God dan niet al vele duizenden jaren van tevoren moeten voorzien dat een dergelijke bode hooguit medelijdend uitgelachen wordt ten aanzien van meer dan vijfhonderd miljoen mensen die goed op de hoogte zijn?! Zou jouw God werkelijk niet weten dat een vlieg nooit een berg kan omstoten?! - Zie, zie, mijn beste vriend, hoe dwaas je boodschap is!
[13] Als er een God bestaat die hoogst wijs en alwetend en almachtig is, dan zal Hij voor onze eventuele bekering ook naar heel andere, werkzamer en een groot volk waardiger middelen grijpen dan naar die verouderde politiek die bij ons van geen enkele betekenis meer is!
[14] Zie, wij leven nu in de mooiste orde! Wij hebben geen oorlogen, wij verlangen geen belastingen; in het hele rijk is geen enkele slaaf; onze wetten zijn zo zacht als wol; wij leven vergenoegd alsof wij met miljoenen één lichaam en één ziel zijn. Dat komt door onze wetten! Zeg me, kan een God een betere orde vestigen?!
[15] Al onze wetten zijn van de beste geaardheid van de mens afgeleid en spreken daarom ieder mens aan, en iedereen is onder zulke wetten zalig en buitengewoon vergenoegd. Niemand gaat gebukt onder nood en armoede! Zeg me, mijn geëerde vriend, kan er dan nog een betere regering en orde bestaan?
[16] Hier keek de gezant verbaasd op en wist niet wat hij moest zeggen.
[17] De generaal zei daarop tegen de bode: 'Zie, je bent echt een goedgemanierde jongeman en je schijnt niet zonder talent te zijn; daarom doe ik je het voorstel om hier te blijven. Ik zal zelf voor je opleiding zorgen en zal je dan ook aan een goede verdienste helpen; daar kun je op rekenen!
[18] Maar ik wil je niet dwingen! Wil je liever naar je bergen terug, dan kun je dat ook doen, maar eerst moet je je er nog beter van overtuigen hoe voortreffelijk het met onze regering is gesteld! Volg me dus naar de koning!'
«« 253 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.