De gratieverlening aan de opperpriesters en de vreselijke berechting van de duizend onderpriesters in de eetzaal.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 291 / 366 »»
[1] Pas toen Agla en Drohuit op deze wijze verzorgd waren, wendde Fungar-Hellan zich tot de opperpriesters en zei tegen hen:
[2] 'Nu, mijn vrienden en broeders, het eten is opgediend; laten wij ons dus naar de grote eetzaal begeven opdat jullie beide beschermelingen, die zich nu in de kooien bevinden, niet zonder gezelschap zijn! Ga echter maar goedschiks anders zal jullie ook geweld worden aangedaan!'
[3] Op deze dodelijke uitnodiging zei een van de opperpriesters tegen Fungar-Hellan: 'Opperste vriend en broeder! Hoor mij aan! Zie, - zich laten verleiden door allerlei dreigementen en nog andere lokmiddelen en verkeerd daarnaar te handelen, is toch altijd nog menselijk; maar hardnekkig en eigenwillig in de dwalingen volharden, dat is van de hel!
[4] Zo zijn ook wij door de zeer geslepen onderpriesters meestal verleid door dreigementen van de gruwelijkste soort. Men vertelde ons over een macht die de jouwe tienvoudig zou overtreffen, en verzekerde ons dat je al gevangen was, en dat nu je vijanden de heren van de stad en van het gehele rijk waren.
[5] Op nog talrijke van dergelijke uitspraken moesten wij wel je kamers laten openen en vervolgens toezien hoe je vijanden alles wat zich in je vertrekken bevond met een nieuw gif hebben vergiftigd, waarbij ook reeds zo'n honderd arbeiders in het gras hebben moeten bijten om dan in afgedekte wagens ergens naartoe gebracht en uit de weg geruimd te worden.
[6] Zie, zo staan de dingen er werkelijk voor; vergeef ons daarom onze afgedwongen misstappen tegen jou, en aanvaard onze oprechte verzekering dat wij voortaan je getrouwste en standvastigste vrienden willen blijven en zeker zullen worden!'
[7] Na deze woorden wendde Fungar-Hellan zich tot Mahal en vroeg aan hem wat hij moest doen.
[8] En Mahal zei: 'Neem hen gevangen - echter niet in je kerkers, maar in je hart -, en vergeef hen, dan zal ook jou worden vergeven! Maar laat de in de kerkers gevangen onderpriesters naar boven brengen en aan de tafels plaatsnemen opdat zij van het voedsel eten en dan sterven in hun slechtheid! Laat Agla en Drohuit gedurende de maaltijd in de eetaal, opdat zij zien hoe de misdaad zichzelf straft!'
[9] Daarop deed Fungar-Hellan alles zoals Mahal het hem had aangeraden.
[10] Zo'n duizend onderpriesters werden naar de eetzaal gestuurd en moesten aan tafel gaan zitten; want verzet hielp niet meer! Alleen al het plaats nemen kostte de meesten reeds het leven onder de vreselijkste en pijnlijkste krampen; slechts weinigen werden door de onder dwang genomen spijzen gedood.
[11] De twee getuigen van deze maaltijd in de kooien raakten echter bewusteloos door het afschuwelijke tafereel en werden daarom naar buiten gebracht, waar zij met behulp van azijn weer bijkwamen.
[12] Hoe het verder ging, volgt.
«« 291 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.