Het verzamelen van de gesmolten schatten op de plaats van de brand. Het bevel om het paleis weer op te bouwen. De waarschuwende mysterieuze roep van boven.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 295 / 366 »»
[1] Toen na tien dagen de brand in de burcht van de priesters ten einde was, zei Mahal tegen Fungar-Hellan:
[2] 'Stuur nu metselaars en timmerlieden naar de plaats van de reeds geheel gebluste brand en laat onderzoeken of er misschien nog kostbaarheden te vinden zijn! Die moeten ook worden bijeengebracht in jouw voormalige grote eetzaal en in al je voormalige woonvertrekken!
[3] Al je gouden en zilveren voorwerpen zullen wel in gesmolten toestand aangetroffen worden, maar dat doet niet ter zake! Ook als gesmolten erts moet het zo zorgvuldig mogelijk worden verzameld, niet zo zeer vanwege de waarde, maar veeleer om een andere reden die je nu niet inziet, en die ik je voorlopig ook niet kan meedelen; maar volg mijn raad op, dan zal alles goed gaan!'
[4] En Fungar-Hellan volgde de raad van Mahal op en zond op dezelfde dag nog duizend metselaars en evenveel timmerlieden naar de plaats van de brand; en zij raapten tien dagen lang en vonden nog meer dan twintigduizend centenaar gesmolten goud en zilver en daarnaast ook een ongelooflijke hoeveelheid alleredelste stenen - zoals diamanten, robijnen en smaragden, hetgeen zij natuurlijk allemaal naar de grote koningsburcht brachten.
[5] Fungar-Hellan was enorm verbaasd over de grote hoeveelheid van de brandplaats weggehaalde schatten en zei: 'Bij de God van Mahal! Ik zou nooit hebben gedacht dat er nog zoveel aan goud en zilver en edelstenen achtergebleven was, omdat er toch in de drie uur vóór de brand een geweldige hoeveelheid uit de burcht is gehaald!'
[6] En Mahal zei: 'Ik zeg je, zend de arbeiders nog een keer uit en zij zullen bij het wegruimen van het door de brand veroorzaakte puin nog eens zoveel vinden!'
[7] En Fungar-Hellan stuurde de arbeiders er weer heen om het puin van de brandplaats weg te halen; en zie, ze vonden in de loop van nog eens tien dagen een bijna nog grotere hoeveelheid van het edele metaal in gesmolten toestand en zij brachten het naar de koningsburcht, waarover Fungar-Hellan zich nog meer verbaasde.
[8] Maar Mahal zei tegen hem: 'Nu kun je de burcht weer laten herstellen, want de muren zijn goed!'
[9] En de generaal gaf meteen het bevel aan de bouwmeesters, die spoedig aan het herstel van de burcht begonnen te werken.
[10] Maar op dezelfde dag klonk er ook een roep door de stad en die luidde: 'Dat is vergeefse arbeid!'
[11] En niemand wist waar de roep vandaan kwam; en deze roep deed zelfs Mahal verbaasd opkijken, maar Fungar-Hellan nog meer.
«« 295 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.