Koning Lamech met Lamech van de hoogte door de Heer liefdevol ontvangen in de tempel. De verklaring van hetgeen koning Lamech in zijn slaap beleefde. De huis- en rangorde van de hemelse Vader.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 61 / 366 »»
[1] Na deze woorden van Lamech van de hoogte volgde Lamech uit de laagte zijn naamgenoot naar de tempel.
[2] Toen zij daar beiden aankwamen, kwam de Heer samen met Henoch hen beiden tegemoet en ontving hen met open armen.
[3] Deze grote voorkomendheid van de kant van de allerhoogste Heer verwonderde Lamech uit de laagte buitengewoon, vooral juist in deze, althans in zijn eigen ogen, enigszins kritische situatie, waarin hij om zo te zeggen een duchtige terechtwijzing van de Heer voor zijn vleselijke slaap verwachtte.
[4] Maar de Heer zei tegen Lamech, die zich nog enigszins bevreesd verwonderde: 'Waarom verbaas je je nu toch zo over Mijn goedheid, liefde en grote genade? Was je dan als zondaar ooit voornamer dan nu? Destijds kwam Ik toch ook naar je toe?
[5] Als Ik je toen als Mijn grote vijand graag tegemoet wilde komen om je, ten diepste gevallen, te verheffen, waarom zou het dan nu zo verwonderlijk zijn als Ik je tot aan de drempel van de tempel tegemoetkom nu je niet gezondigd hebt?!
[6] Want wat je nu is overkomen was immers puur een toelating van Mijn kant, om je te laten zien welke vruchten jij of in ieder geval je nakomelingen mettertijd wel eens kunnen verwachten tengevolge van een al te machtige liefde voor vrouwen.
[7] Wat Ik je zo toonde is wel een goede boodschap voor jou en je nakomelingen maar zeker eeuwig nooit een zonde.
[8] Als je die op de juiste wijze ter harte neemt, dan zul je leven in de geest van de ware liefde en alle wijsheid daaruit.
[9] Maar kom nu binnen met je begeleider, die Ik ten zeerste liefheb, dan kunnen wij rustig en genoeglijk met elkaar overleggen en spreken bij het heldere licht van het vlammende en stralende hart op het altaar!'
[10] En beiden traden vergenoegd de tempel binnen en loofden de Heer in hun hart bovenmate.
[11] De Heer leidde hen naar het altaar en zei toen tegen hen: 'Een mens kan wel eens in een toestand terechtkomen waarbij hij redelijkerwijze uit de nood een deugd kan maken, en soms zelfs moet maken. Datzelfde kunnen ook wij nu doen!
[12] Zie, de ronde treden om het altaar zijn weliswaar niet bedoeld om er op te zitten, maar aangezien hier helemaal geen andere rust- of zitbanken zijn gemaakt, gaan wij allen op deze ronde treden zitten en wel met onze gezichten naar de morgen gekeerd, waarmee wij dan van deze treden, die enkel als sieraad dienen, een nuttige rust- en zitbank hebben gemaakt.
[13] En wie kan ons dat verwijten?! Want wij zijn het immers zelf voor wie de tempel samen met het altaar en die treden zijn gebouwd. Het staat ons daarom toch ook vrij de tempel te benutten waarvoor het ons belieft! Wat denk je, Lamech, heb Ik gelijk of niet?'
[14] En Lamech antwoordde: 'O Heer, lieve, goede Vader! Alleen Uw wil is immers heilig en geeft mij de allergrootste vreugde; laat daarom altijd gebeuren wat U het meest behaagt!
[15] Wilt U, Heer en Vader, in al Uw mildheid en zachtmoedigheid nu ook nog de juiste volgorde bepalen waarin wij om U of bij U zullen gaan zitten, opdat ook op dit punt Uw wil vervuld moge worden!'
[16] En de Heer zei tegen Lamech: 'Jij bent nog heel erg een hoveling en weet je van louter hoffelijkheid geen raad!
[17] Maar Ik zeg je: kijk eens heel opmerkzaam naar de kinderen van een vader die zijn kindertjes machtig liefheeft! Wat doen zij wanneer hun vader thuiskomt?
[18] Zie, allemaal lopen ze wat ze kunnen hun lieve, goede vader tegemoet, en de voorste en flinkste valt als eerste in alle liefde over zijn vader heen en dan de anderen zoals hun voeten het hun toestaan.
[19] Het jongste kind blijft natuurlijk wel achter, maar de goede vader ziet het met kloppend hart hem tegemoet dribbelen, en als het naderbij komt gaat hij het met een warm hart tegemoet, neemt het op zijn arm, drukt het aan zijn borst en kust en liefkoost het naar hartelust.
[20] Zie, Mijn Lamech, precies zo is het ook met Mijn goddelijke en hemelse huisorde en hofregels gesteld! Wie het eerst komt, het eerst maalt; en de laatste en zwakste zal Ik op Mijn arm nemen en hem buitengewoon koesteren en liefkozen, omdat hij in zijn zwakheid ook de Vader heeft herkend en toen op zwakke voeten Mij, de lieve, goede Vader, tegemoet snelde!
[21] En zo moeten jullie het ook doen en niet vragen naar de rangorde, dan zal Ik als de ware Vader aan jullie, Mijn kinderen, waarachtige vreugde beleven!
[22] Zie, Ik ben al gaan zitten; gaan jullie nu ook bij Mij zitten!'
[23] Hierop verdrongen alle drie zich uit machtige liefde rond de Vader, en de Vader zei: 'Zo is het goed; dat is de ware orde van de hemelen! Blijf daarin voortaan eeuwig en altijd! Amen.'
«« 61 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.