Mira's vergeefse, onvriendelijke uitnodiging aan de vaderen tot de maaltijd in de hut. De Heer maant tot deemoed. Mira nodigt de vaderen nogmaals uit, nu niet tevergeefs.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 7 / 366 »»
[1] Deze opdracht maakte onze Mira buitengewoon blij, en zij ging dan ook met een opgewekt gemoed naar buiten en kondigde de vaderen aan dat zij zich, aangezien de maaltijd bereid was, volgens de wil van de Heer in de hut moesten begeven.
[2] Maar daar Henoch niet aanwezig was en op enige afstand nog iets met de vrouwen te bespreken had, zei Lamech tegen Mira: 'Zie, Henoch is nog niet klaar en zonder hem kunnen wij toch niet de hut binnengaan, omdat hij ons aller geestelijke oudste is?!'
[3] En Mira antwoordde Lamech: 'Nou, dat is me wat! Is Henoch dan meer dan de Heer? Ik meen toch dat ieder mens aan de Heer meer en eerder gehoorzaamheid verschuldigd is dan aan een mens; en Henoch zal toch wel goed weten wat hij doen moet!
[4] Ik heb mijn opdracht aan jullie doorgegeven, en dat is genoeg; naar binnen trekken kan ik jullie niet en de Heer heeft mij ook niet opgedragen dat te doen! - Doe daarom wat jullie willen; ik ben vrij en ga weer in de hut!'
[5] Maar Lamech riep haar terug en zei: 'Luister, mijn mooi morgenkind, je bent wel een beetje snibbig! Hoe zou het zijn - als je dan toch zulke snelle voeten hebt -, dat je in plaats van meteen weer de hut in te rennen, snel naar Henoch liep om hem hetzelfde te zeggen als je tegen ons hebt gezegd?!'
[6] En Mira antwoordde: 'Wel, kijk eens wat je allemaal nog van mij verlangt! Maar ik zeg je: niets daarvan! Twee heren kan men niet goed dienen; de Heer heeft me alleen hiernaartoe gestuurd!
[7] Als jou aan Henoch meer gelegen is dan aan de Heer, kun je beter zelf naar Henoch gaan. Jouw voeten zijn immers ruim tweemaal zo groot als de mijne, dus kun je zelf ook tweemaal zo vlug bij hem zijn!
[8] Maar ons gesprek lijkt op dorsen van leeg stro, waarbij tenslotte niets anders tevoorschijn komt dan leeg stro in plaats van graan voor brood; daarom ga ik, - jullie kunnen doen wat jullie willen!'
[9] Hier maakte Mira een beweging in de richting van de hut. Maar alweer hinderde Lamech haar daarbij met een nieuwe vraag; en die luidde: 'Maar Mira, lieflijke parel van de morgen, als de Heer ons door jou heeft laten halen, kun je toch niet zonder ons terugrennen naar de hut?! Wat zal de Heer wel zeggen als je met lege handen terugkomt?
[10] Zal Hij dan niet met nadruk tegen je zeggen: `Maar Mira, hoe heb je Mijn opdracht aan de vaderen eigenlijk overgebracht, dat er niemand wil komen?'
[11] En als de Heer dat tegen je mocht zeggen, wat zul je Hem dan antwoorden om je te verontschuldigen?'
[12] En Mira antwoordde Lamech heel kort: 'Ik weet er niets van dat de Heer mij gezegd heeft dat ik jullie in de hut moest brengen, - maar alleen dat ik jullie moest zeggen binnen te komen! En dat heb ik ook gedaan; maar of jullie er gevolg aan geven, is niet aan mij, - daarom ga ik!'
[13] En nu kwam Adam bij Mira staan en zei tegen haar, waardoor zij nog langer werd opgehouden: 'Ja, mijn lieve kind, als je ons maar niet eigenmachtig hebt uitgenodigd, - dan zou alles wel in orde zijn!'
[14] Dat ontstemde Mira zelfs, en zij zei: 'Nou, dat is toch wel een grote zonde van jullie allen; in plaats van de wil van de Heer op te volgen, die Hij door mijn mond aan jullie bekend maakt, brengen jullie mij alleen maar in het nauw en willen jullie mij aldoor aan de tand voelen. Dat is toch wel te erg; dat moet ik meteen aan de Heer zeggen!'
[15] Met deze woorden snelde zij de hut binnen en wilde zich tegenover de Heer over de vaderen beklagen.
[16] Maar de Heer was haar voor en zei tegen haar: 'Mira, waarom kom jij alleen terug? Waar zijn de vaderen?'
[17] Mira was eerst wat verlegen, zei echter na een poosje: 'Ach, mijn allerbeste, heilige, meest liefdevolle Vader, de vaderen daar buiten zijn vreselijk en ongehoorzaam! Ik heb het hen precies zo overgebracht als U mij hebt opgedragen; maar zij - neen, ik wil het toch niet zeggen!'
[18] En de Heer zei: 'Maar wat hebben zij dan gedaan?'
[19] En Mira antwoordde: 'Als U het echt wilt weten, dan kunt U het ook weten zonder het van mij te moeten horen!'
[20] Maar de Heer zei tegen haar: 'Zie, zojuist heb je de vaderen tot gehoorzaamheid gemaand, en nu wil je voor Mijn aangezicht ongehoorzaam zijn?! Hoe valt dat met elkaar te rijmen?'
[21] Mira zei echter: 'O Heer, U ziet toch immers dat er in mijn hart geen sprake is van ongehoorzaamheid tegenover U!'
[22] En de Heer gaf ten antwoord: 'Zie, Ik weet dat je een zeer zuiver wezen bent! Maar toch heb je iets te onvriendelijk met de vaderen gesproken; daarom hebben zij je ook te verstaan gegeven dat een meisje nooit zo met hen moet spreken, maar altijd in de grootste deemoed! Ga hen daarom nog eens uitnodigen, - dan zullen zij je wel volgen!'
[23] Hierop ging Mira de vaderen nogmaals uitnodigen en die gaven dan ook meteen gehoor aan de nieuwe oproep; en omdat Henoch ook bij de vrouwen alles had rechtgezet, liep hij nu aan het hoofd van de vaderen en leidde hen allen de hut binnen.
[24] En Adam viel voor de Heer ter aarde en bedankte Hem voor Zijn grote erbarming; want zodra de vaderen de hut waren binnengetreden, wisten zij ook, alles ziende, hoe het er in de laagte toeging, en zij loofden en prezen de Vader daarom uit het diepst van hun hart.
«« 7 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.