De drie kanten van iedere omstandigheid in het leven, die berusten op het natuurlijk-menselijke, het geestelijk-menselijke en het goddelijk-menselijke. De ondoorgrondelijkheid van de laatste geheimen.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 76 / 366 »»
[1] Na deze woorden vroeg Henoch aan Lamech: 'Broeder Lamech, heb je mijn woorden wel begrepen?'
[2] En Lamech antwoordde: 'Ja, broeder Henoch, de Heer zij alle lof, alle prijs en eer en alle dank en al mijn liefde! Tot nu toe is er niets in jouw woorden voorgekomen wat ik niet meteen ten volle heb begrepen; mocht je echter nog iets over het vermogen van de geest om pijn te lijden, en wat pijn in wezen eigenlijk is, willen uitleggen, dan vraag ik je, geliefde broeder, daar nog iets meer over te willen vertellen, want je woorden zijn helder en verkwikken mij buitengewoon!'
[3] Deze uitlating van Lamech beviel de Heer alsmede Henoch goed, en de Heer vroeg Henoch om verder te spreken. En Henoch richtte daarop dan ook de volgende woorden tot Lamech en zei:
[4] 'Lamech, mijn geliefde broeder! Zie, iedere omstandigheid waarin en waardoor wij eigenlijk leven, heeft drie kanten: de ene is de natuurmatig-menselijke, de andere is de geestelijk-menselijke en de derde is de goddelijk-menselijke.
[5] De eerste twee zijn voor ons te vatten, maar de derde eeuwig nooit, want die is oneindig omdat hij zuiver goddelijk is. Wij echter zijn eindige wezens en kunnen daarom onmogelijk ooit de eindeloze diepten en hoogten van God zien en eraan reiken.
[6] Om deze reden kan ook de mens, indien hij wijs is vanuit God, twee vragen over zijn eigen wezen en de omstandigheden daarvan beantwoorden, maar de derde vraag zal hij in eeuwigheid nooit beantwoorden. Want de beantwoording daarvan ligt in de onuitsprekelijke en eeuwig onbegrijpelijke diepte van God verborgen, en wij zullen die nooit volledig ontraadselen!
[7] En om die reden valt er over het vermogen van de geest om pijn te lijden onzerzijds weinig meer uiteen te zetten!
[8] Ik denk dat wij er nu zoveel over weten als nodig is; maar het derde deel zullen wij altijd aan de Heer overlaten.
[9] Wij weten nu uit ervaring dat zich enkel in de geest als het basisprincipe van het leven in de mens, het bewustzijn van zichzelf en derhalve ook het levendige gevoel en de gewaarwording kan bevinden en ook moet bevinden, en dus ook het vermogen om pijn te voelen!
[10] Hebben en weten wij dat nu werkelijk en grondig, dan hebben wij daar ook alleszins genoeg aan en kunnen ons leven daar zonder veel moeite zo naar inrichten dat wij nooit iets te maken zullen hebben met de onaangename gevoeligheid voor pijn.
[11] Maar wat de derde kant van deze levende eigenschap van de geest betreft - wat op zichzelf pijn of gevoel eigenlijk is of wat in haar oereeuwige grond de levenskracht eigenlijk is -, dat, broeder, laten wij, zoals gezegd, over aan Hem wiens allerheiligste zichtbare tegenwoordigheid ons allen nu zo buitengewoon gelukkig stemt en doet opleven!
[12] Ik denk dat we hierover niet meer woorden hoeven te spreken en laten we daarom Hem danken voor wat wij met zoveel genade van Hem hebben ontvangen en zeker nog meer zullen ontvangen! - Ja, zo zij het eeuwig! Amen.'
«« 76 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.