Het maal bij Adam. Koning Lamech richt deemoedige en eerbiedige woorden tot Adam. Adams goede antwoord.

Jakob Lorber - De Huishouding van God (deel 3)

«« 90 / 366 »»
[1] Toen zij in Adams ruime hut aankwamen, hadden de dienaren van Seth reeds de versterking aangedragen, die uit de edelste vruchten bestond. De gasten gingen na de vriendschappelijke uitnodiging van Adam weldra naast de korven op de grond zitten, loofden en dankten God en aten vervolgens welgemoed.
[2] Maar Lamech uit de laagte was nog te veel door zijn grote eerbied voor Adam vervuld, zodat hij niet in staat was om volledig te delen in de opgewektheid die zich al spoedig van de gemoederen van de anderen had meester gemaakt.
[3] Adam merkte dat al gauw en vroeg Lamech daarnaar.
[4] En Lamech antwoordde: 'Vader, eerste van alle mensen op aarde! Zie, ik kan mijn grote eerbied voor u en al degenen die u als uw eerste kinderen omgeven niet bedwingen!
[5] De gedachte dat u de vader bent van Kaïn, wiens kinderen en kleinkinderen reeds allemaal lang geleden zijn gestorven, en zij - de moeder van alle nu levende en niet meer levende mensen! - vervult mijn gemoed met toenemende eerbied, en die staat mij niet toe zo geheel onbelemmerd vrolijk te zijn als degenen die sinds hun kindsheid reeds aan zo'n verhevenheid gewend zijn omdat zij altijd om u heen waren, o vader, of als hen - die hoewel zij ook van mijn stad zijn - toch ten gevolge van hun nog zeer beperkte gemoed in het geheel niet in staat zijn zich de heilige diepte van die waardigheid voldoende te realiseren!
[6] Vergeef mij daarom, o vader Adam, en ook u, eerbiedwaardige moeder Eva, dat ik ten gevolge van mijn gemoedstoestand niet zo vrolijk kan zijn als de anderen! Bovendien zijn alle anderen nog nooit zondaren geweest tegenover God en tegenover u; maar ik was tot voor enige weken nog het grootste monster aller monsters, dat vanuit zichzelf helemaal niets aan zijn verbetering heeft bijgedragen, maar alles enkel door de goddelijke erbarming is gedaan.
[7] Zie, om die reden kan ik mij ook niet zo volledig aan de vreugde overgeven als degenen die, zoals gezegd, ten opzichte van u noch tegenover God ooit hebben gezondigd!'
[8] Hier onderbrak Adam Lamechs verontschuldiging en zei tegen hem: 'Luister, arme nakomeling van mijn ongelukkige eerste zoon Kaïn! Jouw uitlating is mij buitengewoon dierbaar, waardevol en kostbaar, en bovendien moet ik je nog bekennen, dat ik dergelijke woorden nog nooit van mijn kinderen heb gehoord.
[9] Maar desondanks moet ik je zeggen dat een dergelijke te grote eerbied ten opzichte van mij, de aartsvader van de mensen van de aarde, enigszins overbodig is, want in de grond ben ik toch ook maar een mens zoals ieder ander! Geboren of rechtstreeks door God geschapen, dat is hetzelfde, want ook de geborenen mens wordt in het lichaam van de moeder evengoed door God geschapen als ik, die buiten een moederlichaam door God werd geschapen.
[10] Dat je een zondaar was, weet iedereen op de hoogte; maar dat je je leven geweldig gebeterd hebt door Gods genade, dat weten wij ook, en hoe de Heer je alles heeft kwijtgescholden, weten wij. Daarom hebben ook wij jou ter wille van de Heer alles vergeven, en daarom kun je dus samen met ons opgewekt en vrolijk zijn!
[11] Eet en drink daarom, en bevrijd je van je droefheid, want ik heb je straks nog veel te laten zien!'
[12] Deze woorden brachten onze Lamech weer tot bezinning, zijn gemoed werd opgewekt en hij kon eten en drinken.
«« 90 / 366 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.