Gods liefde.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 119 / 244 »»
[1] Na die woorden vraagt geen der Farizeeën verder.
[2] Dan sta Ik op, groet de hoofdman, die Mijn groet vol warmte en hartelijkheid beantwoordt, en Mij en Jarah in het bijzijn van Ebahl en zijn vrouwen en de andere kinderen begeleidt naar een ander vertrek, waar een goed rustbed voor Mij klaar staat.
[3] Maar IK zeg tegen de hoofdman: "Als jullie allen de hele nacht bij Mij willen blijven, blijf dan; willen jullie echter gaan slapen, dan kun je dat ook doen! Als jullie blijven, zal daardoor niemand morgenochtend slaap te kort komen. - Verder heb je als echte vriend van Mij goed met de Farizeeën onderhandeld; ze zitten nu behoorlijk in angst en spanning en zullen de zandkorrels van hun klok tellen, en met groot ongeduld op de komende dag wachten!
[4] Het is maar goed dat Mijn leerlingen, die zich nog veel moeite geven met de twee Essenen en de groep Farizeeën, en ze haast helemaal voor hun standpunt hebben gewonnen, niet vanwege het lawaai naar ons in de eetzaal zijn gekomen! Want dat zou ontijdig de aandacht hebben getrokken! Hoewel -Ik wilde het zo, en dus kon het ook niet anders gaan! -Maar wat zal Ik nu met Mijn allerliefste Jarah beginnen? Dat meisje verlaat Mij nooit!"
[5] De KLEINE zegt: "Heer, zolang U in ons huis blijft, zal Jarah U niet verlaten, en zou U mogelijkerwijs sterven, dan zou Jarah met U sterven! Als U echter ons huis weer zult verlaten en Jarah niet met U mee zal kunnen gaan, dan zal zij thuis zuchten en de Vader in Uw hart vragen of Hij U weer bij haar zou willen brengen, want zonder U kan Jarah nu niet meer leven!"
[6] IK zeg: "Kijk, dat is een goed voorbeeld van hoe men God moet liefhebben om door Hem ook in dezelfde mate te worden liefgehad! Gods liefde omvat weliswaar alles, en zij kent in der eeuwigheid geen toorn en wraak, maar toch is er een groot verschil in de manier waarop een mens door God wordt liefgehad. Zolang een mens ademt en leeft, is dat een bewijs dat God door Zijn liefde hem het leven geeft, omdat hij anders allang dood zou zijn.
[7] Maar wie God liefheeft zoals deze kleine hier, dwingt God om tot hem te komen en te gaan wonen in het hart van de liefhebbende mens! En God komt en gaat dan met Zijn geest in het God boven alles liefhebbende hart wonen, en zo'n mens heeft daardoor het eeuwige onvergankelijke leven in zich en is volledig één met God!
[8] Het is weliswaar niet iedereen gegeven om God zo vurig lief te hebben zoals dat het geval is bij Mijn allerliefste Jarah, maar toch kan ieder mens met al zijn kracht God liefhebben, en dan zal God ook zijn hart vervullen met Zijn geest en Zijn genade, en deze mens nooit in der eeuwigheid in de afgrond laten vallen. Mocht hij struikelen dan zal hij altijd weer op de been worden geholpen, en het eeuwige leven zal altijd in hem zijn en blijven.
[9] En nu, Mijn allerliefste Jarah, omdat je Mij zo buitengewoon liefhebt moet je ons eens een klein verhaal vertellen, want Ik weet dat je een rijke voorraad mooie verhalen hebt!"
[10] JARAH zegt, terwijl zij kinderlijk lief glimlacht: "O Heer, vraag dat alstublieft niet! Want dat zou naast Uw buitengewone wijsheid toch veel te dom klinken!"
[11] IK zeg: "Nee, nee, Mijn allerliefste Jarah, laat je daardoor niet van de wijs brengen, want je kunt altijd en eeuwig alleen maar heel veel begrip van Mij verwachten! Want weet je, Ik begrijp zelfs het schreien van de kinderen, laat staan dus hun spreken! Jij hebt zo vaak van die bijzondere dromen, - vooruit, vertel Mij eens zo'n droom!"
«« 119 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.