Engelenmacht.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 136 / 244 »»
[1] Vervolgens leidt de engel Jarah naar alle zijden van de berg en zij overtuigt zich ervan dat de berg weliswaar niet lager is geworden, maar aan alle kanten toch zonder enig gevaar bestegen kan worden, vooral aan de van de zee afgewende zijde, waar hij heel glooiend afloopt.
[2] Toen JARAH zich van daarvan had overtuigd zei zij: "Het geheel is zo wonderbaarlijk, dat ik mijn zintuigen begin te wantrouwen en zou gaan denken dat ik ook slaap en droom! Vertel me toch eens iets over hoe u dat deed! Zoëven heeft u de hele zee opgeheven en vrij als een zwevende druppel in de lucht gehouden, en nu heeft u de steile berg naar alle kanten toegankelijk gemaakt, en dat doet u allemaal in een oogwenk! Hoe, hoe kunt u dat? U heeft uw plaats geen ogenblik verlaten en toch is dat allemaal gedaan! -Ach, dat is toch te veel voor een arm aardwormpje zoals ik!"
[3] De ENGEL zegt: " Je kunt dat natuurlijk nu nog niet begrijpen, maar binnen niet al te lange tijd zal dat allemaal zonneklaar voor je worden. Voorlopig kan ik je wel zoveel zeggen dat wij engelen niets uit ons zelf kunnen doen, maar alles enkel en alleen doen door de almachtige wil van de Heer, die jij zo bijzonder liefhebt.
[4] Kijk, de gehele wereld en alle hemelen zijn slechts gedachten en ideeën van God die door Zijn almachtige onwankelbaar vaste wil vastgehouden worden. Als Hij Zijn ideeën nu terugtrekt en Zijn gedachten loslaat, vergaat in datzelfde ogenblik het zichtbare geschapene. Denkt Hij echter iets nieuws en houdt Hij dat met Zijn almachtige wil vast, dan is dat geschapene ook al voor iedereen zichtbaar aanwezig!"
[5] JARAH vraagt: "la, maar wat blijft er dan voor u nog over om te doen?"
[6] De ENGEL zegt: "Wij zijn zuivere ontvangststations voor de goddelijke wil en vervolgens dragen wij hem uit! Kijk, wij zijn in zekere zin de vleugels van de goddelijke wil en zodoende zijn wij eigenlijk de goddelijke wil zelf. Een nog zo geringe gedachte van ons -als wij hem verbinden met de kracht van de goddelijke wil -is voldoende en dan is een werk ook al gedaan, daarom handelen wij zo snel!
[7] Zie je daar in het oosten die heldere ster staan? Kijk, als er van hier tot daar een gebaande weg zou leiden, dan zou de aarde niet genoeg van de allerkleinste zandkorrels hebben om de jaren aan te geven die een vogel nodig zou hebben om die ster te bereiken, Iaat staan een hardlopend mens. Maar mij is het mogelijk in een ogenblik daarheen te gaan en weer hier terug te komen! Je zult mijn afwezigheid helemaal niet merken en toch zal ik daar en weer hier zijn! -Geloof je mij?"
[8] JARAH zegt: "Waarom zou ik dat niet geloven? Maar mij daarvan overtuigen kan ik natuurlijk niet, want ik wil en kan daarheen met u niet zo'n reis maken als eerder naar beneden naar de zeebodem!"
[9] De ENGEL zegt: "Waarom dan niet? Zijn bij God niet alle dingen mogelijk? Als de Heer het goed vindt, dan maakt het voor mij niets uit! Dat je niets zal overkomen daarvoor sta ik in en alle talloze stralende engelen die je hier rondom je ziet staan daar ook voor in!"
[10] JARAH zegt tegen Mij: "Heer, is dat echt mogelijk?"
[11] IK zeg: "In handen van deze engel, ja! Als je wilt kun je je aan hem toevertrouwen en in een paar ogenblikken zul je weer behouden hier bij Mij zijn, neem echter voor jezelf daarvandaan een aandenken mee!"
[12] Na deze woorden ging JARAH naar de engel en zei: "Kijk, ik ben niet bang, als u kunt draag me dan daarheen!"
[13] Toen tilde de engel Jarah van de grond en drukte haar stevig aan zijn borst en verdween. - Na tien seconden was hij weer met Jarah terug met in haar schort een steen, die onbedekt zo straalde, als de morgenster straalt wanneer zij haar mooiste licht geeft.
[14] Toen JARAH een beetje van haar verbazing bekomen was, vroeg ze Mij: "O Heer, zijn dan al die ontelbare sterren net eender als deze ster, die ik nu echt met eigen ogen of met mijn geestelijke ogen gezien heb? Want dat is een reusachtige wereld! Deze wereld lijkt me nu, vergeleken bij die, zo klein als een slakkenhuis ten opzichte van deze berg! Mensen, heel volmaakte mensen, die in onuitsprekelijk grote en wonderheerlijk gebouwde tempels wonen zijn er ook in die overgrote heerlijke wereld. Maar die mensen zijn zo groot, dat ze, als ze beneden aan de zee zouden staan, de berg minstens drie maal zouden overtreffen. En zo is in die wonderwereld alles vele duizend malen duizend maal groter dan hier!
[15] Wij stonden op een erg hoge berg en zagen aan alle kanten een onafzienbare vlakte. Die was naar alle kanten doorsneden door de heerlijkste rivieren, waarvan de golven schitterden als de steeds wisselende heldere kleuren van een regenboog. Op de vlakte bevonden zich prachtige tuinen en tempels. In het volgende moment bevonden wij ons al beneden bij de tempels en zagen daar de grote mensen en hun nog veel grotere woontempels. Op enige afstand is het een genot om deze mensen te zien, maar dichtbij lijken ze op wandelende bergen! Ja, ik zou al een aardig lange ladder nodig gehad hebben als ik maar de kleine teen van zo'n mens zou hebben willen beklimmen!
[16] Kortom, ik zou mijn leven lang wel door kunnen vertellen over wat ik daar in die paar ogenblikken heb gezien, maar dan zou ik de tijd die U, o Heer, voor iets beters bestemd heeft, met onnutte dingen verpraten! Maar nu zou ik van U willen horen of al die talloos vele sterren ook zulke werelden zijn, zoals degene die ik gezien heb!"
[17] IK zeg: " Ja, Mijn kindje, en nog veel grotere en veel mooiere! Maar geloof je nu echt dat je in die paar ogenblikken met lijf en ziel op die ster bent geweest? Vertel Mij dat eens!"
[18] JARAH zegt: "Heer, mijn liefde en mijn leven. De heen vlucht maakten wij in vier korte momenten. En tot aan het vierde moment zag de ster, die ik nu nog heel goed zie, er steeds onveranderd uit als ster, maar in het vierde moment werd zij zo groot als onze zon overdag. Daarna duurde het nog momentje en toen waren we al op die prachtige wereld. Van de berg, waar wij eerst op de top stonden, raapte ik op aanraden van de engel een steentje op -dat is dit stralende klompje -en nam het als bewijs, dat ik daar echt was, mee hierheen. Meer kan ik U als bewijs van mijn werkelijke aanwezigheid op die plaats niet laten zien."
«« 136 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.