Jarah toont haar souvenirs.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 146 / 244 »»
[1] Na deze woorden gaan de hoofdman en Ebahl naar Jarah en vragen haar de twee bewuste herinneringstekens te laten zien.
[2] En de lieve JARAH grijpt meteen in de grote schortzak, loopt de beiden tegemoet en zegt: "Hier, kijk maar lieve Julius, hier heb je de twee tastbare bewijzen! Geloof je het nu en zul je nu ooit eens die eeuwige angst van je laten varen?"
[3] De HOOFDMAN zegt: " Ja, lieve kleine Jarah, mijn geloof is nu vaster dan deze berg en mijn hinderlijke angst is met de hulp van de almachtige Heer ook voor altijd verdwenen, -daar kun je van verzekerd zijn! Maar jouw souvenirs zijn ook van onschatbare aardse waarde. Die mossel met haar inhoud weegt op tegen de waarde van geheel Jeruzalem, want zij bevat vier en twintig parels ter grootte van een klein kippeëi, waarvan er één al honderdduizend pond goud waard is! Maar welke waarde deze zeer harde, doorzichtige en mooier dan de morgenster lichtende steen heeft, daar is op aarde geen maatstaf voor! Kortom, je bent nu niet alleen geestelijk, maar in werelds opzicht het rijkste meisje ter wereld! Waarlijk, je bent nu nog rijker dan alle koningen en keizers van de wereld bij elkaar! Wat vind je daarvan?"
[4] JARAH zegt heel bescheiden: "Daar vind ik net zoveel aan als niets, en deze twee souvenirs hebben voor mij geen andere waarde dan die waarvoor ik ze meegenomen heb, namelijk als herinnering aan de onbeschrijflijke wonderdaden van God aan ons arme, zwakke en zondige bewoners van de stad en de omgeving van Genezareth.
[5] De Heer zal niet steeds lichamelijk in ons midden blijven, zoals Hij het mij gisteren al heel duidelijk heeft gezegd, maar deze tekenen zullen ons in onze harten altijd heel levendig aan Hem doen denken en onze liefde voor Hem opnieuw aanwakkeren! - Dat vind ik.
[6] Maar de Heer heeft nog een teken voor mij achtergelaten uit deze wondernacht, die voor mij eigenlijk de helderste dag was! Dit teken blijft ook zichtbaar en later onzichtbaar bij mij tot het na een bepaalde tijd, als ik daar waardig voor blijf, weer zichtbaar voor mij zal worden."
[7] Vader EBAHL vraagt: "Wel, waar heb je dat teken dan? Wil je het ons niet laten zien?"
[8] JARAH zegt, met naast zich de engel Raphaël: "Hier, hier bij mij staat het, als u er niets op tegen hebt!"
[9] EBAHL zegt, terwijl hij de engel van top tot teen monstert: "Dat is beslist een nog kostbaarder aandenken! Maar ik ben bang dat je veel te snel tot over je ogen en oren op deze echt te knappe jongeman verliefd zult worden; en als hij dan onzichtbaar wordt zul je van puur verdriet blind en doof worden!"
[10] JARAH zegt: O maak u zich maar over andere dingen bezorgd! Wie God de Heer eenmaal zo liefheeft als ik, vindt alle hemelse schoonheden zo belangrijk alsof ze niet bestonden! Maar ik houd ook veel van de jongeman, want hij is zeer wijs en buitengewoon sterk, machtig en snel!"
[11] De HOOFDMAN vraagt: "Waar is hij dan vandaan gekomen? Ik kan me niet herinneren hem ooit in Genezareth gezien te hebben en toch is hij in de klederdracht van deze plaats gekleed! Ik bewonder zijn zuivere, vriendelijke en tevens zeer zachte trekken! Zijn manier van doen heeft een zeer gracieuze charme! Hoe teer, zacht, rein en buitengewoon mooi gevormd zijn z'n voeten alleen al!
[12] Die propere tot aan de knieën reikende broek, dat blinkende witte hemd en dat achteloos over zijn schouders hangende geplooide jasje van blauwe stof, staat hem ook zo bijzonder goed, dat men zich echt niets smaakvollers voor zou kunnen stellen, en het ronde hoedje op zijn hoofd siert zijn prachtige hoofd al helemaal op een onbeschrijflijke manier! Werkelijk, ik zou deze innemende jongeman niets kunnen weigeren! Hij zou ongestraft een keizerrijk van mij af kunnen nemen als hij mij daarvoor alleen maar lief had!
[13] Nee, hoe langer ik deze mens beschouw, des te mooier en aantrekkelijker komt hij me voor! Zijn ouders zijn wel gelukkig te prijzen dat ze zo'n zoon hebben, en jij, lieve Jarah, kunt je voor zo'n geschenk wel buitengewoon gelukkig prijzen! Als er ergens ter wereld nog zo'n jongen te krijgen zou zijn, dan zou ik er echt al mijn schatten en landerijen voor over hebben!
[14] Maar wat ga je met deze mooie jongeman nu doen? Je bent weliswaar ook een heel mooi lief meisje, maar de jongeman overtreft je toch vele malen in schoonheid. Jij bent nu bijna dertien jaar en de jongeman zal zestien zijn. Als hij je man wordt, nu dan mag dat van mij; maar blijft hij alleen maar een speelkameraadje van jou, dan zal je licht ontvlambare hartje beslist heel snel in grote verlegenheid komen! Maar zeg jij maar eens waarvoor je hem zult gebruiken!"
[15] JARAH zegt: "U zegt wat uw verstand u ingeeft, omdat u de geest niet kent! Deze jongeman zal tot en met mijn zestiende jaar mijn beschermer en leidsman zijn en hij zal mij onderwijzen in de wijsheid van Gods hemelen - en u ook, als u naar hem zult willen luisteren!"
[16] De HOOFDMAN zegt: "Maar dan zal hij toch na je zestiende jaar wel je man worden?"
[17] JARAH zegt: "O beste Julius, dat was weer een vraag van u, die ik u niet in dank kan afnemen! Heb ik u dan niet meteen in het begin al gezegd dat deze jongeman na mijn zestiende jaar mij voor een tijdlang zal verlaten, zoals de Heer dat bepaald heeft? Dat zal mij echter niet deren, want mijn hart hoort helemaal aan de Heer, die eeuwig bij mij blijft! Maar als mijn hart een eigendom van God is, kan het niet ook nog eens het eigendom van een ander worden!
[18] EBAHL zegt: "Ja, ja, mijn liefste dochter, daar heb je nu helemaal gelijk in! Maar jouw jaren zijn er nog niet; maar als ze zullen komen zul je een harde strijd met je lichaam te strijden krijgen! Ik wens je toe dat je het de baas zult worden!"
[19] De HOOFDMAN voegt daar aan toe: "Ja, ja, jouw vader heeft gelijk! Nu ben je nog maar een kind, en het brandt al in je hartje als in een kalkoven! Het bezit nu weliswaar het hoogste wat het kan verlangen en het kan niet meer naar iets minders snakken. Als echter dit hoogste, ?m je geweten te beproeven, zich uit je hart terug zal trekken, dan zal Je hart gaan hongeren naar liefde! En als het deze spijs lang moet ontberen, dan zal het weldra zijn lange armen naar andere voorwerpen uit gaan strekken om zich te verzadigen! Want hoewel de honger van de maag pijnlijk is, de honger naar liefde is toch nog duizendmaal pijnlijker.
[20] Kijk nu eens naar een veldheer, die een liefdeloze tiran voor zijn ondergeschikten is! Allen zullen zich in een uitzichtloze toestand bevinden, en als zij voor hem in de strijd moeten gaan, zullen zij zich overgeven aan de vijand om daardoor hun liefdeloze heer kwijt te raken. Toont een wijze veldheer echter dat hij zijn ondergeschikten lief heeft als een vader zijn kinderen, dan kan de vijand komen en dan zullen zij zich met al hun moed en met de grootste zelfverloochening voor hun geliefde veldheer tot de laatste bloeddruppel verweren en de vijand vernietigen!
[21] Ja, allerliefste Jarah, de liefde is erg sterk en heeft steeds wijze leiding nodig om te voorkomen dat zij zichzelf uiteindelijk verteert!"
[22] Na een poosje zegt JARAH nadenkend: " Ja, ja, u kunt daarmee wel eens niet helemaal ongelijk hebben, maar van de Heer moet men toch wel aannemen dat Hij geen tirannieke veldheer over een Hem boven alles liefhebbend hart zal zijn!?"
[23] JULIUS zegt: "Dat nu juist niet! Maar - wat ik mij herinner van wat Hij vannacht tegen jou gezegd heeft - Hij is en blijft God, en de menselijke geest kan Hem pas dan geheel naderen als hij zich met de hem gegeven krachten zelf gevormd, ontwikkeld en staande gehouden heeft, waarbij hij tijdens deze zelf ontwikkelingsperiode door Hem geheel aan zichzelf wordt overgelaten! Als dat echter zo is, dan is God in die periode noodzakelijkerwijs een tiran met een blinddoek voor en verstopte oren! En als bij jou die door Hem Zelf aangekondigde periode zal komen, dan mijn allerliefste Jarah, zullen we daar verder over spreken!"
[24] JARAH zegt: "Ik vertrouwen geloof vast dat Hij mij ook dan niet geheel alleen zal laten!"
[25] De HOOFDMAN zegt: "Dat is ook haast niet aan te nemen, omdat je al ver op ons voor ligt, maar je zult gezien jouw grote liefde voor Hem, ook een kleine en kort durende periode van alleen gelaten zijn, als een berg zo zwaar op je voelen drukken! -Maar nu gaan wij naar Hem, want Hij schijnt iets van plan te zijn!"
«« 146 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.