Weerzien met Cyrenius.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 184 / 244 »»
[1] Nog maar net hadden wij dat gezegd of we hoorden alom de bocht veel mensenstemmen. Het was Cyrenius met zijn hele gevolg en naast Cyrenius reed op een klein bergpaardje de in mooie Romeinse kleren gehulde Josoë, de door Mij in de nieuwe grafkelder van Jaïrus uit de lange doodsslaap opgewekte knaap.
[2] Toen Cyrenius op de tamelijk ruime plaats voor de hut aankwam, vroeg hij de beide zonen of dit de woning van de oude soldaat Marcus was.
[3] En de ZONEN zeiden met een diepe buiging: "Ja, machtige heer en gebieder!"
[4] Op dat moment stapt MARCUS ook met gepast Romeinse eerbied op Cyrenius toe en zegt: "Hoge heer en gebieder, niets ter wereld zou me hebben kunnen weerhouden om onmiddellijk gevolg te geven aan uw goedgunstige oproep! Maar ik herberg een gast met een aantal van Zijn leerlingen en begeleiders, die vast en zeker een god moet zijn, omdat Hij enkel door te willen dingen doet, die een sterfelijk mens nog nooit op deze aarde gedaan heeft. Deze hemelse gast kon ik onmogelijk alleen laten, omdat Hij mij met weldaden overladen heeft, en mijn hut nu niet meer armelijk, maar heel rijk is. Want Ik ben nu in het bezit van vijftig zakken gevuld met de beste wijn en mijn vijf grote vishouders zitten vol met de voortreffelijkste en beste vissen! Ook puilt mijn voorraadkamer uit van allerlei uitgelezen spijzen, en zout en hout heb ik ook meer dan voldoende voor de rest van mijn leven! Wat zou ik, oude man, nu nog meer willen zoeken en verlangen? Maar niet alleen ik, maar ook mijn acht kinderen zijn heel goed verzorgd, want ik heb vandaag ruim vierhonderd groschen ontvangen, wat voor mij zeer veel geld is. Bovendien zal ik zeker nog enige honderden goede groschen ontvangen, uit dezelfde bron waaruit ik vandaag de vierhonderd helemaal eerlijk en rechtschapen ontvangen heb."
[5] CYRENIUS zegt: "Dat klinkt heel goed, en het verblijdt mij zeker nog meer dan jou, dat ik jou, een van mijn oudste krijgsmakkers, zo gelukkig aantref; maar breng me nu naar jouw wonderbaarlijke gast! Voornamelijk voor hem ben ik uit de stad naar je toegekomen, want ik vermoed naar aanleiding van het bericht van de bode, dat jouw wondergast de goddelijke Jezus uit Nazareth is. Hem kan ik in der eeuwigheid niet genoeg danken voor de reusachtige weldaden, die Hij mij geestelijk en lichamelijk heeft bewezen. Breng me daarom maar meteen naar Hem toe!"
[6] De reden waarom Cyrenius Mij niet meteen gezien had, was, dat Ik met de leerlingen nog aan de tafel zat, die in de diepe schaduw stond van een grote kastanjeboom waarvan de dicht bebladerde takken hier en daar tot op de grond neerhingen. Marcus bracht Cyrenius met Josoë meteen onder de kastanjeboom bij Mij.
[7] Toen CYRENIUS Mij zag, sprongen hem de tranen in de ogen van vreugde over het weerzien, en hij zei: "Ja, ja, U bent het, zoals ik al dacht! Oh, wat ben ik nu weer ontzettend blij en gelukkig omdat mij de onbeschrijflijke hemelse genade ten deel valt om U, die mijn alles bent, na het verstrijken van vele dagen weer een keer te zien en te spreken, en door de adem van Uw mond opnieuw gezegend en voor eeuwig levend gemaakt te worden! O Heer, mijn eerlijk en waarachtig boven alles geliefde Jezus, eeuwige Heer van de gehele wereld en van alle hemelen! Hoe diep sta ik toch bij U in de schuld. Ten eerste voor iedere minuut dat ik leef en ten tweede voor de buitengewone weldaad, die mij door Uw ondoorgrondelijke wijsheid in Kis ten deel viel, toen ik de geroofde belastinggelden weer terug kreeg! O Heer, hoe vaak denk ik er iedere dag nog aan, uit wat voor verschrikkelijke verlegenheid U mij door Uw wijsheid gered hebt in Kis! En als ik zo bij mijzelf daaraan denk, dan komen mij steeds tranen van dankbaarheid in de ogen, en dan moet ik U onder tranen aanbidden!"
[8] IK zeg: "Vriend en broeder, kom en ga rechts van Mij zitten en laat je gevolg ook gaan zitten daar aan de andere tafel onder de vijgeboom! Het middagmaal zal meteen opgediend worden, dat Ik voor jou en je gevolg al van te voren besteld heb, want Ik weet dat jullie vandaag nog maar weinig gegeten hebben. - Maar hoe gaat het nu met Mijn Josoë, en kan hij nogal al opschieten met zijn engel die zo nu en dan bij hem komt?"
«« 184 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.