Josoë's mening over de slavernij.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 207 / 244 »»
[1] JOSOË zegt: "In Uw naam wil ik het heel in 't kort wel proberen, maar het is maar helemaal de vraag of mijn mening betrouwbaar is.
[2] De voeten van de mensen staan zichtbaar op een lager levensniveau dan de handen, maar als de voeten de mens niet naar het water zouden dragen, dan zou hij zijn handen niet van stof en vuil kunnen reinigen. Derhalve, denk ik, is de slavendienst in het algemeen net zo noodzakelijk als de herendienst. Als de voeten uitglijden, valt de gehele mens, en het is dus zeker goed en nuttig meer te letten op de voeten, die met alle recht de slaven van het lichaam genoemd kunnen worden, dan op alle andere lichaamsdelen. Afgestompt en willoos moeten de voeten het zware en tevens niets doende lichaam dagreizen ver dragen, en zij krijgen daarvoor als loon niets dan hoogstens een reinigende verfrissing bij een bron, terwijl na een gedane reis het gehele lichaam, dat tijdens de gehele reis niets gedaan heeft, zich versterkt met spijs en drank. Maar wat kunnen, wat zullen de voeten daarvan zeggen? -Niets, -want zij zijn daarvoor geschapen!
[3] Daarom denk ik dat de slavernij een noodzakelijk iets is, dat nooit afgeschaft kan worden als de mensheid in de haar gegeven orde wil blijven, tenzij de mensheid mettertijd een ander vervoermiddel zou uitdenken, - dan zou de slavendienst van de voeten natuurlijk overbodig gemaakt kunnen worden. - En zo, dacht ik, zou het in de toekomst met de slavernij kunnen gaan !
[4] Het zou natuurlijk beter zijn als men de voor de mensheid onwaardige slavernij geheel zou kunnen missen, maar het zou nog wel eens lang kunnen duren voor zo'n gelukkige tijd op aarde zijn intrede zal doen.
[5] De slaaf wordt door de vrije mensheid werkelijk als onkruid onder de mensen aangemerkt. Maar door dit zeldzame onkruid wordt de mensheid zeer goed gemest en tevens traag en volledig passief, - en dat vind ik zeer slecht. In dit opzicht zou het weer beter zijn als er geen slavernij was. Maar als anderzijds de slavernij een school der deemoed is, dan is het natuurlijk ook een onmisbare noodzaak voor de te hoog gestegen mensheid; want na de Babylonische gevangenschap waren de Israëlieten weer een heel goed volk geworden, - het is alleen maar jammer dat de gevangenschap niet minstens een volle eeuw heeft geduurd! Want bij de bevrijding waren er naar mijn mening nog te veel, die de vroegere glans van het Joodse rijk nog te nadrukkelijk voor ogen zweefde. Daarom wilden ze ook zo snel mogelijk de oude glans weer tot leven brengen. En toen de muren en de tempel weer opgebouwd waren, was de oude hoogmoed ook weer aanwezig, en weldra ging het er in Jeruzalem eigenlijk nog slechter aan toe dan vroeger vóór de Babylonische gevangenschap. Veertig jaren waren dus kennelijk te weinig, maar met honderd jaar zou bij al onze vaderen de hang naar glans, pracht en hoogmoed zeker voor honderden jaren totaal vergaan zijn!
[6] Dit is natuurlijk alleen nog maar een heel onrijp vermoeden van mij en er zullen zonder twijfel behoorlijke en goed gefundeerde tegenargumenten bestaan, maar ik spreek alleen maar zoals ik het aanvoel. Want iemand die voor een slechte daad een oorvijg kreeg, zal het kwaaddoen niet veel langer nalaten dan de pijn heeft geduurd. Als hij echter door God voor een slechte daad met een lang aanhoudend en zeer pijnlijk lijden bezocht wordt, zal hij de zonde zeker vrijwel nooit meer begaan!
[7] Daarom kan ik een echt lang aanhoudende slavernij alleen maar zien als iets, dat een bepaald doel moet dienen, en ik zie nu ook de ijzeren noodzaak van deze stand in en ik denk: Zo'n goede en gewillige slaaf is in de aard der zaak veel volmaakter dan een vrij mens; want de vrije mens is geestelijk een slaaf van zijn zinnen, terwijl de lichamelijke slaaf geestelijk een vrij mens kan zijn.
[8] Want er is een groot verschil tussen een mens die baas van zijn wil is -wat bij een goede slaaf geheel het geval moet zijn -, en een mens wiens wil geen gehoorzaamheid kent, en bij wie alles gebeuren moet wat hij wil.
[9] En daarom ben ik het nu toch helemaal met de slavernij eens en wens dat zij nooit zal eindigen! Want ik vind: Zodra deze hoofdschool voor de ware deemoed eindigt, zullen de mensen der aarde door een grote ellende bezocht worden!
[10] Natuurlijk is het wel te wensen dat de mensen allen volgens Uw leer zouden leven, want dan was de slavernij een vreemd onding, en een misdaad tegen de rechten van de mensheid. Maar zolang dat ergens nog niet het geval is en misschien nog lang niet zal zijn, is en blijft de slavernij voor de hoogmoedige mensheid een evangelie uit de hemelen, dat ter verbetering der mensheid op de aarde ingesteld is.
[11] Dit is dan mijn zwakke beschouwing van Uw verklaring over de slavernij. Nu vraag ik U, o Heer, echter tevens of U geneigd zou willen zijn daarin de fouten, die ik zeker gemaakt heb, aan te wijzen, opdat ik ook in deze sfeer in de volle waarheid kan doordringen!"
[12] IK zeg: "Beste Josoë, je hebt in alles helemaal gelijk, en er is weinig of niets met recht tegen in te brengen; alleen wat betreft de duur van de Babylonische gevangenschap ben je in je ijver wat te ver gegaan. Want iedere gevangenschap en ook iedere slavernij is uit de aard der zaak niets anders dan een door God toegelaten strafgericht! Een gericht is en blijft echter jammer genoeg altijd alleen maar een uiterst dwangmiddel tot verbetering en heeft daarom gewoonlijk meer een slechte dan een goede uitwerking op de zielen der mensen. Want iemand die het slechte alleen maar vermijdt vanwege de kwade gevolgen, en het goede doet vanwege de goede gevolgen, is nog ver verwijderd van het rijk van God. Alleen degene die het goede doet omdat het goed is, en het kwade vermijdt omdat het slecht is, is een volmaakt mens. Want zolang de mens niet zelf naar het ware licht gaat, blijft hij geestelijk een slaaf en als zodanig dood voor het rijk van God. De dwang van buitenaf brengt de mensen nog op andere dwaalwegen van het zedelijke liefdeleven, waarvan wij er dadelijk een paar zullen ontdekken."
«« 207 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.