De gelijkenis van de kluizenaar.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 208 / 244 »»
[1] "Luister! Een meisje uit het gewone volk liep 's nachts nog langs de weg. Terwijl zij ergens aan het werk was voor haar werkgever, had zij zich zo verlaat, dat zij op de terugweg door de nacht werd overvallen. Maar halverwege komt zij langs een plaats waar een vrome kluizenaar woont. Verspreid over heel Judéa vind je meer van zulke mensen, die vanwege het rijk van God, zoals zij voorgeven en ook werkelijk in hun leven willen toepassen, een zogeheten streng leven leiden. Het huiswaarts kerende meisje in de al donkere en stormachtige nacht klopt aan bij het huis van de kluizenaar en vraagt om binnen te mogen komen en om onderdak voor de nacht.
[2] De kluizenaar komt naar buiten en bemerkt dat de vragende een meisje is, dat met haar binnenkomst zijn hut beslist zou kunnen verontreinigen. Daarom zegt hij, gegrepen door heilige geestdrift: 'Onrein wezen, kom niet in mijn godgewijde reine huis, want het zou door jou onrein worden en daardoor zou ik onrein worden! Ga maar door en ga terug naar waar je vandaan gekomen bent!' Met deze woorden doet hij de deur dicht en laat met een verlicht hart, en blij, dat hij dit hem verontreinigende gevaar kwijt is geraakt, het schreiende meisje aan haar bittere lot over. Opgewekt trekt hij zich terug in het binnenste van zijn huis en prijst God, dat Hij hem voor dit gevaar voor zijn ziel zo genadig beschermd heeft, en bekommert zich in het geheel niet om het arme meisje; of zij in de donkere nacht verongelukt of niet, interesseert hem niet.
[3] Na een uur komt dat meisje, danig toegetakeld door de storm, bij het huis van een berucht tollenaar, die in de ogen van de zuivere Joden een groot zondaar is. Hij hoort het arme meisje al van ver jammeren, want hij houdt wacht bij zijn tolboom. Hij was geen vriend van vroeg naar bed gaan en daarom noemden de reine Joden hem ook al een ordeloze schooier .
[4] Deze zondige schooier steekt echter snel een fakkel aan en gaat het jammerende meisje vlug tegemoet. Als hij haar voorthinkend en huilend vindt, troost hij haar, tilt haar met zijn sterke armen op en draagt haar zijn huis binnen. Daar geeft hij haar eten en drinken en maakt een goed en zacht bed voor haar klaar. 's Morgens geeft hij haar nog geschenken, zadelt twee lastdieren en brengt haar geheel verkwikt en welgemoed, naar haar nog tamelijk verre woonplaats.
[5] Kijk, de kluizenaar is een streng boetvaardige, en leeft steeds in een zichzelf opgelegde strafdwang, vermijdt daarbij zorgvuldig alles wat zijn als rein aangemerkte zielook maar in het geringst zou kunnen verontreinigen, en hij meent dat God al veel met hem op heeft. Tevens is het hem ook veel waard dat de wereld hem voor een smetteloos heilige van God houdt, en dat des te meer, omdat algemeen van hem bekend staat dat zijn vertrek nog nooit door een vrouwelijke voet betreden werd. Natuurlijk brengt die zedelijke reinheid hem menige gave in zijn hut, wat zeker zou verminderen als er ooit bekend zou worden dat zijn hut toch één keer verontreinigd werd door de voet van een meisje, waarvan men toch nooit kon weten wanneer zij precies haar onreine periode had.
[6] Voor de tollenaar maakt het niets uit of de wereld goed of slecht over hem denkt, zijn huis staat altijd als het onreinste bekend en dat maakt dat een echte Jood er niet binnen zal komen, omdat hij zich dan voor minstens tien dagen zou verontreinigen. Daarom kan het de tollenaar ook niets schelen wat de mensen over hem en zijn huis zeggen, en hij doet dan ook vrij wat zijn hart hem ingeeft en denkt daarbij: 'Al ben ik dan een groot zondaar en zo onzuiver als maar mogelijk is, ik wil toch barmhartigheid uitoefenen, opdat ik eens bij God ook barmhartigheid moge ondervinden!'
[7] Mijn beste Josoë, zeg jij Mij nu eens: Aan wie van de twee zou jij uiteindelijk de voorkeur geven?"
[8] JOSOË zegt glimlachend: "Oh, zonder meer de tollenaar, want als er op de wereld alleen maar van zulke kluizenaars zouden zijn, zou het leven van de mensen weinig kans meer hebben, en er dus slecht uitzien! Die domme kluizenaar zou mij met zijn zedelijke reinheid ieder uur tien keer gestolen kunnen worden! Waarlijk, als ik na de dood de hemel zou mogen verhuren, dan zou de kluizenaar zeker de laatste zijn, die ik in de laagste hemel de laatste plaats aan zou wijzen, en hij zou daar niet vandaan komen of hij moest eerst net als die tollenaar worden! -Heb ik gelijk of niet?"
«« 208 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.