Een verwijzing naar de naastenliefde.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 238 / 244 »»
[1] JULIUS zegt: "Jullie besluit bevalt mij wel, maar de middelen om het uiteindelijk uit te voeren bevallen mij niet, omdat er geen grond van waarheid in zit. Het is natuurlijk wel zo, dat jullie met het gebruik van de volle waarheid zowel bij het middel als bij het doel helemaal niet zover kunnen komen als je van tevoren bepaald hebt. Maar een middenweg is ook niet zo gemakkelijk te vinden. Laat me eens wat nadenken, misschien vind ik zo'n weg, waarop jullie toch voor God en voor de wereld gerechtvaardigd zijn!
[2] Jullie tempeleed is volgens mij zeker de grootste hinderpaal. Hoe kun je die omzeilen? Als ik deze terwille van jullie God niet zou achten, kostte het mij maar één woord, en dan zouden jullie voor God en de gehele wereld vrij zijn van het juk van de tempel. Maar jullie plechtig aan de tempel gezworen eed verhindert mij dat, en ik moet mij daarover beraden met de vele wijzen, die aan mijn tafel zitten. Dan zullen wij wel zien hoe wij ons uit dit echte Scylla en Charybdis kunnen bevrijden."
[3] De jonge FARIZEEËR zegt: "Doe dat, dan doe je echt een goed werk aan ons! Wees echter zo vriendelijk om mij vooraf te zeggen, wie nu eigenlijk de gasten aan jouw tafel zijn, zodat wij hen de hun toekomende eer kunnen bewijzen! De oude heer moet een heel voornaam Romein zijn of minstens een heel rijke Griek!?"
[4] JULIUS zegt: "Houd daar nu over op, want voor dergelijke mededelingen zal er morgen nog meer dan genoeg tijd zijn! Nu wil ik mij voor jullie bestwil liever met de hoofdzaak bezig houden." Daar stelde de jonge man zich dan ook tevreden mee, en Julius wendde zich toen ronduit tot Mij in de Romeinse taal, die Ik ook verstond, en zei: "Heer, wat zal in dit geval het beste zijn? Geweld van mijn kant zou alle eden en tempelwetten wegvegen, maar dan zou ik als verbreker van de plechtige gelofte optreden, en de schuld van de eedbreuk zou dan op mij vallen. Ik beschouw natuurlijk -onder ons gezegd - eden, die voor het houden van kwade verplichtingen afgeperst en jammer genoeg maar al te vaak afgelegd worden, niet alleen als waardeloos, maar ik veracht ze diep, omdat God daarbij voor het besturen van valsheid en slechtheid als getuige en helper wordt aangeroepen. Maar de tempel te Jeruzalem roept vragen op!
[5] Aan de ene kant is zij toch, zoals van oudsher, een voor alle Joden geheiligd bid, offer en zuiveringshuis, en wordt tot op heden door meerdere duizendmaal duizenden in dat opzicht vroom en gelovig geheiligd. Aan de andere kant echter worden nu zoals iedereen maar al te goed weet alle gruwelen der gruwelen daar op een zeer gewetenloze manier begaan, zoals het ergens anders op aarde niet zo licht nog voorkomt. Alleen al uit dat oogpunt zou ik meteen iedere gelofte geheel willen verbreken en vernietigen.
[6] Zeg U mij daarom, wat hier voor God en de mensen volkomen gerechtvaardigd is?! Want echt, als het daar allemaal zo toegaat, als deze mensen mij nu heel argeloos vertelden, dan heb ik erg medelijden met deze jongemannen, en zou ik ze willen helpen. "
[7] IK zeg: "Eerder is er toch al uitgelegd, hoe men de juiste naastenliefde moet betrachten. Als zij het wensen, en als jouw hart het ook wil, dan weet je alles al. Bovendien heb je toch zelf nooit een eed afgelegd om de slechte geloften van de tempel te eren. Als jij dus door geen eed op enigerlei wijze aan de tempel gebonden bent, wat zou je dan verhinderen om te doen wat je goed en voor het doel dienstig lijkt?
[8] Je hebt toch al vaak geweld gebruikt tegen groepen mensen, die ook met eden aan hun oude zeden en gebruiken gebonden waren, en dat was zelfs heel goed van jou. Want er zaten achter zulke oude zeden en gebruiken maar al te vaak grote geheime gruweldaden. Zodoende kun je ook hier helemaal volgens je rechtschapen wil handelen.
[9] Het Romeinse gezag heft iedere onder ede gezworen verplichting voor eeuwig op, en die opheffing is ook geldig voor God. Dat wil zeggen als degene, die onder ede stond, zelf geheel vrij inziet, dat ten eerste zijn eed tegen zijn wil afgedwongen werd, en ten tweede de eed een zichtbaar slecht doel beoogde, en dat het afleggen van de eed meer door wereldlijke dan door goddelijke wetten werd bekrachtigd.
[10] Een op die manier door een kwade eed gevangen mens uit die erge gevangenschap van satan verlossen, is zelfs dan een buitengewoon goed werk van echte naastenliefde als het een mens betreft, die door gebrek aan inzicht zich door zijn gelovig gemoed nog gebonden acht aan een afgelegde eed. Hier, waar de betreffende jongemannen deze slechtste eed ter wereld volledig inzien, is het dus zéker goed. Doe jij daarom maar helemaal naar eigen goeddunken, en Mijn vriend Cyrenius zal je daarbij zeker zijn hoogste hulp niet ontzeggen!"
[11] CYRENIUS zegt meteen: "Niet alleen niet ontzeggen, maar ik zal, opdat mijn Julius verder met nog meer gewetensvrijheid ademen kan, deze dertig mensen onder mijn jurisdictie stellen, en de tempel moet dan aan mij rekenschap vragen!"
[12] Julius verheugde zich zeer over het antwoord van Mij en Cyrenius en allen verheugden zich over deze goede maatregel.
«« 238 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.