Het wonder met de steen.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 242 / 244 »»
[1] JARAH zegt: "Ja, waarde vrienden, over de Heiland uit Nazareth zou ik u duizend jaar lang aan één stuk door de buitengewoonste dingen kunnen vertellen, tenminste als het al het moment zou zijn om al het geziene en beleefde te mogen vertellen. Maar Hij heeft het mij om heel wijze redenen verboden, en daarom mag ik niet alles over Hem vertellen wat ik weet, maar alleen een paar dingen waarvoor Hij Zelf mij welwillend toestemming heeft gegeven.
[2] Maar zoëven zei ik onder andere ook tegen u dat Hem, de goede Heiland uit Nazareth, ook zon, maan en al de sterren moesten gehoorzamen, omdat Hem zelfs de engelen uit de hemel gehoorzamen. Ik merkte dat er toen onder u een paar glimlachend het hoofd schudden en daarmee in zeker opzicht zeggen wilden: 'Beste kind, nu ga je in je kinderlijke verbeeldingskracht wat te ver, want de zuivere engelen van de hemel gehoorzamen alleen maar aan God en anders niemand in de gehele oneindigheid!' Maar ik zeg u dat het toch is zoals ik het u heel eenvoudig verteld heb.
[3] Ik zou al eerder daarvoor een onomstotelijk bewijs hebben geleverd als u niet geglimlacht en met het hoofd zeer twijfelachtig geschud zou hebben. Maar nu zal ik uw twijfel volledig wegnemen, en u zult mij dan echt niet meer zo gemakkelijk voor een jonge verliefde dweepster houden, die met betrekking tot het voorwerp van haar liefde gewoon, zoals dat in de wereld gebruikelijk is, van een mug maar al te graag een olifant maakt. Oh, dat kan wel bij heel veel meisjes van de grote wereld ongetwijfeld het geval zijn, maar bij mij is daarvan niet het minste spoor te vinden, - waarvan ik u meteen het levendste en beslist zichtbaarste bewijs zal leveren.
[4] Kijk maar eens naar de jongeman die op de tweede plaats rechts naast mij zit en net met de hier rechts naast mij zittende zoon van de verheven Cyrenius zit te praten, - waarvoor houdt u deze jongeman?"
[5] De ONDERVRAAGDEN zeggen: "Nou, voor een mens van vlees en bloed - net als wij allen!"
[6] JARAH zegt, terwijl ze nu een beetje glimlacht en het hoofd schudt: "Mis, helemaal mis, beste vrienden! Kijk, dat is een zuivere aartsengel van God, die de beroemde Heiland uit Nazareth mij, uit het bijna door allen geziene enorme aantal engelen, na mijn geheel eigen keus gegeven heeft, om mij gedurende langere tijd te leiden, te leren - en te begeleiden! Maar als u dat niet op mijn woord kunt geloven, kom dan hier en overtuig u ervan met al uw zintuigen, want hij zal u voor enige ogenblikken ten dienste staan!"
[7] De vroegere SPREKER zegt: "Ja, daar moet ik mij toch wel met handen en voeten meteen van overtuigen, want anders staat dit buitengewoon wijze meisje wat mij betreft sprookjes te vertellen!"
[8] Na deze woorden staat de jonge FARIZEEËR op en gaat vol respect naar Jarah toe en zegt: "Wel, hoe overtuig je mij nu van de waarheid van wat je gezegd hebt?"
[9] JARAH zegt: "Ga maar naar de jongeman, die Raphaël heet, hij zal u zelf overtuigen!"
[10] De jonge Farizeeër stapt daarop meteen op Raphaël af, en RAPHAËL staat op, kijkt de jonge Farizeeër strak aan en zegt: "Waarom twijfel je aan datgene, wat mijn leerlinge je over mij verteld heeft? Hier, pak mijn hand, en zeg mij wat je daarbij voelt!"
[11] De FARIZEEËR doet dat meteen en zegt heel verwonderd: "Hm, merkwaardig, ik voel eigenlijk helemaal niets behalve mijn eigen geheel gesloten hand, waarin nog geen mug, laat staan jouw hele hand, zich zou kunnen bevinden! Kortom, ik pak je door en door vast en ontdek daardoor dat je niet zoals wij uit vlees en bloed bestaat."
[12] RAPHAËL zegt: "Til die steen, die bij je voeten ligt op en geef hem dan aan mij!"
[13] De JONGEN tilt een steen op, die wel dertig pond woog, maar maakt daarbij de opmerking: "Geestelijk wezen, als mijn hand helemaal door die van jou heengaat, dan zal deze zware steen straks ook wel door je handen heen vallen alsof die van lucht zijn, want de steen weegt op z'n minst dertig pond, en als hij dan door jouw handen op mijn voeten valt verbrijzelt hij die!"
[14] RAPHAËL zegt: " Als dat gebeurt, genees ik ze in het volgende moment. Geef de steen dus maar gerust in mijn handen!" .
[15] Dan geeft de jonge Farizeeër de steen over in de handen van Raphaël.
[16] Als Raphaël de zware steen tot verbazing van de Farizeeër zo speels en lichtjes in zijn handen houdt alsof hij zo licht was als een veertje, en hem ook met zo'n verbazingwekkend gemak van de ene hand in de andere werpt alsof het een donsballetje was, zegt de jonge FARIZEEËR: "Luister eens liefelijke geest of iets dergelijks, het zou niet goed zijn om met jou een gevecht aan te gaan, dan zou men zeker ontzettend aan het kortste eind trekken! -Maar waar krijg je die ontzaglijke kracht vandaan?"
[17] RAPHAËL zegt: "Kijk, dat is nog niet alles. Ik zal nu terwijl jij toekijkt deze zeer harde kiezelsteen ook helemaal verpulveren!" - Dan knijpt Raphaël in een oogwenk de steen tot zichtbaar stof, zodat er op de tafel voor Raphaël nu een hele hoop wit, zeer fijn stof lag.
[18] Toen de jonge FARIZEEËR deze tweede truc zag viel zijn mond open van verbazing en zijn collega's kwamen ook vlug aanlopen om dit wonder meer van nabij te kunnen zien.
[19] Dan zegt de ENGEL: "Voor iemand die alle kracht bezit is het minder moeilijk om zo'n steen tot stof te verpulveren, dan om het stof weer samen te drukken in zijn vroegere vorm en zijn vroegere hardheid. Want ieder mens kan zo'n steen verpulveren, wel niet met zijn handen zoals ik, maar toch wel door middel van zeer harde metalen mokers. Maar het weer samenpersen van het steenstof zal wel nauwelijks voor een mens mogelijk zijn, -vooral in de oorspronkelijke vorm. Maar om je te laten zien dat ik dat ook kan, moet je kijken en zien of je mij dat na kunt doen!"
[20] Toen veegde Raphaël het steenstof op de tafel bij elkaar, en in een ogenblik ontstond de steen weer, in zijn vroegere vorm en met zijn oorspronkelijke gewicht, op de tafel voor de engel.
[21] Tijdens dit gebeuren rolden bij de jonge FARIZEEËR en al zijn collega's van pure verbazing de ogen bijna uit de kassen, zodat hij nu niet in staat was een redelijk woord over zijn lippen te krijgen.
[22] Maar de ENGEL zegt tegen hem: "Wel, dat is allemaal nog niets! Let nu op, ik zal deze steen alleen maar door mijn wil in een ogenblik geheel in het niets oplossen!" - Dan zegt de engel tegen de steen: "Los jezelf op in overeenkomstige ether en vervluchtig als heel fijne ether!" - Na deze bevelende woorden werd de steen ogenblikkelijk onzichtbaar, en geen mens zag meer iets van de steen. -Toen vroeg de engel aan de jonge Farizeeër: "Wel, hoe bevalt je dat, vriend? Zou je me dat soms na kunnen doen?"
[23] De jonge FARIZEEËR zegt: "Luister, beste engelengeest of wat je ook maar bent, dat is iets ongehoords! Wat mij betreft geloof ik nu helemaal dat je een engel van God bent. Ik begrijp alleen dit ene niet, namelijk hoe je met je, zeg maar, almachtige kracht dienstbaar kunt zijn aan een mens van deze aarde! Want dat zei dit meisje over de bewuste heiland uit Nazareth, en ik moet het nu van haar aannemen, of ik het wil of niet.
[24] Is er dan echt een middel op deze aarde, waardoor men engelen aan zich dienstbaar kan maken? Hoe kreeg die mens dat voor elkaar? Wij kennen uit de schrift ook wel voorbeelden waarbij engelen op Gods bevel de mens hebben gediend, maar zoals jij je nu onder de sterfelijke mensen bevindt, zo 'n voorbeeld vind je niet in de schrift! N ee, nee, vrienden, het is hier niet zo erg pluis! Je kunt natuurlijk wel een engel van God zijn, maar ook even goed heel iemand anders, waarbij men zegt: 'Jehova, sta ons bij!' -Het is nu nacht, zelfs middernacht, en dan voegen de , Jehova sta ons bij' zich graag bij de mensen. Je lijkt me weliswaar voor zo'n' Jehova sta ons bij' veel te mooi, zacht, goed en wijs, maar moet je daaraan wel zoveel waarde hechten!? Maar zou je echter toch de vervl. eer hebben om bij de 'Jehova sta ons bij' te behoren, dan verwachten we van de kennismaking met de merkwaardige 'heiland' uit Nazareth niet zo bijzonder veel, want dat proefje met de steen heeft me nu op heel vreemde gedachten gebracht, -Jehova sta ons bij! Men zegt niet voor niets dat de satan ook de lichtende gestalte van de hemelen kan aannemen, wanneer hij maar wil! En als jij zo'n 'Jehova sta ons bij' zou zijn, dan zouden we liever hiervandaan vliegen dan lopen, want het zou hier voor ons verder niet zo erg pluis kunnen zijn!"
[25] Na deze woorden van de jonge Farizeeër willen allen nu op de vlucht slaan, maar Cyrenius verhindert dat en zegt dat ze weer op hun oude plaatsen moeten gaan zitten. Wel gaan ze op hun plaats zitten, maar ze zitten nu op hun banken alsof ze met naalden gestoken werden.
«« 242 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.