Zegening van Chiwar.

Jakob Lorber - Het Grote Johannes Evangelie (deel 2)

«« 85 / 244 »»
[1] Na een uur kwam Chiwar bij Mij terug en wilde alles vertellen wat er in de synagoge met de nieuwe overste besproken was.
[2] Maar IK zei: "Vriend, bespaar je de moeite, want je weet, dat niets voor Mij verborgen kan blijven. Ik wil je echter wel zeggen dat jij en Roban jullie zaken heel goed gedaan hebben, want de overste zou anders nog heel wat overhoop gehaald hebben. Maar nu is hij er van overtuigd dat het onzin zou zijn om iets tegen de Romeinen te ondernemen en dus zal hij in ieder geval een poosje rustig blijven. Helemaal vertrouwen mogen jullie hem echter nog lang niet, je moet steeds op je hoede blijven en hem zo gezegd nooit uit het oog verliezen. Ik wil echter jou, omdat jij Mijn ijverigste verdediger was en nog bent, het vermogen geven om zieken door een juist gebed en door de oplegging der handen te genezen, en in je hart de plannen van de nieuwe overste te vernemen en daartegen de juiste middelen aan te wenden, -maar dat moet iedere keer meteen gebeuren, want anders zou het geen uitwerking hebben! De juiste middelen zullen je ook getoond worden. Ontvang daarvoor dan nu Mijn zegen!"
[3] Toen viel CHIWAR voor Mij op zijn knieën en bad Mij vurig daarom. Ik legde Mijn rechter hand op zijn hart en Mijn linker hand op zijn hoofd en op dat moment werd het licht in hem. En hij zei: "Heer, in mij is nu geen duisternis meer, alles in mij is licht en het lijkt mij toe alsof mijn gehele lichaam nu uit een op diamant gelijkende doorzichtige materie bestaat, waar het daglicht ongehinderd doorheen dringt. O Heer Iaat mij voor altijd deze zegen behouden, ik zal hem zeker weten te beschermen en altijd weten hoe ik hem dankbaar in ere moet houden!"
[4] IK zeg: "Blijf Mijn leer altijd trouw, dan zul je nooit reden hebben om te treuren over het verlies van dit licht!"
[5] Dan staat Chiwar op en merkt, dat er behalve Borus en Jaïrus en Maria en Mijn broers geen vreemde meer aanwezig is, zelfs de twaalf voornaamste leerlingen zijn nergens te bekennen, en hij vraagt Mij wat er gebeurd is.
[6] IK zeg: " Alles moest zo gebeuren! Kijk, spoedig wordt het herfst en dan komt de winter. De oogsttijd is nabij en Ik moet er op uit om arbeiders in dienst te nemen voor veld en wijngaard. Als voor dit jaar alles voorspoedig is binnengehaald, is het goed rusten in de winter; als dan het voorjaar komt, zullen we weer met vernieuwde krachten volop werk krijgen.
[7] Ik zal nog vandaag deze streek verlaten, want Herodes is een sluwe vos en de nieuwe overste staat in zijn dienst, en dat moet geen reden zijn om van Mijn huis het strijdtoneel van de satan te maken. Ik heb Mijn leerlingen een paar uur geleden al weggezonden. Zij gingen met Mijn broeder Kisjonah mee en zullen daar in Kis wachten op de leerlingen van Johannes en hen verkondigen dat het Rijk van God nabij is gekomen. Zij zullen vandaag nog met de leerlingen van Johannes hierheen komen en dan met Mij in de avond deze plaats verlaten. Waar wij heen zullen gaan zul je, net als nog veel meer, in jezelf gewaarworden.
[8] Werk vaak samen met Borus en Jaïrus, want dat zijn nu de twee waardigste mannen van heel Nazareth, zij bezitten Mijn volle liefde en door Mij ook de grootste genade van God! Want zoals deze beiden Mij liefhebben en kennen, bemint en kent Mij tot nu toe ook niet een van al Mijn leerlingen!
[9] AI Mijn leerlingen zullen op een zeker moment, dat niet zo lang op zich zal laten wachten, nog genoeg aanstoot aan Mij nemen. Maar deze beiden zullen door niets wat er met Mij gebeurt op een dwaalspoor gebracht worden, want zij kennen Mij door en door. -Richt je daarom op hen, dan zul je ook datgene bereiken, wat zij bereikt hebben!"
[10] Met deze mededeling is Chiwar helemaal content en hij vraagt alleen nog wat er met de beide engelen gebeurd is, omdat die ook nergens meer te zien zijn.
[11] IK zeg tegen hem: "Kijk naar boven, dan zul je niet alleen die twee, maar nog talloze scharen om hen heen zien!"
[12] Chiwar kijkt naar boven. Hij ziet in het stralende licht de twee aartsengelen en om hen heen talloze myriaden engelen, die ieder ogenblik gereed staan om Mij te dienen.
[13] Maar CHIWAR slaat zijn ogen weldra weer neer en zegt: "Heer , ik ben een zondaar, en mijn ogen kunnen daarom het te heilige gezicht niet verdragen, maar mijn vurigste streven zal zijn om mij zo'n schouwspel Waardig te maken!"
[14] IK zeg: "Doe alles goed en je loon in de hemelen, waarvan je nu de rand hebt gezien, zal groot worden! Ga nu echter weer naar de synagoge, 'Want de overste, die zich nog ettelijke dagen hier in Nazareth zal ophouden, mag je niet missen, want hij vindt jouw raad nu erg belangrijk."
«« 85 / 244 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.