Oord van duisternis. Daar is geween en tandengeknars

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 31 / 101 »»
[1] Kijk, daar tamelijk ver van ons vandaan, waar een heel mat roodachtig grijs licht te zien is, bevindt zich reeds een gezelschap van zo'n dertig mensen van beiderlei kunne. Laten we er met frisse moed op af gaan, dan zullen we hen spoedig hebben ingehaald. Wel, kunnen jullie al iets onderscheiden? Jullie zeggen: o ja, het lijkt daar een bont gewirwar te zijn; het komt ons voor alsof dit gezelschap in een handgemeen is verwikkeld. Ik zeg jullie: dat hebben jullie niet verkeerd gezien, maar zoiets is slechts een schijnwerkelijkheid'. Op enige afstand ziet een geestelijk dispuut eruit alsof het een handgemeen is. Laten we daarom nog wat dichterbij gaan, dan zal de situatie er al meteen heel anders uitzien. Kijk maar, hoe dichter we bij dit gezelschap komen, des te rustiger worden hun handen; maar in de plaats daarvan horen we van alle kanten een soort geknars als van een korenmolen bij jullie. Af en toe horen jullie ook stemmen die iets weg hebben van gehuil.
[2] Jullie zeggen: het lijkt bijna alsof hier bewaarheid wordt wat de Heer tegen de kinderen van het licht zei over degenen die in de uiterste duisternis zullen worden uitgestoten: daar zal `geween en tandengeknars' hun lot zijn! Ja, ja, beste vrienden, dat wordt daar ook mee bedoeld en het heeft helemaal dezelfde betekenis. Wat echter geestelijk gezien onder het huilen en tandenknarsen en liet uitgestoten worden in de buitenste duisternis wordt verstaan, zullen jullie dadelijk niet eigen oren en ogen ervaren. Nog enkele schreden en kijk, we zijn al waar we willen zijn.
[3] Wat zien jullie hier? Jullie zeggen: de aanblik is zo slecht nog niet; afgezien van de zeer uitgeteerde gezichten waaraan we hier reeds gewend zijn, ziet dit gezelschap er heel dragelijk uit. Het staat rondom een spreker die juist aanstalten maakt om een voordracht te houden.
[4] Lieve vrienden, jullie hebben gelijk. Juist voor deze redevoering heb ik jullie hierheen geleid. Jullie zeggen echter: aangezien dit hele rijk van de nacht slechts een eindeloos vlakke zandbodem lijkt te zijn en we hier nergens een verhoging hebben gevonden, zouden wij wel eens willen weten hoe het deze spreker mogelijk is om zich een flink stuk boven zijn toehoorders te plaatsen. Het is goed dat jullie dit vragen, want hier heeft het meest onbeduidende een grote betekenis. Deze spreker heeft van zand een heuveltje opgeworpen en aangestampt, maar zoals de samenstelling van zijn sprekerspodium is, zo zal ook zijn toespraak zijn. Zolang de spreker op zijn zandpodium rustig blijft, zal deze hem wel dragen. Als hij echter daarop wat meer houvast zoekt, zal de zandheuvel ineenzakken en zal hij vanaf zijn hoogte omlaag komen tot op dezelfde bodem waarop zijn toehoorders zich bevinden. Nu heeft hij een teken gegeven dat hij zal spreken; dus zullen we in het verborgene ook heel goed naar hem luisteren.
[5] Kijk, hij begint; dus luister maar. Geachte vrienden en vriendinnen, ik heb van jullie allen persoonlijk vernomen hoe jullie op aarde allemaal en ieder afzonderlijk, de een op het ene, de ander op een ander gebied, als volkomen rechtschapen en eerlijke burgers hebben geleefd en gehandeld. (Instemming van alle kanten.) Als `goede christenen' waren jullie ook in juiste mate weldoeners voor de noodlijdende mensheid. Bij alle ongelukkige gebeurtenissen stonden jullie namen bij de hoogste giften met grote letters in alle kranten. Dat was ook niet meer dan billijk, want zelfs een blinde en dove moet inzien, dat er met betrekking tot een ondersteuning niets bestaat wat lof- en prijzenswaardiger is dan het bekendmaken van de namen van die mensen, die altijd liefdadigheid hebben beoefend. Ten eerste weet de arme mensheid door zo'n openbare bekendmaking, tot wie ze zich in tijden van nood moet wenden en ten tweede worden daardoor duidelijk toch nog anderen aangemoedigd om toe te treden tot de aangename menslievende kringen van de bekende grote weldoeners der mensheid. (Luide bijval van alle kanten.)
[6] Ja, jullie waren er altijd bij als het ging om het stichten van liefdadige instellingen en ik kan met diepe ontroering in mijn hart zeggen, dat jullie in de ware zin van het woord ware, edele en eerbiedwaardige burgers van de aarde waren. (Buitengewone bijval van alle kanten en men hoort de toehoorders met grote ontroering zeggen: heerlijke, goddelijke spreker, goddelijke man!)
[7] Jullie hebben de kunsten en wetenschappen altijd gesteund, jullie hebben de staat als voorbeeldige burgers trouw gediend, ja, men kan van jullie zeggen dat jullie volkomen volgens de zin van het evangelie hebben geleefd, want jullie hebben, zoals iedereen kan weten, altijd God gegeven wat van God is en de keizer wat des keizers is. Nooit waren eer- en roemzucht de beweegredenen van jullie nobele daden, maar altijd was de absolute noodzaak de drijfveer voor al het grote en prachtige dat jullie tot stand hebben gebracht. (Weer bijzonder veel bijval vermengd met tranen, zuchten en wenen!) Zodoende was jullie leven onberispelijk als de zon aan de meest heldere hemel, dat wil zeggen geachte toehoorders, zoals het was op de aarde waar we hebben geleefd; want hier is van een zon geen spoor te bekennen. Maar, geachte toehoorders, sta me nu toe een grote en belangrijke vraag te stellen:
[8] Wat is nu jullie beloning voor zulke voortreffelijke en eervolle handelingen? Waar is de hooggeprezen hemel die beloofd was aan degenen die zich steeds als zuivere en voorbeeldige christenen hebben waargemaakt? (Zeer grote instemming van alle kanten en verscheidene stemmen zeggen nog klagend na: ja, waar is de bedrieglijke hemel waarvoor we om die te verwerven zoveel offers hebben gebracht?)
[9] Geachte toehoorders, deze zandgrond hier, deze meer dan `Egyptische duisternis' en onze geprezen karige 'moskost' zijn de beloning en de hemel die de priesters ons zo buitengewoon fraai hebben afgeschilderd! (Weer bijzondere bijval.)
[10] Waar is de rechtvaardige God voor wie jullie zo veel edele daden hebben verricht? Want er staat immers in het evangelie: wat jullie voor de armen zullen doen, dat hebben jullie voor Mij gedaan en jullie zullen daarvoor in de hemel een grote schat ontvangen. Verder staat er: met de maat waarmee jullie meten, zal ook voor jullie in overvloed gemeten worden. Welnu geëerde toehoorders, dat hebben jullie allemaal gedaan; jullie hebben duizend armen ondersteund en waren altijd bijzonder rechtvaardig naar maat en gewicht.
[11] Maar waar is nu de schat in de hemel en waar de rijkelijk teruggegeven maat van alle weldaden die jullie als waarachtige christenen hebben gedaan? (Er klinkt nog na: ja, waar is dat alles?)
[12] Hier hebben we het: de hemelse schat is deze duisternis en de hooggeprezen beloning die in de hemelen overvloedig over ons uitgestort zou worden, bestaat uit het schaarse mos dat op aarde hoogstens door de eland wordt gevreten, maar waarmee wij ons nu moeten verzadigen als een hooggeprezen hemels loon.
[13] Hoe vaak hebben we op aarde bij verschillende bijzondere gelegenheden het `Te Deum laudamus' ingezet en hebben de priesters ons van alle kansels toegeschreeuwd: daar in het lichte rijk der hemelen zullen jullie pas het grote en eeuwige Te Deum laudamus inzetten. Geëerde toehoorders, veroorloof mij hier een vraag te stellen en die luidt als volgt:
[14] Hoe zit het nu hier in dit prachtige hemelrijk met het zo hooggeprezen Te Deum laudamus? Jullie halen je schouders op; werkelijk, ik zou niet alleen met mijn schouders willen protesteren maar met mijn hele lichaam, als ik niet zou moeten vrezen dat daardoor mijn zeer wankele sprekerspodium mij van mijn hoge standplaats zou laten vallen. Ik denk, zonder voorbij te willen gaan aan iemands mogelijk goede mening, dat onze kelen door deze buitengewoon vette kost voor deze verheven hymne nauwelijks een klankvolle stem zullen krijgen; nu doet zich in deze helder verlichte hemel toch nog een heel gewichtige vraag voor, namelijk:
[15] Bestaat er eigenlijk wel een of andere God? En het `met Abraham en Isaäk plaatsnemen aan een met hemelse spijzen welvoorziene tafel' lijkt hier ook niet vanzelfsprekend te zijn! Als ik nu op aarde zou zijn, kon ik me erop beroemen een van de meest steekhoudende uitleggingen over dergelijke veelbelovende schriftteksten te kunnen samenstellen. Zo zou ik 'Abraham en Isaäk' als duisternis en zand voorstellen en de welvoorziene tafel als het mooie IJslandse mos, een werkelijk waardige kost voor rendieren en elanden! En aan degene die ons kan zeggen dat wij er beter aan toe zijn dan deze armzalige dieren van het met ijs bedekte noorden, zal ik ogenblikkelijk mijn wankele podium afstaan. Ik denk echter dat we, om dat in te zien, slechts aan onze buik hoeven te voelen om te vernemen, hoe deze zwaar te verteren kost er nog als dor stro in rondbruist. Als we bovendien nog één blik op deze goed verlichte grond werpen, dan is het bewijs voor ons eland- en rendierschap meer dan duidelijk geleverd.
[16] De goede wereldverlosser Christus heeft waarschijnlijk ook niet goed geweten hoe het hemelrijk waarover Hij preekte er uit ziet, want had Hij dat geweten, dan had Hij zich zeker niet aan het kruis laten slaan. Als Zijn geprezen God-Vader Hem na de kruisiging, evenals ons, heeft laten zitten, dan zal deze in wezen werkelijk eerbiedwaardige man heel verbaasd hebben staan kijken, toen Hij tenslotte het door Hem ingestelde heilige avondmaal veranderd zag in deze mooie mosvlakte. Om deze te zien moeten wij zeker niet minder moeite doen dan de parelvissers om de parels te zien op de boden van de zee. Dat dit allemaal werkelijk zo is, hoeft verder helemaal niet meer te worden bewezen. Maar nu, geëerde toehoorders, stel ik jullie een andere belangrijke vraag en deze luidt als volgt:
[17] We zijn nu eenmaal hier, dat staat buiten kijf; maar hoe lang moeten we in dit sobere rijk blijven wonen? Zal het met ons bestaan ooit nog eens goed aflopen? Of zullen we het allerzaligste genoegen hebben misschien voor eeuwig rond te moeten dolen in deze met zegeningen overspoelde landouwen? Kijk, dat is een buitengewoon belangrijke vraag; maar juist deze belangrijke vraag roept om iemand die haar zou willen beantwoorden. Geëerde toehoorders, wat dat betreft kunnen jullie ervan verzekerd zijn dat jullie eerder van een steen een antwoord krijgen dan van mij. Ik wil niemand bij voorbaat uitsluiten, want zoveel hoofden zoveel zinnen. Ik denk echter dat bij deze buitengewone verlichting van ons grote toneel, iemand hierover amper iets zinnigs aan het `daglicht' kan brengen, want om iets in een helder licht te stellen moet er ook licht voorhanden zijn en voor daglicht is zon nodig.
[18] Hier echter iets duidelijk aan het licht brengen betekent met andere woorden niets anders dan zichzelf en alle anderen voor gek verklaren. Ook is het waar dat de grote geleerden van de aarde hier heel veel tijd om na te denken zullen krijgen. Gelukkig zijn ze, als ze veel materiaal meebrengen, want met deze drie elementen: duisternis, zand en mos, zullen ze heel gauw klaar zijn. Microscopen en andere kijkinstrumenten kunnen ze gevoeglijk op aarde achterlaten, want ze mogen blij zijn als ze met het blote oog op de zanderige bodem een schraal mosveld ontdekken. En ook voor astronomen is hier belachelijk slecht gezorgd. Geleerden en zeer belezen bibliothecarissen zullen zich ook ontzettend vervelen, want op dat gebied zullen ze hier niets vinden. Ook voor grote artiesten en virtuozen is het hier slecht zakendoen, want ze zullen allemaal letterlijk niet in het gras, maar in het mos moeten bijten! Hier begrijp ik het gezegde: `in het gras bijten' ook pas volkomen en zie in dat het zeker van veel oudere oorsprong moet zijn dan menig auteur en geschiedschrijver had kunnen dromen. Dit spreekwoord moet afkomstig zijn van de oeroude Egyptische wijzen, die zeker wel iets afwisten van het heerlijke lot dat de stervelingen hier wacht.
[19] Zeer geëerde toehoorders, als trouwens alle op aarde levende mensen een lot wacht zoals wij nu hebben, wat ik bepaald niet wil betwijfelen, dan ben ik van mening dat de eerlijke Mozes en de doodeerlijke Christus in dit opzicht met hun wetgeving een zeer wankele en zinloze weg zijn ingeslagen. Zouden zij, en heel in het bijzonder Mozes met zijn wonderstaf, in plaats daarvan op de aarde hebben geslagen en daarbij hebben gezegd: zon verduister, we hebben voor onze domheid genoeg aan sterrenlicht, en jij aarde moge tot een zandwoestijn worden waarop niets anders dan hier en daar echt IJslands mos zal groeien, dan had de hele strenge wetgeving van donder en bliksem mooi achterwege kunnen blijven. Want onder die omstandigheden moet het zondigen toch vanzelf een grotere zeldzaamheid worden dan echte diamanten in Groenland, Spitsbergen of Nova Zembla. Ik zou wel eens willen zien wie hier zou kunnen roven of stelen en wie hier met deze vette kost en ons bekoorlijk skeletachtige uiterlijk nog wellustig kan zijn. Ook een leugenaar zou ik hier, als ik het had, met goud willen betalen; en wat zou iemand hier tot moord kunnen aanzetten? Om daar achter te komen, zou voor ons met al onze schatten en rijkdommen, zeker nog veel moeilijker zijn dan voor astronomen met hun optische instrumenten, het ontdekken van planeten van andere zonnen. Om kort te gaan, we kunnen doen en praten wat we willen, toch ben ik ervan overtuigd dat we ons lot geen zier zullen verbeteren! Ik heb hier reeds reizen ondernomen, verder dan die van Christoffel Columbus, en deze zee van zand en duisternis in alle richtingen doorkruist, maar mij is het geluk niet ten deel gevallen om: land, land! te kunnen uitroepen maar alleen: nacht, mos en zand! Daarom besluit ik mijn redevoering met de volgende mening:
[20] Onder alle mensen die ooit de aarde betraden, houd ik Christus voor de allereerlijkste. Hij heeft de uitvoerige wet van Mozes, die een sterk tiranniek karakter heeft, in zekere zin opgeheven en in plaats daarvan de enige wet van de naastenliefde gepredikt. Omdat onder deze wet, men kan hem bekijken zoals men wil, intelligente wezens onder welke omstandigheden dan ook, toch het gelukkigst kunnen leven, ben ik er voor dat ook wij hier, omwille van het goede, trouw blijven aan deze wet, Christus als een waarachtig achtenswaardige man in gedachten houden en dan onder deze omstandigheden met ons inderdaad zware lot zo tevreden mogelijk zijn. Ik denk dat daardoor ons lot, hoelang het ook mag duren, zo dragelijk mogelijk zal zijn.
[21] Toch vraag ik jullie, geachte toehoorders, mijn wens niet zonder meer als een vaste wet te beschouwen, want zoals ik al zei, moeten mijn slotwoorden slechts als een welgemeende wens worden opgevat. Als we ons echter steeds meer sociaal gaan gedragen, denk ik dat we juist daardoor met vereende krachten ons lot veel gemakkelijker zullen dragen dan wanneer iedereen dat alleen maar voor zichzelf doet. Ik van mijn kant zal altijd bereid zijn, zoveel liet maar in mijn vermogen ligt, jullie met mijn woorden intensief ter zijde te staan. Met deze wens en deze verzekering besluit ik mijn toespraak. (Algemene luide bijval van alle kanten.)
[22] Zoals jullie zien, komt de spreker heel behoedzaam van zijn wankele sprekerspodium en wordt door het hele gezelschap heel vriendelijk onthaald. Velen drukken hem de hand en zeggen: in gezelschap van een man die het hart op de juiste plaats heeft, is het overal goed toeven. Daarom zijn we heel blij, jou, lieve en dierbare vriend, te hebben gevonden en willen we je heel graag in alles volgen, wat er ook gebeurt.
[23] Kijk nu, hoe het boven dit gezelschap iets lichter wordt, hoe de spreker en het hele gezelschap zich daarover beginnen te verbazen en hoe de spreker zich nog eenmaal laat horen en zegt: ja, ja, zoals ik al dacht, als de doodeerlijke Christus met Zijn menslievende leer ons geen licht brengt, dan blijven we eeuwig gasten van de nacht!
[24] Kijk nu, het wordt alweer aanmerkelijk lichter en kijk eens achterom, hoe vanuit de morgenzijde twee door de Heer gezonden boden zich haasten om nog veel meer licht onder dit gezelschap te brengen. We zullen daarom nog wat afwachten en zien wat er hier verder zal gebeuren.
«« 31 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.