[2] Wees mij en ons allen duizendmaal welkom! Ik ken jullie weliswaar niet, maar ik zie wel dat jullie, mensen zoals wij, of zojuist van de aarde hier zijn aangekomen of ergens een betere weide moeten hebben gevonden dan wij, want jullie zien er onvergelijkelijk beter uit dan wij met ons allen bij elkaar. Zijn jullie pas van de aarde aangekomen, dan maak ik jullie er meteen op attent, dat de zogenaamde Robinsons op aarde er stukken beter aan toe zijn dan wij. Voor deze bewering hebben jullie geen ander bewijs nodig dan ons enkel van top tot teen te bekijken. Ons onmenselijk goede uiterlijk zal jullie dan op het eerste gezicht zelfs in deze nog zeer aanzienlijke duisternis heel duidelijk tonen, hoe het er hier met het goede leven voorstaat. Daarbij kan ik jullie wel verzekeren, dat er hier helemaal geen ziektes voorkomen, want wat kan er hij ons nog ziek worden? We kunnen hoogstens die ziekten krijgen die eventueel de stenen kunnen krijgen, want ik denk, wanneer men bijna al zijn levenssappen kwijt is, men dan ook alle ziekten kwijt is. Het enige euvel dat iemand hooguit in het begin gaat plagen is honger, een maagklacht dus. Maar zoals gewoonlijk de honger de beste kok is, zo is er dan ook voor hem al gauw een kost waarmee hij zijn kookkunst buitengewoon op de proef kan stellen. Kijk, daar aan onze voeten op het zand is zo'n probeerseltje voor onze maag te zien. Het is mos; men zou kunnen zeggen, echt IJslands en Siberisch mos. De schaarse dauwdruppels die tussen de blaadjes zitten, zijn bovendien ook het enige dorstlessende middel dat in deze enorme zandwoestijn te vinden is. Trek je er dus niets van aan als deze situatie misschien wel eeuwig zal duren, want geduld en gewoonte maken voor iemand tenslotte alles dragelijk. We zouden allen heel blij zijn als jullie met je enigszins fosforescerende gewaden bij ons willen blijven, want ik kan jullie verzekeren dat men eerder aan alles kan wennen dan aan deze duisternis. Daarom kunnen jullie je wel voorstellen dat jullie fosforescerende schijnsel ons allen als een zon voorkomt! - Maar nu lieve vrienden, zouden jullie misschien zo vriendelijk willen zijn om te vertellen wat de reden is dat jullie van de aarde naar hier zijn gekomen of, als jullie van een betere weidegrond komen, mij mee te delen wat jullie ertoe gebracht heeft deze te verlaten en je hierheen te begeven?
[3] De een zegt: arme vriend, je vergist je ten zeerste in ons, want we zijn noch van de aarde noch van een of andere betere weidegrond in deze streek naar jullie toegekomen, maar wij komen van de Heer, die Christus heet en die jij slechts als een doodeerlijke man beschouwt, terwijl Hij toch de enige Heer van hemel en aarde is. Hij heeft ons naar jullie toe gestuurd om je te tonen wat de reden is dat jullie al zo lang totaal onbeholpen in deze streek ronddolen.
[4] Wanneer jullie je afvragen: hoe hebben we op aarde geleefd, dan zal jullie heldere en duidelijke herinnering je zeggen: wij allen hebben altijd eerlijk en redelijk gehandeld en geleefd. Maar vragen jullie je verder af: waarom hebben we zo geleefd en gehandeld, dan zullen jullie niets anders kunnen zeggen dan: we hebben voornamelijk alleen maar voor ons eigen welzijn geleefd. Wereldse eer, werelds lof en het daarop gebaseerde aanzien bij andere mensen waren de voornaamste beweegredenen van al onze nobele daden. We waren steeds trouwe leden van staat en kerk. Waarom dan? Misschien uit liefde voor God? Hoe zou dat mogelijk zijn terwijl we God toch in het geheel niet kenden en dus ook niet wisten wat Zijn heilige wil kon zijn. Ons trouwe lidmaatschap van staat en kerk was er ten eerste op gebaseerd om juist daardoor heel gemakkelijk veel meer voordelen te kunnen bemachtigen dan anderen die hij staat en kerk niet in zo'n gunstig aanzien stonden als wij. Verder lag aan deze geestelijk blinde trouw aan staat en kerk deze gedachte ten grondslag: is er volgens de leer van de priesters en andere verkondigers van onsterfelijkheid aan gene zijde een of ander leven na de dood, dan kunnen wij bij een dergelijke handelwijze toch niet te gronde gaan. Is er zo'n leven niet, dan zal de door onze daden verworven roem tenminste op aarde bij onze kinderen en kleinkinderen toch blijven voortleven en men zal misschien over honderden jaren nog over ons spreken en zeggen: dat waren mannen en dat waren tijden, waarin zulke mannen hebben geleefd!
[5] Kijk, zoals gezegd, moet jullie innerlijk je zoiets ook zeggen. Zodoende zijn jullie toch kennelijk zonder enig innerlijk begrip uit het aardse leven in dit geestelijke leven overgegaan en jullie wisten absoluut niet wat er voor het geestelijke leven nodig is, nog minder hoe het geaard is en waaruit het bestaat. Wat was derhalve vanzelfsprekender dan dat jullie in dit geestelijke leven niets anders konden aantreffen dan slechts datgene wat jullie van je stoffelijke leven naar hier hebben meegebracht, namelijk een hoogst beklagenswaardige, magere gestalte van jullie wezenlijke karakter en een volslagen duisternis over de begrippen van het geestelijke leven. Met andere woorden: jullie kwamen als het ware hier zoals een embryo bij de natuurlijke verwekking van de mens in het moederlichaam komt, waar ook alom volslagen duisternis heerst. Het embryo voedt zich in zekere zin slechts met het afval uit het bloed van de moeder, totdat het met zo'n toch wel uiterst magere en onsmakelijke kost de natuurlijke kracht bereikt waarmee het zich uit dit duistere ontstaansoord bevrijdt. Zo bevonden ook jullie je hier in zekere zin in een `moederlichaam' en hebben jullie je ook met de steeds gelijksoortige afval daarvan moeten voeden.
[6] Maar omdat zich in jullie nog een levende vonk voor het eeuwige leven bevond, namelijk jullie geringe liefde en hoogachting voor Christus, heeft deze vonk jullie geestelijke embryo's gerijpt voor de geboorte uit jullie eigen duistere sfeer. Het zal jullie vergaan zoals jij aan het slot van je toespraak tegen jouw gezelschap hebt gezegd: als ons met Christus nergens een licht opgaat, kunnen we er zeker van zijn dat deze duisternis voor eeuwig ons eigendom zal blijven.
[7] Derhalve hebben jullie in Christus het licht gevonden. En jullie zullen dan ook ervaren wat de Heer tot een van Zijn leerlingen heeft gezegd, namelijk, dat niemand het eeuwige leven en dus het Rijk Gods ten deel kan vallen, die n let wedergeboren wordt. Dit zei de Heer inde nacht tegen Zijn leerling om hem daarmee aan te tonen dat elke niet-wedergeboren geest zich in een nacht bevindt zoal, een embryo in het moederlichaam, en dat de Heer ook in de nacht naar de nog niet wedergeboren geest komt om hem uit deze nacht in het licht van het eeuwige leven tot wedergeboorte te brengen.
[8] Omdat nu, tengevolge van jullie ontwaakte maar nog geringe liefde voor de Heer, de tijd van de nieuwe geboorte is aangebroken, zijn wij hierheen gestuurd om jullie uit je geestelijke geboorteplaats te halen en jullie naar een plaats te brengen waar jullie als kinderen zullen worden verzorgd. Daardoor zullen jullie weer nieuwe levenskracht kunnen vergaren om met deze krachten, naarmate ze meer of minder ontwikkeld zullen zijn, in een sfeer te komen die door de Heer precies aan jullie krachten zal zijn aangepast.
[9] Denk echter nooit aan een hemel alsof het een oord van beloning is voor de goede werken die de mens op aarde heeft volbracht, maar bedenk dat de hemel uit niets anders bestaat dan uit jullie eigen liefde voor de Heer!
[10] Hoe meer jullie de Heer met liefde zullen omvatten en hoe deemoediger jullie ten opzichte van Hem en al jullie broeders zullen zijn, des te meer zul je van de waarachtige hemel in je dragen. Scharen jullie je dus achter ons en volg ons!
[11] Kijk eens hoe het hele gezelschap zich verheugt en deze twee boden volgt.
[12] Jullie vragen waarheen ze dit gezelschap wel zullen brengen. Keer je maar eens om en kijk, daarginds al behoorlijk ver achter ons, zie je de bekende geopende hoge wand; merken jullie nog niets? Ziet dat er niet bijna zo uit als het opengaan van de moederschoot bij de geboorte van een kind?
[13] Jullie zeggen: inderdaad, als bij toverslag begrijpen we dit nu als een wonderbaarlijke overeenkomst. Maar als het gezelschap door deze kloof is gegaan, waar komt het dan terecht? - Wat gebeurt er met het kind vlak na de geboorte? Jullie zeggen: het wordt in zachte windsels gewikkeld en dan in een wieg gelegd; het bevindt zich dus nog steeds in zeer beperkte levensomstandigheden. Jullie hebben toch, toen we aan de andere kant vanaf de morgen deze wand naderden, de vele dalen links en rechts gezien? Kijk, dat zijn die windselen en dat is de wieg. In deze dalen worden deze mensen dus geplaatst. Het gaat er daar ongeveer toe zoals jullie het heel in het begin in enkele van zulke dalen links en rechts hebben leren kennen.
[14] Zoals een pasgeboren kind niet van vandaag op morgen tot man wordt, gaat ook een wedergeboren geest, vooral in het rijk van de geesten, slechts langzaam vooruit. Nu weten jullie in welke omgeving jullie je bevinden. Daarom mag het jullie ook niet verbazen dat jullie onder de velen die zich hier voortbewegen nagenoeg geen hogere leraren aantreffen, want dat zou hier even nutteloos zijn als wanneer iemand op aarde al onderricht zou willen geven aan een kind dat zich nog in de moederschoot bevindt.
[15] Wanneer voor een kind de geschikte tijd is aangebroken om het te onderrichten, weten jullie zonder meer. Daarom zijn deze boden hier ook niet als leraren, maar als waarachtige geestelijke `verloskundigen' te beschouwen! Daar we dit nu weten kunnen we ons weer wat verderop begeven waar zich een heel nieuw tafereel aan ons zal voordoen. En dus genoeg voor vandaag!
«« 32 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.