Eerste solide woonplaats na de schijnhemel. Onbegrijpelijke drie-eenheid. De evangelische Christus

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 55 / 101 »»
[1] Onze woordvoerder zegt tegen zijn gezelschap: nee maar, dat is toch merkwaardig! Tot nu toe heb ik altijd geloofd dat geesten alleen voor de mensen op aarde zo plotseling onzichtbaar kunnen worden, maar dat geesten ook voor geesten onzichtbaar kunnen worden is voor mij iets spiksplinternieuws. Wie mij kan zeggen hoe deze geest, die ongetwijfeld een engel moet zijn, zo vlug voor onze ogen kon verdwijnen, nou, die weet meer dan ik. Bij mijn arme leven: ik ben van mening dat men op aarde eerder in de maan kan bijten dan op deze vraag een antwoord vinden. Een ander geeft hem ten antwoord: beste vriend, kijk, dat vind ik nu weer niet zo vreemd, want op aarde heb ik vaker gehoord dat engelengeesten bliksemsnel kunnen reizen. Omdat deze echte engelengeest dus zo vlug voor onze ogen verdween, is dit niets anders dan een duidelijke bevestiging van hetgeen we op aarde al zo vaak hebben gehoord.
[2] Een derde zegt: beste vrienden, alles goed en wel wat betreft het engel-zijn van onze tafeldienaar, maar voor zo'n snelle vlucht zou hij toch eerst zijn vleugels in beweging moeten zetten. Zolang ik bij een engel geen vleugels zie, geloof ik nog niet dat het een engel is, want alle vrome mensen op aarde zouden altijd de engelen met vleugels hebben gezien, hetgeen echter alleen maar mogelijk was in een toestand van zogenaamde geestelijke vervoering, dus altijd slechts met geestelijke ogen. Als vrome mensen de engelen Gods echter altijd met vleugels hebben gezien, waarom wij, die nu toch zelf geheel geest zijn, dan niet?
[3] De eerste woordvoerder zegt: beste vriend, wat dat betreft moet ik je openlijk zeggen dat dit verlangen voortkomt uit een zeer zwakke geestesgesteldheid. Iedereen weet toch dat deze vleugels slechts op grote snelheid duiden en dus enkel een zinnebeeld zijn. Daarom kan zo'n geest heel goed een engel zijn zonder dat hij een paar zichtbare vleugels heeft. Het opvallende is alleen, zoals ik al zei, dat de ene geest voor de andere onzichtbaar kan worden. Het brengt me zelfs niet van de wijs dat wij als geesten niet in staat zijn zo snel vooruit te gaan als onze tafeldienaar, want daar zal ook wel een zekere oefening voor nodig zijn; al doende leert men! Maar zoals ik zeg, dat onzichtbaar worden laat me niet los. Genoeg hierover. Als we hem weer eens zullen ontmoeten, zoals hij heeft gezegd, dan zal hij het ons wel uitleggen.
[4] Bekijk liever eens deze echt wondermooie omgeving; werkelijk, deze is me wel duizendmaal liever dan onze vroegere verheven hemel. Hier zou ik wel willen wonen en ergens daar op de bergen zo'n echt gemoedelijke landman worden. Kijk toch eens naar dat weelderige gras, de wondermooie bloemen, die mooie lanen met bomen, die naar het lijkt de edelste soorten vruchten dragen; en dan de kleine beekjes. En kijk eens daar voor ons, hoe deze grote, prachtige vlakte omgeven is door een schitterend gebergte en hoe deze bergen zonder uitzondering gesierd zijn met wondermooie paleisachtige gebouwen. Als mijn ogen me niet bedriegen, dan zie ik op de dichtstbijzijnde bergen ook in het wit geklede levende wezens die voor de paleizen wandelen. Dat bevalt mij goed! Deze omgeving lijkt toch veel meer op een hemel dan die waarin we als eeuwige vraatzuchtige poliepen maar moesten blijven zitten.
[5] Ja, het is buitengewoon prachtig. Men ziet hier weliswaar niets van de drieeenheid, maar daarentegen wordt deze omgeving door een schitterende zon verlicht. En als ik het eerlijk mag zeggen, moet ik jullie bekennen dat ik bij het aanschouwen van al deze pracht de aanblik van de heilige drie-eenheid hier even goed kan missen als destijds op aarde; maar in plaats daarvan komt er een ,ander idee bij mij op.
[6] Als we hier ergens Christus de Heer eens konden ontmoeten, en wel zoals Hij eens op aarde heeft geleefd en Zijn apostelen heeft onderricht, dan zou dat voor mij bij al dit moois wel het allerhoogste genot zijn. Want één ding moet ik jullie nog eerlijk bekennen: de aanblik van de goddelijke drie-eenheid is op zich wel heel verheven, maar ik zou mij werkelijk in het diepst van mijn hart een infame leugenaar voelen als ik zou beweren dat deze aanblik mij ook maar enigszins een warm gevoel van liefde zou hebben gegeven. Ik heb mij daar wel zoveel mogelijk toe gedwongen, maar het is me niet gelukt om de drie personen in gelijke mate met liefde te omvatten. Want hield ik van de Vader, dan kon ik niet tegelijkertijd ook van de Zoon houden. Toen ik mij daarvan bewust werd, kwam de gedachte bij mij op dat de Vader evenals de Zoon dit wel eens ongunstig konden opvatten. Wilde ik alleen van de Zoon houden, dan vroeg ik me af of de Vader daar wel tevreden mee zou zijn.
[7] Ook moet ik oprecht bekennen, dat mijn innerlijke strijd om de Heilige Geest in de vorm van een duif lief te hebben, tevergeefs was. In dat geval had ik even goed een stuk hout kunnen liefhebben als deze derde goddelijke hoogst onpersoonlijke persoon. De Heilige Geest werd met mijn liefde dus het minst bedacht en wel omdat ik het nooit zover heb kunnen brengen om zijn wezen te doorgronden en mij daarbij iets voor te stellen. Vader en Zoon lagen mij steeds nader aan het hart; als het er maar geen twee waren geweest, maar alleen óf de een óf de ander, dan zou ik in staat zijn geweest heel veel hetzij van de ene of van de andere te houden.
[8] Ik heb weliswaar vaak heimelijk gedacht: als Christus zich maar eens vanaf Zijn hoge troon ergens heen had begeven waar ik Hem heel alleen te pakken had kunnen krijgen, dan had ik Hem waarlijk uit het diepst van mijn hart kunnen liefhebben, maar met mijn veel te geringe liefde voor dit ontoegankelijke licht, heb ik, zoals gezegd, de Vader noch de Zoon in hun ontoegankelijke licht kunnen naderen. Ik vind het trouwens volkomen tegennatuurlijk om liefde, of het nu een geestelijke of een lichamelijke betreft, op iets in de oneindigheid te richten, want liefde verlangt een bereikbaar object, iets onbereikbaars liefhebben vind ik klinkklare onzin.
[9] Toen ik nog op aarde was, heb ik eens geprobeerd of ik niet verliefd kon worden op zo'n echt mooie ster. Voor dat doel bekeek ik zo'n ster langdurig en dwong mijn hart zo goed ik maar kon; maar denken jullie dat ik in staat was echte liefde voor die ster in mij op te wekken, zoals voor een goede vriend of een sympathieke vriendin? O, daartoe was ik nimmer in staat!
[10] Zo verging het mij niet veel beter niet mijn liefde voor de drie-eenheid en voor het heiligste altaarsacrament; want zo vaak ik ter communie ben gegaan en daarna mijzelf afvroeg of mijn hart meer naar het sacrament of meer naar mijn vrouw en kinderen trok, moest ik tot mijn schande bekennen dat mijn liefde voor vrouw en kinderen heel wat sterker was dan die voor het heilige sacrament. Zo kon ik de drie-eenheid evenals het heilige altaarsacrament nooit echt in mijn hart sluiten, maar het slechts met een zeker geheimzinnig, heilig ontzag benaderen. Ja, ik ging tenslotte zo ver met mijn heilig ontzag, dat ik de natuurlijke liefde van het hart voor God letterlijk als zonde beschouwde.
[11] Alleen met Christus was het anders. Als ik Zijn heilige evangeliën las, stelde ik me Hem steeds als aanwezig voor en tijdens mijn armzalige leven heb ik daarbij altijd gedacht: als ik de genade zou hebben die de apostelen ten deel is gevallen, werkelijk, dan was ik zelf een apostel geworden en zou zonder de minste moeite, uit louter liefde voor Hem, vrouw en kinderen hebben verlaten! Ja, ik moet jullie ook zeggen dat ik eigenlijk, als ik er goed over nadenk, alles slechts uit liefde voor de evangelische Christus heb gedaan, waartoe mij bovenal enkele gelukzalige dromen over Hem het meest liefdevol hebben aangespoord.
[12] Met de heilige drie-eenheid en het heilige altaarsacrament bleef ik steeds onwillekeurig voortdurend innerlijk worstelen. Want voor deze te mysterieuze, onbegrijpelijke, goddelijke verhevenheden was mijn hart als het ware omgeven door eeuwig noordpoolijs. Vrienden, ik wil met deze bekentenis niemand iets opdringen; ik heb alleen maar in deze vrije omgeving mijn hart eens flink gelucht. Jullie kunnen hetzelfde doen, want voordat we het aangeduide paleis zullen hebben bereikt zal er nog enige tijd verstrijken.
[13] Verscheidene uit het gezelschap melden zich en zeggen: vriend en broeder, wij kunnen jouw oprecht verzekeren dat het ons in dit opzicht nooit een haar beter is vergaan. Wij geloofden alles wel plichtmatig, maar we waren vaak vervuld van een geheimzinnig, heilig ontzag, waardoor we volkomen afgestompt raakten, maar dan in de evangelische Christus weer geheel onze rust terugvonden. Om die reden ontvlamde niet zelden in ons hart een grotere liefde voor de allerzaligste moeder van God en ook voor menig andere heilige dan voor de allerhoogste, goddelijke Verhevenheid, die we wel vreesden, en dat vaak tot in een zekere mate van vertwijfeling. Om liefde op te brengen voor datgene wat we zo erbarmelijk vreesden, is echter wel iets meer nodig.
[14] Het is ook de vraag of we in deze omgeving ook de zalige maagd Maria of' een andere heilige te zien zullen Krijgen, want in de hemel waar we ons bevonden, was daarvan zelfs met de grootste oplettendheid geen spoor te bekennen. Vriend, jij die anders steeds de beste invallen hebt, kunt ons hierover misschien ook wel wat vertellen.
[15] De woordvoerder zegt: lieve vrienden, over deze kwestie moeten we, denk ik, niet te veel vragen, maar ons uitsluitend beijveren om ten eerste zo vlug mogelijk het ons aangewezen paleis te bereiken om daar de beloofde opheldering te krijgen over het door mij en ons allen niet begrepen woord van God, vooral dat bij Paulus en Johannes, en ten tweede kunnen we ons, aangezien de goddelijke drie-eenheid voor ons onzichtbaar is geworden, maar beter weer aan onze evangelische Christus houden. Volgens Zijn uitspraak: `In het Rijk van Mijn Vader zijn vele woningen' lijkt deze plaats hier toch heel wat meer op een hemel dan die daarboven, waar we maar één enkele woning zagen. Nu genoeg hierover, want kijk, onze vermeende tafeldienaar komt ons alweer tegemoet. Laten ook wij hem dan maar heel stil en rustig tegemoet gaan.
«« 55 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.