Allen moeten voor de rechterstoel van Christus geopenbaard worden. Het zalige herkennen door de prior

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 1)

«« 96 / 101 »»
[1] Kijk nu, onze prior en zijn vreemde, eenvoudige man bereiken zojuist het tamelijk dichte, uit vijgenboompjes bestaande prieel, waarachter zij zich opstellen.
[2] Let nu goed op. De ons reeds bekende monnik komt weer heel bescheiden naar me toe en vraagt ook meteen: lieve vriend en broeder, wij allen zien jou zonder twijfel als verheven bode van de Heer, maar begrijpen nog steeds niet wie die vreemde, eenvoudige man is. Zeg ons daarom wie deze man is, want ik heb hem echt goed geobserveerd en ik moet je eerlijk bekennen dat het mij daarbij steeds warmer om het hart werd en heel veel van mijn broeders bekenden mij dezelfde ervaring te hebben. Daarom denk ik dat er achter deze man beslist geen geringe persoonlijkheid schuilgaat. Hij is Petrus of Paulus of misschien zelfs wel de lievelingsleerling van de Heer! Als ik er niet te ver naast zit, laat me dat dan op een broederlijk vriendelijke manier weten. Ik weet weliswaar nog niet wat er verder met ons zal gebeuren; komen we in de hel of op z'n minst in het vagevuur? Maar het is zeker dat ik deze vreemde, eenvoudige man zal liefhebben, waar ik me in alle eeuwigheid ook mag bevinden, en wel omdat hij zo bescheiden, eenvoudig en liefdevol is. Ik heb dat duidelijk gemerkt toen ik hem gadesloeg en zag hoe minzaam, broederlijk en liefdevol hij omging met onze prior en zo inschikkelijk was en meeging in zijn zwakheid, dat hij hem tenslotte zelfs voor de op handen zijnde verschrikkelijke aankomst van de Heer in bescherming nam.
[3] Ja, dat noem ik nu een ware mensenvriend. Iemand op aarde bijstaan is makkelijk genoeg, omdat ieder mens daar volkomen vrij is, maar hier in dit huiveringwekkende, onverbiddelijke geestenrijk dat bijna geheel verstoken is van alle liefde, genade en ontferming, is het heel wat anders om zo'n edele vriend te vinden waarachter men bij zo'n naderend, ontzettend gevaar bescherming kan zoeken. Daarom vraag ik je nog eens in naam van al deze broeders, mij te willen zeggen wie deze man is. Misschien zal hij ook tegenover ons zo genadig en barmhartig zijn en ons beschermen wanneer de Heer met een schrikaanjagend, toornig gelaat als Rechter zal verschijnen!
[4] O vriend en broeder, je kunt beslist niet beseffen en begrijpen wat het voor een arme zondaar betekent om voor de onverbiddelijke rechterstoel van Christus te verschijnen! Ik zou me nog liever voor eeuwig zo diep mogelijk in deze grond willen laten begraven, dan slechts één ogenblik naar het aangezicht van de eeuwig onverbiddelijke, strenge maar rechtvaardige Rechter te moeten kijken. Bewijs ons, als we het ook maar enigszins waard zijn, daarom deze laatste liefdedienst, dan zullen we ons ook voor eeuwig met het uitgesproken goddelijke oordeel tevreden stellen; maar behoed ons voor de aanblik van de onverbiddelijke Rechter!
[5] Nu zeg ik: lieve vriend en broeder, je verlangt merkwaardige dingen van mij en bedenkt niet, dat ik niet de Heer maar slechts een dienaar van Hem ben en als zodanig niet kan doen wat ik wil, maar alleen datgene wat de Heer wil! Deze vreemde, eenvoudige man is Petrus noch Paulus noch de lievelingsleerling van de Heer, maar hij is iemand die niet ver afstaat van hen die jij noemde en die ook niet ver is van mij en van jou. Laat dat voorlopig genoeg voor je zijn!
[6] Dat jij je echter met je broeders voor het aangezicht van de Heer wilt verbergen, is vergeefse moeite. Als je denkt dat het oog van de Heer jou niet overal waar je ook bent zal vinden, dan vergis je je deerlijk! Als je echter van mening bent, dat je je achter de rug van deze eenvoudige man kunt verbergen zodat je het aangezicht van de Heer niet hoeft te zien, ga dan maar niet al je broeders de prior achterna, dan zal het ter plaatse wel duidelijk worden of je voor het aangezicht van de Heer veilig bent.
[7] Denk je dan dat de Heer naar deze verlaten plek zal komen? Dat zal Hij niet doen. Hij zal zich rechtstreeks daarheen begeven waar jullie rijn, of jullie zelfs achter het struikgewas opwachten.
[8] Nu zegt onze monnik: o verheven vriend en broeder, nu heb je me vreselijke dingen in mijn oor gefluisterd. Als het zo is, wil ik toch liever niet naar het prieel, maar me eerder alleen of hoogstens met nog één broeder in een of andere allersmerigste hoek verbergen, waar de Heer vanwege de viezigheid niet te vlug naar zal kijken.
[9] Nu zeg ik weer: lieve vriend en broeder, ook dat zal je weinig baten, want de Heer zal je vinden, al was je ook in de diepste diepte begraven. Daarom ben ik van mening dat je beter hier bij je broeders kunt blijven en je schikken naar de wil van de Heer. Je zult dan in jouw gehoorzaamheid door de Heer zeker genadiger worden aangezien dan wanneer je je eigenmachtig en dwaas verbergt voor Hem, voor wie toch eeuwig niemand zich verbergen kan.
[10] Onze monnik zegt: als het zo is dan geschiede in de almachtige naam van de Heer Zijn heilige wil, want wij zijn nu na jouw woorden op alles voorbereid! Ik zeg: welnu, als dat bij jullie het geval is, laten we ons dan naar de plaats begeven waar ook de prior met de vreemde, eenvoudige man naartoe is gegaan. Daar, op de meest geschikte plek van deze tuin, zullen we op de Heer wachten.
[11] Kijk, de monniken evenals de lekenbroeders begeven zich, ons volgend heel deemoedig maar ook met vrees in het hart naar het ons welbekende struikgewas. Nu zijn we ter plekke. Wij laten het gezelschap voor het struikgewas wat wachten, maar gaan er zelf achter kijken om te zien hoe het onze prior vergaat.
[12] Kijk, hij vraagt al met verlegen stem aan zijn beschermvriend: wat heeft het in vredesnaam te betekenen dat al de anders mij zo dierbare broeders nu naar onze schuilhoek zijn gekomen? Dat is voor mij iets verschrikkelijks! Tenslotte zal nog gebeuren wat jij, lieve vriend, eerder al zei, namelijk dat de Heer juist daar waar ik me verberg, het allereerst zal verschijnen. Lieve vriend en broeder, is het dan niet beter dat we deze plaats voor een andere verruilen?
[13] De eenvoudige man zegt: wat zou je dat dan baten? Weet je niet wat de apostel Paulus heeft aangegeven toen hij zei: `Want wij moeten allen geopenbaard worden voor de rechterstoel van Christus!'? De prior zegt: o lieve vriend en broeder, deze angstaanjagende woorden ken ik maar al te goed! Wat kan ik er echter aan doen, dat ik mijn ontzettende angst voor de Heer desondanks niet van me af kan zetten?
[14] Nu zegt de eenvoudige man: luister mijn vriend en broeder, ik zal je een goede raad geven. Je hebt voorheen gezegd dat je de Heer boven alles zou kunnen liefhebben en voor eeuwig tevreden zou zijn als je Hem slechts eenmaal van veraf zou kunnen zien. Maar je weet ook dat de Heer een grote vriend is van degenen die Hem liefhebben en dat Hij hen zonder zich bekend te maken bijna altijd meer dan halverwege tegemoet komt. Wat zou je ervan denken als je in plaats van je grote vrees, je liefde voor de Heer werkelijk zou aangrijpen, en de Heer je dan ook tegemoet zou komen? Ik denk dat dit heel wat beter zou zijn dan zo'n dwaze angst te hebben voor Hem, die men toch boven alles moet liefhebben.
[15] De prior zegt: ja, lieve vriend en broeder, zoals altijd heb je ook nu weer volkomen gelijk. O, als ik de Heer maar mag liefhebben; als ik met mijn liefde voor Hem maar niet te slecht ben, dan wil ik Hem wel boven alles met al mijn krachten liefhebben, want ik voel heel levendig in mij dat ik nu tot niets anders meer in staat ben dan slechts de Heer onbeschrijfelijk en onuitsprekelijk lief te hebben!
[16] Nu zegt de eenvoudige man: kijk, mijn vriend en broeder, deze taal bevalt me heel wat beter dan de eerdere, daarom zal ik je nu ook een klein geheim onthullen. - Welnu, Degene die je zo zeer vreesde en nog steeds vreest, is dicht bij je. Zeg me eens, zou je de Heer ook zo vrezen als Hij net als Ik, heel gewoon, eenvoudig en liefdevol voor jou zou verschijnen?
[17] De prior antwoordt: o liefste vriend en broeder, in deze gedaante zou ik zeker niet bang voor Hem zijn, maar wat de liefde betreft, denk ik dat deze mij bijna zou kunnen doden als de Heer in jouw eenvoud voor me zou staan.
[18] De eenvoudige man zegt: kijk, jouw vrees komt voort uit een fundamenteel verkeerde aardse voorstelling van de Heer, terwijl de Heer niet in het minst met jouw voorstelling overeenkomt. Jouw voorstelling was er dan ook de oorzaak van dat je nooit echte liefde voor de Heer kon voelen. Omdat er tenslotte toch aan alle dwalingen een eind moet komen, kijk daarom hierheen! - Kijk eerst naar Mijn voeten, waaraan de littekens van de spijkers nog te zien zijn; kijk dan naar Mijn handen en leg evenals Thomas jouw hand in Mijn doorboorde zij en je zult dan weldra inzien dat men zich zelfs achter liet dichtste struikgewas niet goed voor de Heer kan verbergen!
[19] Kijk, nu herkent de prior in zijn eenvoudige man de Heer en door een overweldigende liefde overmand, valt hij aan Zijn voeten, kan niets meer zeggen maar weent en snikt. Maar de Heer buigt Zich neer, helpt hem overeind en zegt tegen hem: welnu, zeg Mij eens, nog altijd Mijn vriend en broeder, ben Ik wel zo huiveringwekkend en verschrikkelijk als jij je Mij eerder hebt voorgesteld?
[20] De prior zegt: o mijn innig geliefde Heer Jezus! Wie van ons had ooit durven denken dat U ook in liet rijk der geesten zo oneindig en onuitsprekelijk goed bent? O Heer, laat me nu gaan en uit alle kracht roepen, zodat het tot in alle uithoeken van Uw oneindige schepping te horen is, dat U de alleroneindig beste, liefdevolste en heiligste Vader bent!
[21] O Heer, hoe eindeloos zalig ben ik nu, dat ik U nu zo heb leren kennen! Ja, U bent de hemel aller hemelen en de hoogste zaligheid aller zaligheden! Als ik slechts U heb en U eeuwig steeds meer mag liefhebben, dan vraag ik noch naar een hemel noch naar een andere zaligheid. Laat me hier een hut bouwen die groot genoeg is om mij, mijn broeders en U, o Heer, te herbergen, dan wil ik dat met geen andere zaligheid meer verruilen! Maar U, o allerliefdevolste, heilige Jezus, mag ons beslist niet meer verlaten, want zonder U ben ik voor eeuwig het meest ongelukkige wezen.
[22] De Heer zegt: Mijn vriend en broeder, Ik ken jouw hart; zeg maar niets meer over jouw wensen, ga maar liever naar je broeders en kondig Mij aan zoals Ik Mij aan jou heb bekendgemaakt. Ik zal je dan ook spoedig volgen om ook al jouw broeders te verlossen zoals ik jou heb verlost. Daarna zal Ik jullie naar jullie ware eeuwige bestemming leiden! Ga dan nu en handel volgens Mijn liefde. Amen!
«« 96 / 101 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.