In de tweede hel

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 107 / 127 »»
[1] Weten jullie waarom de mensen op aarde gehoorzaam zijn? Het antwoord is heel gemakkelijk te geven. Misschien uit grote achting voor de persoon die heerst? O nee, want op degene die men hoogacht, scheldt men gewoonlijk niet in het geheim; nog minder vervloekt en verwenst men hem. Toch wordt dit bij onderdanen tegenover hun koningen niet zelden gedaan. Wie men echter niet uit hoogachting gehoorzaamt, gehoorzaamt men nog minder uit liefde. Daarom kunnen we hier geen andere reden voor de gehoorzaamheid vinden dan de vrees.
[2] Waarop is de vrees gebaseerd? Deze is ten eerste gebaseerd op eigen onmacht, ten tweede op de overmacht van de heerser en ten derde op het feit dat men weet dat een koning bij bepaalde omstandigheden niet omzichtig met het leven van zijn onderdanen omgaat. Een heerser, die niet zelden over meer dan een miljoen moordwerktuigen kan beschikken en aan niemand verantwoording hoeft af te leggen voor het doden van één of vele mensen, is in ieder geval niet erg te vertrouwen, want de toorn van een machthebber kan voor vele duizenden de dood betekenen.
[3] Wanneer we de zaak bekijken zoals ze is, dan blijkt daaruit steeds meer dat de angst voor de dood het hoofdmotief voor gehoorzaamheid is.
[4] Stel dat er in een staat louter volkomen wedergeboren, geestelijk gewekte mensen zouden zijn. Dan zou het er met de angst voor de doodstraf heel anders hebben uitgezien. De machthebber zou dan heel andere maatregelen moeten treffen als hij de leider van zijn volk zou willen blijven.
[5] Maar waarop is de doodsangst van de mensen dan gebaseerd? Ik zeg jullie: op niets anders dan uitsluitend op de onzekerheid of er na het verlies van dit leven nog een ander leven is (dus op ongeloof). Wie van jullie is bang voor het slapengaan, hoewel de slaap niets anders is dan een periodieke dood van het lichaam? Waarom is men voor de slaap niet bang? Omdat men uit ervaring weet dat men na de slaap weer in hetzelfde, zij het in zekere zin nieuwe leven ontwaakt. Zou men deze ervaring kunnen wegnemen, dan zou ieder mens voor de slaap evenveel angst hebben als voor de lichamelijke dood. Zo zijn er ook werkelijk mensen op aarde die geloven dat zij een efemeer leven hebben dat elke dag vergaat, en dat er de volgende dag heel iemand anders in hun huid zou steken.
[6] Dit geloof stamt af van een volk in een deel van Azië dat aan zielsverhuizing gelooft en dat van mening is dat hun zielen van dag tot dag van het ene dier in het andere overgaan en hoogstens één dag in het lichaam van een mens wonen. Wanneer in diezelfde mens de volgende dag een andere ziel zich het verleden herinnert, dan zou dat te maken hebben met de inrichting van het lichaam. Iedere volgende ziel zou noodzakelijk in het bewustzijn moeten worden geplaatst dat door de inrichting van het lichaam zou worden opgewekt. Dat is dus hun filosofie, die tot gevolg heeft dat men ontzettend bang is voor de slaap, want men ziet daarin enkel het middel waarmee de oude ziel uit het lichaam wordt gewerkt om voor een andere plaats te maken. Om die reden proberen deze mensen dan ook om met allerlei middelen de slaap zo goed mogelijk te verdrijven. Dit heeft allemaal veel overeenkomst met de angst van de gewone aardse mensen voor de lichamelijke dood.
[7] Zou de mens een gewekte geest hebben, dan zou hij zich om het wegvallen van zijn lichaam evenmin bekommeren of daarvoor bevreesd zijn, als een gewoon mens zich om de slaap bekommert en deze vreest. Want de ervaring van de geest is het eeuwige leven, dat onverwoestbaar is, en de ervaring van de ziel is dat het slapende lichaam de volgende dag weer ontwaakt, waardoor ze dan ook voor de slaap geen angst heeft.
[8] De vrees voor de dood als een mogelijke vernietiging van het bestaan ligt dus in de ziel zolang de geest in haar niet ontwaakt en dan in haar derhalve ook een heel ander bewustzijn opwekt.
[9] Laten we nu met deze voorkennis weer naar onze eerste hel teruggaan. Hierin is de ziel niets anders dan een genot- of vreetpoliep en wel uit louter stomme zelfzucht en eigenliefde, omdat zij namelijk, als zij haar genotzucht niet kan verwezenlijken, voortdurend de mogelijkheid tot vernietiging voor ogen heeft.
[10] In de tweede hel is, zoals we weten, de begerige ziel door de stevige vastenkuur steeds meer ineengeschrompeld en de met haar versmolten geest heeft door deze afzonderingsmethode meer vrijheid gekregen. In het zelden voorkomende, beste geval keert een geest hier om, sterkt zich en verheft zijn ziel dan hoe langer hoe meer. In het gangbare, ergste geval ontwaakt de geest weliswaar, maar omdat hij bij dit ontwaken in zo'n veronachtzaming van zijn ziel zich bijzonder gekrenkt en beledigd voelt, begint hij ook zichzelf veronachtzaamd te voelen. Daardoor wordt hij vertoornd en laat in zijn toorn steeds meer het idee in zich ontkiemen dat de godheid hem voor dit onrecht een nauwelijks te meten genoegdoening verschuldigd zou zijn.
[11] Hoe meer de geest echter door dit idee in beslag wordt genomen, des te hoger stelt hij zijn eisen en ook des te ontevredener wordt hij over elk voorstel tot eeuwige genoegdoening dat hem geboden wordt.
[12] Uit deze steeds grotere vordering, die haar oorzaak vindt in de steeds grotere ontevredenheid, gaat dan de zo steeds meer wakker geworden geest over in een op wraak zinnend gevoel van zelfgenoegdoening. In dit gevoel wordt hij steeds meer een 'verachter van God' (duivel). Hij ziet ook steeds meer in, dat hij niet vernietigd kan worden en sterkt zich met het idee dat de geest zich door de intensivering van zijn denkbeelden en de verhoging van zijn eisen tot in het oneindige kan versterken. Vanuit dit gevoel ontstaat dan zelfs het satanische idee dat de godheid voor de steeds groeiende macht van zulke geesten bang zou zijn, zich daarom zou verbergen en haar machtige vijanden door bepaalde vreesachtige en zwakke spionagegeesten heimelijk in hun doen en laten zou laten bespieden. Als de situatie bedenkelijk wordt, dan zou de godheid zich weer verder terugtrekken en proberen om zich op alle mogelijke manieren tegen een overmachtige aanval van zulke krachtige geesten te beschermen.
[13] Door dit idee wordt het allesoverheersende gevoel van eigenwaarde van de geest steeds sterker en het wraakgevoel ten opzichte van een veronderstelde geslepenheid van de godheid steeds groter. De godheid wordt dan natuurlijk steeds machtelozer, ja, de geest gaat de godheid als het ware verafschuwen, begint haar te minachten en bitter te haten, zichzelf echter als een hoger wezen te beschouwen!
[14] Als het zover is gekomen, dan is de derde hel ook al een feit. Hoe zij zich langs deze weg ontwikkelt, moeten onze leerlingen op de weg der goddelijke, beschermende voorzienigheid in het geheim mee observeren en dan in de onderste hel alles, tot op de eigenlijke bodem van het kwaad, langs de weg der ervaring leren doorzien. Hoe zich echter tenslotte in deze onderste en meest kwaadaardige van alle hellen de eigenlijke oorzaak van het kwaad openbaart, zal het vervolg laten zien.
«« 107 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.