Verschil tussen kinderen van de zon en godskinderen

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 25 / 127 »»
[1] Onze oudste heft zijn staf weer op en opent zijn mond. Wat zal hij nu wel tegen zijn kinderen zeggen? Zelf toehoren is het beste antwoord op deze vraag en dus luisteren we naar wat hij gaat zeggen. Zijn woorden luiden als volgt:
[2] Mijn lieve kinderen en kindskinderen, jullie hebben je verzameld rond het altaar waarop Gods vlam nog brandt. Jullie hebben de Almachtige een waardige lofprijzing gebracht. Daarom spreekt Gods Geest uit de vlam tot ons:
[3] Voor de grote ben Ik groot, voor de kleine ben Ik klein, voor de sterke ben Ik sterk en voor de zwakke ben Ik zwak; maar in deze zwakte rust een geheime kracht die machtiger is dan heel de kracht der groten. Wie barmhartig is, voor hem ben Ik ook barmhartig; wie goed doet, goed ontmoet. Voor een heer ben Ik een heer, maar voor een dienaar een knecht. De wijze maakt liever geen gebruik van Mijn licht, maar voor de eenvoudige zullen alle gebieden van Mijn goddelijke overvloed openstaan. Wie vervuld is van zijn verstand, voor hem woon Ik in het ontoegankelijke licht; maar met degenen die als dwazen worden aangemerkt door de wereld en haar glans, zal Ik omgaan als een broeder. De kinderen van de zon bezitten grote macht; hun adem is sterker dan de hevigste storm op de kleine aarden en voor hun gedachten buigt hun wereld en drijft nieuwe vlammen uit haar uitgestrekte beemden. Maar zij die Mijn kinderen zijn en willen zijn, moeten zwak zijn en hun zwakte moet pas een kracht worden in Mij. De kinderen van de zon aanbidden Mij graag in hun licht, maar Mijn kinderen aanbidden Mij in hun vuur. De kinderen van de zon zijn wat ze zijn; maar Mijn kinderen mogen niet blijven wat ze zijn, maar zij moeten verteerd worden, opdat ze in hun vernietiging pas worden wat ze moeten zijn.
[4] Wat willen jullie, kinderen van de zon? Jullie hebben je ruim bemeten deel; willen jullie meer, dan wordt jullie ook meer gegeven, willen jullie een grotere zaligheid, hoe kunnen jullie dan meer verlangen dan hetgeen jullie volgens jullie inzicht en willen ten deel valt? Willen jullie echter Mijn kinderen worden, dan moeten jullie niet willen vergaren, maar slechts alles willen verliezen. Want zoals jullie lot als kinderen van de zon er een is waarbij jullie je kunnen sieren met eeuwig groeiende schatten en rijkdommen, zo is daarentegen het lot van Mijn kinderen om steeds armer te worden, en dat gaat zover dat ze niet eens meer hun eigen leven als het hunne mogen beschouwen. Ook moeten zij steeds bereid zijn hun liefde, die de grondslag van hun leven is, aan talloze broeders te wijden.
[5] Wat jullie bezitten, is je gegeven als een eeuwig onbeperkt eigendom, maar Mijn kinderen mogen niets bezitten, niet eens voor eigen eten zorgen. Alles wat ze nodig hebben, mogen ze enkel en alleen bij Mij in Mijn huis tot zich nemen. Jullie zijn in jullie wereld machtige heren, maar Mijn kinderen moeten arme knechten zijn; ze moeten werken met hun handen. Wanneer zij met werken iets hebben verworven dan mogen ze het niet als hun eigendom behouden maar moeten het meteen naar Mijn huis brengen, waar Ik dan pas aan eenieder geef wat hij overeenkomstig zijn liefde echt nodig heeft. Jullie wonen in paleizen die aan pracht en praal alles wat men zich maar kan voorstellen overtreffen, maar Mijn kinderen moeten in hutten wonen die er zo eenvoudig en sober uitzien dat jullie ervan zouden gruwen. Mijn kinderen zijn desondanks Mijn kinderen en zijn altijd bij Mij en handelen altijd volgens Mijn wil, die eindeloos machtig is voor de machtigen maar ook eindeloos zachtmoedig voor de kleinen en zwakken.
[6] Willen jullie Mijn kinderen worden dan moeten jullie dat in gedachten houden en alle voordelen van jullie leven voorgoed laten varen. Zelfs jullie leven met zijn hoogst heldere bewustzijn moet voor Mij worden opgeofferd; jullie mogen niets anders behouden dan jullie totaal leeggemaakte wezen. Want zo, zoals jullie zijn, zijn jullie weliswaar ook vaten van het leven dat uitgaat van Mijn licht, maar als Mijn kinderen moeten jullie tot woonplaats van Mijn eigen eeuwige Geest worden. En deze kan niet wonen in de vluchtigheid van jullie licht, maar slechts in grote vastheid die gedegen genoeg is om het almachtige vuur van Mijn eigen eeuwige liefdeleven te weerstaan.
[7] Jullie siert een machtige staf van wilskracht en als jullie hem opheffen dan beeft jullie grote wereld onder de grote dwingende macht van jullie wil, maar Mijn kinderen moeten een zware dwarsbalk op hun schouders laden, die hen ter aarde drukt en hun de dood brengt waarover jullie kleine wereld geweldig jubelt. Pas uit deze dood kunnen zij verrijzen, aan Mij gelijk worden, en dan doen wat Ik doe, echter niet om te heersen, zoals jullie, maar om allen te dienen met de grootste liefde en zachtmoedigheid en in volledige overgave aan Mijn wil. Denken jullie dat het een kleinigheid is om je helemaal aan Mijn wil over te geven? - Luister en neem het op:
[8] Zich volkomen aan Mijn wil onderwerpen, wil meer zeggen dan dat iemand van jullie de hele oneindige schepping in zijn vuist zou willen houden en ermee spelen als met de kleinste kluitjes zand. Ja, het betekent meer dan wanneer jullie naar die verre dreven van jullie wereld zouden gaan, waar onophoudelijk in onmetelijk diepe ravijnen de allerkrachtigste vlammengloed woedt en iemand zich daar in de krater zou willen storten en in één teug de eindeloos woedende vlammengloed zou opslorpen. En toch moeten Mijn kinderen Mijn oneindige, eeuwig machtige wil tot de laatste druppel in zich opnemen voordat ze volkomen Mijn kinderen kunnen worden.
[9] Jullie beoordelen en erkennen de oneindige macht van Mijn wil; wie van jullie kan de confrontatie met Mijn wil aan en zeggen: Heer, laat mij met U strijden? - Zal het kleinste vonkje hem niet meteen vernietigen alsof hij nooit had bestaan? Ja, het kleinste vonkje van Mijn wil is voldoende om talloze zonnenwerelden, zoals deze hier die jullie bewonen, in het niets te doen opgaan.
[10] Wanneer jullie dit echter na jullie beoordeling duidelijk inzien, wat zullen jullie dan wel zeggen wanneer Ik jullie vanuit Mijn vuur te kennen geef dat het een opgave en een absolute voorwaarde is, dat Mijn kinderen zich volkomen aan Mijn wil moeten onderwerpen? Om deze voor jullie onbeschrijfelijk grote opgave te volbrengen moeten Mijn kinderen, of zij die Mijn kinderen willen worden, tijdens de periode van hun vrijheidsproef voortdurend de last van Mijn wil leren dragen en moeten zij zich door het vuur van Mijn ijver onder veel angst en pijn helemaal laten verteren, opdat zij daardoor voor eeuwig verwant mogen worden aan het eindeloze, eeuwige vuur van Mijn wil. En zelfs velen die deze proef tijdens hun afzonderlijke vrijheidsperiode niet doorstaan hebben, moeten het zich dan na hun omvorming laten welgevallen om zich gedurende voor jullie ondenkbaar lange tijden in het vuur van Mijn wil te laten reinigen en daaraan met de grootste moeite te wennen, voordat zij als de allergeringsten onder Mijn volmaakte kinderen kunnen worden opgenomen.
[11] Wat willen jullie nu? Willen jullie blijven of willen jullie werkelijk Mijn kinderen worden? Kijk, nog brandt de kleine vonk van Mijn wil op het altaar. Willen jullie blijven, blijf dan, maar willen jullie het kindschap bereiken, leg jullie handen dan op het altaar!
[12] Kijk, aldus heeft onze oudste allen uit de vlam voorgelezen. Maar wat zeggen nu de kinderen op deze voorlezing? Zij zeggen: grote God, het moet toch wel iets oneindigs zijn om een kind van U te worden, maar als Uw wil nog heftiger is dan de eindeloze gloed die onze wereld in haar diepe kraters draagt, wie kan die dan verdragen en daarbij in leven blijven? Laat ons daarom blijven wat we zijn en laat U altijd door ons een offer van onze wijsheid brengen! Neem daarom die schrikwekkende vlam op Uw altaar weer terug en laat ons gaan en in vrede leven!
[13] Uit de vlam klinken nu de volgende woorden: aldus geschiede naar jullie wil! Toch moet er altijd hout op het altaar liggen, want Ik wil de wegen waarop Mijn grote liefde en erbarming wandelen, in stand houden.
[14] Weet echter dat voor Mij gemakkelijk is wat jullie zwaar lijkt, en zwaar wat jullie gemakkelijk lijkt. Jullie heersende vrijheid is jullie weliswaar liever, maar Ik heb toch alleen maar welgevallen aan de eenvoud en de nuttige ondergeschikte dienstbaarheid van Mijn kinderen. Want er bestaat geen heer die liever een andere heer zou zien dan zijn eigen knecht, die voor hem altijd een getrouwe dienaar is. Daarom geeft de ene heer de andere slechts het overeengekomen verplichte deel, maar de knecht wordt door zijn meester beloond. Maar Mijn kinderen zijn ook Mijn knechten en daarom krijgen ze als knechten ook Mijn loon en als kinderen Mijn erfdeel! Houd dit altijd in gedachten: als eens het nieuwe hout op jullie altaar weer begint te branden, weet dan dat een vader beter is dan een heer! - Ga nu echter in vrede dan zal de vlam van Mijn wil doven, opdat die van jullie mag heersen op jullie wereld. Evenwel slechts tot aan die gebieden waar de vlammen van Mijn wil vanuit de eindeloze diepten opstijgen; laat niemand zich daarheen wagen. Alleen de vruchtbare bodem blijft jullie onderdanig maar het vuur is van Mij. Amen!
[15] Kijk nu, de vlam op het altaar is gedoofd. De oudste laat zijn staf zakken en de gehele bevolking van dit paleis gaat naar buiten om zich na deze geweldige les opnieuw te sterken. - Ook wij gaan naar buiten en vandaar verder naar een andere plaats.
«« 25 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.