Tiende verdieping. Het wezen van vraag en antwoord

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 52 / 127 »»
[1] We zijn op de plaats van bestemming. Kijk dus maar heel goed om je heen en zeg me dan wat jullie hier allemaal zien. Maar let wel, als jullie de dingen hier willen zien, dan moeten jullie in het rode licht blijven. In het witte licht zouden jullie hier evenmin iets waarnemen als op de vorige galerij.
[2] Ik merk wel dat jullie een vraag hebben die een beetje vreemd klinkt. Ze is hier eigenlijk niet helemaal zo op haar plaats, maar omdat ze er nu eenmaal is, zullen we ook voor een bevredigend antwoord zorgen. De vraag die jullie in jezelf stellen luidt als volgt:
[3] Lieve vriend en broeder, het is allemaal verheven, mooi, waar en goed wat we hier zien en heel in het bijzonder wat we uit jouw mond vernemen, maar er is voortdurend iets, dat we eigenlijk niet helemaal kunnen doorgronden en dat ligt inderdaad besloten in de vraag die jij zo-even bij ons hebt ontdekt en die je nu voor ons uitspreekt.
[4] Kijk, eigenlijk zijn wij het die vragen en spreken en we worden eveneens als sprekende en vragende personen geciteerd; en toch zijn niet wij het die spreken en vragen, maar altijd ben jij degene die zowel voor zich uit zichzelf, als voor ons, eveneens uit zichzelf, spreekt. Zo zie je niet zelden in ons een vraag waarvan wij zelf nog geen vermoeden hebben. Evenzo geformuleerd verkondig jij ons onze eigen uitingen en beoordelingen, waarvan wij nog nauwelijks hadden kunnen dromen. Jij vraagt ons, en ons antwoord komt uit jouw eigen mond, want als het antwoorden werkelijk op ons zou aankomen, dan zouden we vaak met de mond vol tanden staan en op heel veel van jouw vragen met geen woord kunnen antwoorden.
[5] Zeg ons daarom, lieve vriend en broeder, hoe dat met elkaar te rijmen valt. Hoe spreken wij door jou en hoe hebben wijzelf nu aan jou deze actuele vraag gesteld, die we enkele ogenblikken geleden nog absoluut niet bij ons voelden opkomen?
[6] Mijn lieve vrienden en broeders, ik zal jullie spoedig uit de droom helpen. Wanneer jullie aan een zeer ervaren en bekwaam botanicus de wortels van een plant tonen, dan zal hij jullie onmiddellijk de vorm van de plant beschrijven of haar tot in de puntjes uittekenen. En als de plant dan voor jullie ogen gevormd zal zijn, zullen jullie haar ook dadelijk als een zeer goed bekende herkennen.
[7] Wanneer jullie een of ander geraamte, dus enkel een skelet, aan een bekwaam anatoom geven, dan zal hij aan de hand van de vorm van de beenderen in staat zijn om jullie heel trefzeker de gestalte van de vroegere persoon aan te geven, want die herkent hij aan de stand en de verbinding van de beenderen. Als hij de kunst verstaat om wassen beelden te maken, dan zal hij in staat zijn om de beenderen zo kundig met was te bedekken dat jullie menen dat de echte, levende persoon die jullie gekend hebben, als herrezen voor je staat.
[8] Een bekwaam chemicus, aan wie jullie een vloeistof laten zien die bestaat uit meerdere bij elkaar gevoegde, jullie onbekende componenten, zal de vloeistof zonder enige moeite voor jullie in haar oorspronkelijke componenten ontleden, waarna jullie deze dan spoedig zullen herkennen en weten van welke komaf zij zijn, van zwavel, kalk of wat dies meer zij.
[9] Wanneer jullie ergens een zaadje vinden en niet weten van welke plant het is, dan kunnen jullie naar een kundige tuinman gaan en hem het zaadje laten zien; hij zal jullie onmiddellijk weten te vertellen van welke plant het komt en hij zal jullie ook een eventueel voorradige, soortgelijke plant laten zien die dergelijke zaden draagt.
[10] Zouden jullie bij dit alles niet ook kunnen vragen: ja, hoe kan dat nu? Hoe kan men zulke heel kleine kenmerken onthouden en dan daaruit met zekerheid het voorafgaande of het nog volgende bepalen?
[11] Kijk, mijn lieve vrienden en broeders, dat gebeurt in zekere zin vanuit de wortel. Dat ik jullie vragen evenals jullie antwoorden weet en uitspreek, komt omdat ik als zuivere geest een geestelijke botanicus, een geestelijke anatoom, een geestelijke chemicus en een geestelijke tuinman ben. Als zodanig kan ik dan ook uit de jullie nog onbekende wortels in jullie opmaken, welke vraag daaruit te zijner tijd tevoorschijn zou kunnen komen. Als anatoom doorzie ik jullie innerlijke bouw en zie met het grootste gemak de wisselwerking van jullie gevoelens en de daaruit voortkomende oordelen en conclusies. Als chemicus ben ik in staat de ideeën die nog chaotisch en verward in jullie door elkaar liggen, onmiddellijk voortreffelijk te rangschikken en deze dan ook al goedgeordend aan jullie voor te leggen. Als tuinman ken ik alle zaden die in jullie uit de meest verschillende woorden en begrippen bestaan. Jullie weten nog niet wat daaruit zal opgroeien wanneer ze op de innerlijke, levende grond van de geest zullen ontkiemen. Maar ik ben een tuinman, die jullie al van te voren jullie geestelijke plantensoorten die uit het een of andere zaadje tevoorschijn moeten komen, kan tonen en waarvan jullie in de verste verte nog geen idee hebben.
[12] Daarom kan ik voor jullie vragen en antwoorden zoals jullie dat in feite zelf zouden doen. Eigenlijk doen jullie op aarde immers bijna steeds hetzelfde.
[13] Wanneer jullie iemand iets vragen, dan doen jullie dat omdat jullie in jezelf wel de kiem maar niet de volwassen plant van het antwoord waarnemen; geeft dan degene die gevraagd werd antwoord, dan is dat eigenlijk niet zijn antwoord, maar jullie eigen antwoord uit de mond van de ander. Bij hem was het al volgroeid maar bij jullie nog niet. Nadat jullie het antwoord hebben gekregen, hebben jullie het ook al gauw begrepen en daardoor het gevoel gekregen alsof het in jullie zelf was opgegroeid.
[14] Dat is ook het geval wanneer iemand jullie iets vraagt of jullie bij bepaalde gelegenheden een vraag in de mond legt, zoals jullie plegen te zeggen. Dan zullen jullie ook vlot antwoorden of vragen, maar niet alsof dat antwoord of die vraag van jullie zou zijn, maar van degene die deze aan jullie stelde. Want het is toch wel zeker dat jullie niemand iets vragen wat je al weet, terwijl jullie ook iemand die niets vraagt, geen antwoord geven.
[15] De vraag is als een behoefte die als een loot aan het antwoord vooraf gaat. Als echter de vraag een loot is, zou het dan niet de grootste onzin zijn om te beweren dat de bloemen en vruchten aan de loot, die een gevolg zijn van de van buitenaf inwerkende warmte, aan een andere boom zouden toebehoren dan aan die waaruit de loot tevoorschijn kwam?
[16] Ik ben echter van mening dat eenieder die een vraag stelt, dat doet vanuit de behoefte een bevredigend antwoord te krijgen, en als het antwoord voor hem een behoefte is, dan hoort dit toch zeker in zijn levenssfeer thuis en niet in die van de ander, voor wie het antwoord geen behoefte meer kan zijn, omdat hij het al heeft.
[17] Hieruit zullen jullie met weinig moeite kunnen opmaken hoe het geestelijk tussen ons zodanig verloopt, dat ik voor jullie vraag alsof jullie zelf zouden vragen en ook voor jullie antwoord alsof jullie zelf zouden antwoorden.
[18] Jullie zouden ook zelf zo vragen en antwoorden, als ik nu voor jullie vraag en antwoord, wanneer jullie vragen en antwoorden al rijp zouden zijn. Aangezien dat nog niet het geval is en we nu geen tijd hebben om daarop te wachten, moet ik immers wel vanuit jullie wortels, vanuit jullie veelsoortige chaos en vanuit jullie zaaigoed van tevoren vragen en antwoorden, net zo alsof jullie dat zelf zouden doen.
[19] Ik denk dat we ook dit zeker wat netelige punt duidelijk tot een goed einde hebben gebracht. Daarom moeten jullie je in het vervolg aan soortgelijke verschijnselen niet meer storen, maar verder heel welgemoed overal op letten, want hier ben ik, zoals bij het begin al werd gezegd, jullie gast; daarom kan ik wel iets van hetgeen van jullie is nemen en het aan jullie laten zien. Klinkt zoiets op jullie aarde nog wat vreemd, trek je daar dan maar niets van aan, want in het geestelijke is dat de gewone manier van converseren. Daar bestaat een gesprek niet uit vragen en antwoorden maar uit een volkomen kennen van elkaar en zo spreekt daar de een voortdurend vanuit de ander zoals ook de een vanuit allen en allen vanuit een. Wanneer ik dus op deze manier vanuit jullie antwoord en vraag, dan doe ik geestelijk niets ongewoons of zoals jullie zeggen, 'onnatuurlijks'. Kijk dus op deze elfde galerij of tiende verdieping heel goed om je heen, dan zal er wel weer van alles te vragen en te antwoorden zijn.
«« 52 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.