Over de heilige school van het leven

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 71 / 127 »»
[1] Het is hier natuurlijk niet de plaats, om de hele scheppingsgeschiedenis van de mens, evenals zijn historie tot aan de tegenwoordige tijd in zekere zin van punt tot punt uit te beelden; we beschouwen hier slechts de manier, waarop dat onze kleine geestelijke pupillen allemaal wordt bijgebracht.
[2] Jullie kunnen om te beginnen als voldoende bekend aannemen dat hier in het rijk der volmaakte geesten, om een of ander goed einddoel te bereiken, op overeenstemmende wijze alles onnoemelijk wijzer en verstandiger wordt aangepakt dan op aarde. Dat gebeurt om de zeer eenvoudige reden dat men hier niet bij één tot in het oneindige begint te tellen, maar dat men hier in zekere zin bij het oneindige begint en van daaruit naar één terugtelt of, wat hetzelfde is, men gaat hier niet van binnen naar buiten, maar van buiten naar binnen, hetgeen trouwens op aarde ook de beste weg zou zijn als de mensen maar niet zo ijdel, dwaas en dom zouden zijn!
[3] Maar omdat de mensen op aarde alleen maar naar de meest nietige en ijdele dingen streven, geloven en vertrouwen zij de Heer slechts zolang (naar de beste menselijke maatstaven, wel te verstaan) het hun lichamelijk aan niets ontbreekt. Komt er echter een kleine beproeving op hen af, dan vallen ze dadelijk in hun oude twijfels terug en werpen zich in plaats van in de armen van de Heer, in die van een hun weinig batende en zeer slecht helpende wereld. Zo is het gesteld met de beste mensen, waaruit echter blijkt dat hun denken helemaal niet naar binnen, maar slechts naar buiten gekeerd is.
[4] Maar waar het met het geloof, het vertrouwen en de liefde voor de Heer zo bijzonder armzalig gesteld is, daar is dan ook geen geestelijke ontwikkeling te verwachten waarbij de mens in één minuut meer vooruitgang zou boeken dan op de gewone, hoogst miserabele wereldse manier in twintig, ja soms zelfs nauwelijks in honderd jaar, als het leven van een mens al zolang zou duren.
[5] Alle mensen zijn er trouwens door de Heer op gewezen, uitsluitend deze ontwikkeling en geen andere te volgen. Maar zij laten de heilige school van het leven rusten, weten absoluut niet wat ze er mee aan moeten en tobben zich liever hun hele leven af met onbeduidende kennis over de dode natuur en haar verhoudingen. En als zij zich dan aan het einde van hun leven afvragen: wat hebben we nu eigenlijk met onze moeizame studie voor belangrijks of groots bereikt, dan zal hun eigen gevoel hun als antwoord geven: we hebben het zo ver gebracht dat wij nu op het allerbelangrijkste moment van ons leven in alle ernst niet eens weten waar we aan toe zijn; we weten niet of ons nu nog een leven te wachten staat of niet.
[6] Zijn hemel, hel en sprookjes over de geestenwereld bedacht door arbeidsschuwe kloosterhokkers, of zou er toch iets van waar zijn? Zo niet, wat dan, en wat zal er dan met ons gebeuren? Is er wel iets van waar, waar komen we dan terecht, boven of beneden?
[7] Kijk, dat zijn duidelijk de vruchten van wereldse, uiterlijke geleerdheid. Men zal natuurlijk zeggen: als dat alle vruchten van de geleerdheid zijn, welke vruchten zullen dan de mensen voortbrengen die, zowel op het platte land als in de steden, met niet veel meer geleerdheid opgroeien dan het vee in de wei en de dieren in het bos? Hierop zeg ik jullie niets anders dan wat de Heer Zelf gezegd heeft:
[8] 'Wie niet wedergeboren wordt in zijn geest, zal het rijk der hemelen of van het eeuwige leven niet binnengaan!'
[9] Ter verkrijging van de wedergeboorte van de geest is het echter noodzakelijk dat men de heilige school van het leven, die de grote, heilige Meester van al het leven met Zijn eigen heilige mond voor de mensen op aarde heeft gepredikt en met Zijn eigen bloed heeft bezegeld, volledig in acht neemt!
[10] Wie deze school niet daadwerkelijk op de daarin aangegeven manier wil volgen, heeft het aan zichzelf te wijten als hij daardoor het leven van zijn geest verspeelt.
[11] Het is toch zeker wel duidelijk dat iedere eigenaar van een of ander goed, al is hij nog zo eenvoudig, moet weten en ook wel zal weten dat hij in de eerste plaats eigenaar van dat goed is, maar in de tweede plaats moet weten wat voor een goed hij bezit en wat dit waard is.
[12] Als iemand hem zijn eigendom zou willen betwisten, dan zal hij tegen zo iemand zeker een flink proces aanspannen; en waarom? Omdat hij heel zeker weet dat hij de eigenaar is en weet wat hij bezit.
[13] Wanneer echter iemand bezitter van het eeuwige leven in de geest is, zeg eens, kan hij dan wel vragen of zijn ziel en zijn geest met het leven van zijn lichaam zullen vergaan of niet? Wie vraagt naar het hoe, wanneer en wat, waarvandaan en waarheen, is zeker geen bezitter van het eeuwige leven, maar slechts een veile knecht in loondienst van de wereld, die boven alles vreest om het leven van zijn lichaam te verliezen; waarom wel? Omdat hij geen ander leven kent.
[14] Maar zij die waarachtige leerlingen van de school van de Heer voor het eeuwige leven zijn en voorheen waren, verachtten de dood van het lichaam en verlangden met grote vreugde en zaligheid naar de volledige ontbinding van de zware, uiterlijke levensbanden met de wereld. Zij getuigden van de waarheid van de levensschool van de Heer - als martelaren met hun bloed.
[15] Zoek in de tegenwoordige tijd maar eens de martelaren! Hier en daar zijn er nog wel echt dappere verdedigers van de heilige levensschool van Christus, de Heer, maar deze verdedigers lijken op kippen in een boom, die zich vrolijk maken over de beneden hen ronddansende vos, omdat hun instinkt hun zegt dat de vijand hen zo toch niet kan pakken. Maar als de kippen op de grond lopen en de vos komt eraan, dan is het gedaan met de vrolijkheid over de vijand en doodsangst dwingt onze dappere gevederde helden om haastig op de vlucht te slaan.
[16] Zo is het vandaag de dag ook gesteld met de standvastigheid in het geloof. Zolang iemand zich in een of andere hoek van de aarde veilig weet voor de klauwen van de heers- en hebzuchtige groten der aarde, zolang spreekt hij ook als een Mozes op de Sinaï. Hebben echter deze grote en machtige vrienden van de wereld en vijanden van de waarheid onze Mozes ontdekt en maken zij aanstalten om hem op een wereldse, hoogst onaangename manier tegemoet te treden, dan kijkt onze waarheidsprediker om zich heen of er niet ergens een poortje openstaat om te ontsnappen. Zou dit gebarricadeerd zijn, dan wordt na een streng wereldlijk onderzoek door de sterk bedreigde profeet dezelfde zogenaamde moedige beslissing genomen die de sterrenkundige Copernicus met betrekking tot jullie wetenschap nam toen hij tot zijn grote schrik de brandstapel voor zich zag. Ook sommige werkelijk vrome mensen in Spanje hebben zo gehandeld. Zij wilden ten tijde van de inquisitie ook menige, door de Heer Zelf meegedeelde leerstelling liever verbranden dan grote narigheid over zich heen laten komen.
[17] Toch zijn dat op zich nog altijd lofwaardige en achtenswaardige mensen, want diep in zichzelf zijn ze toch overtuigd van de waarheid, alleen hebben ze niet de moed om dit naar buiten toe te bekennen.
[18] De Heer heeft echter wel gezegd: 'Wie Mij belijdt voor de wereld, die zal ook Ik belijden voor Mijn Vader'! Of anders gezegd: wie mij waarachtig in zijn geest zal hebben opgenomen, die zal Mij ook in de volle kracht der waarheid in hemzelf voor de gehele wereld belijden; Ik zal hem daarom ook in de volheid van Mijn liefde als Vader erkennen.
[19] Als het echter zo gezegd is, dan komt daarin zeker niets anders tot uiting dan enerzijds hetgeen door het woord van de Heer wordt weergegeven dat luidt: 'Velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren'! Of duidelijker gezegd: velen zullen in het hiernamaals weliswaar het eeuwige leven verkrijgen, maar slechts zeer weinigen zal het grote geluk ten deel vallen om als kinderen in het eigenlijke vaderhuis te worden opgenomen. Want het verkrijgen van deze genade vraagt geweld en zij die het niet met geweld naar zich toe trekken, zullen het niet verkrijgen.
[20] Anderzijds staat er ook wel: 'Mijn juk is zacht en Mijn last is licht'. Deze passage kan degenen tot troost zijn die de waarheid wel vol overtuiging bezitten, maar daarnaast toch ook zoveel van de wereld hebben dat dit hun de moed ontneemt om de waarheid openlijk voor de wereld te belijden. Zij hebben dan werkelijk aan de in hen voorhanden zijnde waarheid van het eeuwige leven een zacht juk en een lichte last. De weinigen echter die al het wereldse uit zich hebben verbannen, verkrijgen dan de Geest van kracht en sterkte, vrezen geen wereld meer, belijden openlijk de in hen eeuwig levende waarheid en trekken het huis van de Vader naar zich toe door het geweld van hun geloof en hun liefde voor de Heer.
[21] Dat kunnen jullie ook uit het volgende opmaken: stel je een of andere huisvader voor met bezittingen op het platte land, die behalve zijn kinderen ook verscheidene echt goede bedienden heeft. Mochten er echter dieven of rovers het huis binnendringen, dan zullen de bedienden zich uit vrees en angst verstoppen; zijn volwassen zonen daarentegen zullen met alle kracht en moed de misdadige rovers en dieven grijpen en het leven van hun vader en moeder moedig en daadkrachtig beschermen.
[22] Zijn de bedienden dan slecht, omdat ze zich verstopt hebben? Nee, dat zijn ze bepaald niet; maar het zijn zwakke mensen, die weinig geestdrift en moed bezitten. Maar de kinderen hebben het leven van hun vader in zich en daarom is dat voor hen ook boven alles heilig. Maar zouden de bedienden voor het zich verstoppen beloond moeten worden? Ik denk dat men geen jurist hoeft te zijn om in te zien dat men in dit geval, dus voor het angstvallige verstoppen, geen loon verdiend heeft.
[23] In het woord des levens staat toch immers eveneens: 'Wie veel zaait, zal ook veel oogsten, en wie weinig zaait, zal ook weinig oogsten'.
[24] Ik ben van mening dat uit hetgeen tot nu toe gezegd is, niet zo moeilijk valt op te maken dat de mensen zich op hun weg door de huidige wereldscholen niet bepaald veel van het eeuwige leven hebben eigengemaakt en het buitengewoon karige uitzaaien zal dan ook een evenzo karige oogst tot gevolg hebben.
[25] Daarom laat ik jullie dan ook, volgens de wil van de Heer, de levendige kinderscholen op de zon zien, opdat jullie daaruit mogen afleiden, hoe men de school des levens ook op aarde eigenlijk zou moeten hanteren! We staan nu in de zaal waar we vervolgens de scheppingsgeschiedenis van de mens, zijn verdere geschiedenis op aarde en de geestelijke toestand daarvan zullen leren kennen.
«« 71 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.