Tiende zaal - tiende gebod

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 93 / 127 »»
[1] We zijn binnen en zien op het bord in duidelijk schrift: 'Gij zult niet begeren de vrouw van uw naaste!'
[2] Dat dit gebod hier in het zuivere rijk der geesten en heel bijzonder in het rijk der kinderen zeker iedereen die wat meer nadenkt, wat vreemd in de oren klinkt, hoeft nauwelijks te worden vermeld. Ten eerste weten deze kinderen nog helemaal niet wat een gehuwde vrouw is en ten tweede is hier ook het huwelijk tussen beide geslachten helemaal niet gangbaar, zeker niet in het rijk van de kinderen. In het geestenrijk is dit gebod, zoals uit deze beschouwing blijkt, dus duidelijk niet van toepassing.
[3] Men zal nu zeggen: waarom zou de Heer dan bij tien geboden er niet één hebben gegeven dat alleen op aardse verhoudingen betrekking heeft? Want op aarde is de verbintenis tussen man en vrouw algemeen gebruikelijk en dus een vanouds her gevestigde, op de goddelijke ordening berustende verhouding, die zonder een gebod niet in de goddelijke ordening kan voortbestaan. Men kan hier dus wel aannemen dat de Heer onder de tien geboden er slechts één heeft gegeven voor de instandhouding van de ordening van een uiterlijke, aardse verhouding, opdat door het in stand houden van deze ordening een geestelijke, innerlijke, hogerstaande niet verstoord wordt.
[4] Goed, als dat zo is, dan zeg ik: dit gebod is niets anders dan een hoogst overbodige herhaling van het al zonder meer precies hetzelfde gebiedende zesde gebod. Want ook daarin wordt volgens zijn gehele draagwijdte alles als verboden aangemerkt wat ook maar enige betrekking heeft op ontucht, hoererij en echtbreuk, zowel in lichamelijk als, heel in het bijzonder, in geestelijk opzicht.
[5] Als we dit nu wat tegen elkaar afwegen, dan volgt daaruit dat dit gebod voor de hemel helemaal niet deugt en dat het naast het zesde gebod totaal overbodig is.
[6] Maar ik zie al iemand komen die zegt: zeg eens, beste vriend, jij vergist je; dit gebod, al verbiedt het op zich bijna hetzelfde als het zesde gebod, heeft toch iets heel eigens en staat hoger en grijpt dieper in dan het zesde gebod. Bij het zesde gebod wordt duidelijk alleen de echte grove handeling verboden, maar in dit tiende het verlangen en de begeerte, die altijd de grondoorzaken van de daad zijn. Want men ziet toch wel in dat vooral jonge getrouwde mannen gewoonlijk ook jonge mooie vrouwen hebben. Hoe gemakkelijk is het dan voor een andere man om zijn misschien minder mooie vrouw te vergeten, zich aan de mooie vrouw van zijn naaste te vergapen en dan een steeds groter verlangen in zich op te wekken om de vrouw van zijn naaste te begeren en ontucht met haar te plegen.
[7] Goed, zeg ik, wanneer men dit gebod eerst eens vanuit dit standpunt bekijkt, dan volgen daaruit legio belachelijkheden en dwaasheden, waardoor het goddelijke van zo'n verheven gebod door het smerige stof en het stinkende slijk van de wereldse grappen en grollen van het menselijk verstand gehaald wordt. Als voorbeeld en ter verduidelijking zullen we bewust enkele belachelijkheden aanhalen, opdat het iedereen duidelijk mag worden, hoe oppervlakkig en puur uiterlijk dit gebod meer dan acht eeuwen lang werd opgevat, uitgelegd en in acht genomen moest worden.
[8] Een man mag dus geen verlangen naar de vrouw van zijn naaste hebben. Nu is het de vraag: wat voor verlangen of begeren? Want er zijn toch veel redelijke en wel geoorloofde verlangens en wensen waarmee een buurman naar de vrouw van zijn naaste kan gaan. Maar in het gebod staat onvoorwaardelijk, 'geen verlangen hebben'. Daardoor mogen alleen de beide buurmannen met elkaar converseren, maar elkaars vrouwen moeten zij steeds met verachting aanzien. Dat is niet meer en niet minder dan een ronduit Turkse opvatting van dit mozaïsche gebod.
[9] Verder, als men de zaak letterlijk en materieel beschouwd, dan moet men toch zeker alles letterlijk nemen en niet een paar woorden letterlijk en een paar woorden geestelijk, hetgeen net zoiets zou zijn als wanneer iemand aan het ene been een zwarte en aan het andere been een heel dunne, doorzichtige witte broekspijp zou dragen. Of, wanneer iemand zou willen beweren dat een boom zo zou moeten groeien dat de ene helft van zijn stam met schors en de andere zonder schors tevoorschijn zou komen. Volgens deze beschouwing verbiedt het tiende gebod enkel het verlangen naar de vrouw van 'de naaste'. Wie kan daarmee in de letterlijke betekenis bedoeld zijn? Niemand anders dan ofwel de naaste buren of ook de naaste bloedverwanten. Letterlijk beschouwd zou men dus alleen geen verlangen mogen hebben naar de vrouwen van deze beide naasten; naar de vrouwen die verderop in het gebied wonen, maar vooral naar de vrouwen van buitenlanders, die zeker geen naasten zijn, zou men dus zondermeer kunnen verlangen. Want iedereen zal toch zonder wiskunde of meetkunde kunnen begrijpen dat men, vergeleken met de naaste buurman, een ander die enkele uren verderop woont of zelfs een buitenlander, niet als naaste of als dichtstbijzijnde persoon kan beschouwen. Kijk, ook dat is Turks, want Turken houden zich enkel tegenover Turken aan dit gebod; ten opzichte van vreemde naties hebben zij in dit geval geen wet. Laten we echter verdergaan.
[10] Ik vraag: hoeft de vrouw van mijn naaste deze goddelijke wet dan niet in acht te nemen? Want in de wet staat alleen maar dat een man geen verlangen naar de vrouw van zijn naaste mag hebben, maar dat een soms wellustige vrouw geen verlangen mag hebben naar haar naaste buurman, daarover staat in de wet geen letter. Men geeft op deze manier de vrouwen kennelijk het privilege om mannen, die zij aantrekkelijk vinden, zonder bedenken te verleiden. En wie zal hun dat verbieden, want voor dit geval is er immers geen gebod van de Heer voorhanden? Ook dat stamt uit de Turkse filosofie, want de Turken maken uit de letterlijke betekenis op, dat vrouwen van deze wet zijn vrijgesteld. Daarom worden zij opgesloten, opdat ze niet de gelegenheid zullen krijgen om buitenshuis mannen te verleiden. Staat een Turk al een van zijn vrouwen een uitstapje toe, dan moet ze haar lichamelijke charmes zo onaantrekkelijk vermommen dat ze zelfs een beer die haar tegen zou komen, nog respect zou inboezemen. Haar charmes mag zij alleen aan haar man tonen. Wie kan dit dan tegenspreken en beweren dat men dit niet uit de letterlijke betekenis van dit gebod zou kunnen afleiden? Kennelijk ligt de oorzaak van deze belachelijkheid onloochenbaar juist in het gebod zelf. Laten we nog eens verdergaan.
[11] Kunnen de naaste buren niet reeds volwassen dochters hebben of misschien echt knappe dienstmeisjes? Is het volgens het tiende gebod wel of niet geoorloofd om, zelfs als echtgenoot, verlangens te hebben naar de dochters of naar andere meisjes van de naaste? Kennelijk is dat geoorloofd, want in het zesde gebod is er geen sprake van het verlangen, maar slechts van de daad. Het tiende gebod verbiedt echter alleen het verlangen naar de vrouw; dus is het verlangen naar de dochters of eventuele knappe meisjes van de naasten ontegenzeggelijk geoorloofd. Kijk, hier hebben we nog weer een Turkse uitleg van de wet. Om de zaak echter zonneklaar aanschouwelijk te maken, zullen we nog enkele van dergelijke belachelijkheden aanvoeren.
«« 93 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.