Voorbeelden van een verkeerde opvatting van het tiende gebod

Jakob Lorber - De Geestelijke zon (deel 2)

«« 95 / 127 »»
[1] Hoe de wet luidt weten we: zij verbiedt een verlangen of een begeren. Veronderstel nu eens het volgende: een man die verarmd is, heeft een rijke buurman. De vrouw van deze buurman, als naaste van onze arme man, heeft, naar hem bekend is, een medelijdend en milddadig hart. Nu krijgt onze arme een sterk verlangen naar de milddadige buurvrouw en vraagt haar of zij zijn honger kan stillen. Nu is de vraag, heeft hij al dan niet gezondigd? Hij heeft kennelijk een verlangen en begeren naar de vrouw van zijn buurman geuit. Maar er staat: gij zult geen verlangen naar de vrouw van uw naaste hebben; wie kan er dan redelijkerwijs verklaren dat dit billijke verlangen van de arme geen zonde is? Want door het gebod 'geen verlangen, geen begeerte hebben' moet toch zeker elk verlangen en elke begeerte verboden zijn omdat bij het woord 'geen' absoluut geen uitzondering aantoonbaar is. Dan moet daarmee elke vorm van verlangen verboden zijn.
[2] Lijkt het er in deze verklaring niet werkelijk op, alsof de Heer hiermee het vrouwelijk geslacht van de liefdadigheid heeft willen afhouden, als gevolg waarvan elke weldaad die een huisvrouw aan een arm mens bewijst, toch zeker beschouwd wordt als een zonde die lijnrecht tegen het goddelijke gebod indruist?
[3] Is het wel denkbaar dat er vanuit de allerhoogste liefde van de Heer zo'n onzinnig gebod gegeven zou zijn? Men zal nu weliswaar zeggen: het gebod beperkt zich slechts tot het vleselijke, wellustige verlangen. Maar ik zeg: het is goed, laten we het daar maar bij laten, alleen moet men mij daarbij toestaan enkele opmerkingen te maken. Gooien deze opmerkingen het 'daarbij laten' omver, dan moet iedere tegenspreker zich er zondermeer bij neerleggen dat hij bij het zoeken naar de betekenis van dit gebod een andere weg moet inslaan. Luister dus naar de opmerkingen.
[4] Het gebod zou dus enkel een zinnelijk, vleselijk verlangen verbieden. Goed zeg ik, maar vraag tevens: wordt er in het gebod een bepaalde vrouw bedoeld of worden in het gebod alle vrouwen bedoeld of worden er bepaalde natuurlijke uitzonderingen gemaakt?
[5] Laten we aannemen dat verscheidene tegenover elkaar wonende buurmannen oudere, niet meer zo aantrekkelijke vrouwen hebben. Dan kunnen we ervan verzekerd zijn dat deze buurmannen ten opzichte van hun diverse buurvrouwen absoluut geen vleselijk verlangen meer hebben. Derhalve zouden alleen de jonge vrouwen bedoeld zijn en ook alleen dan, wanneer zij mooi en aantrekkelijk zijn. Zeker zullen ook oude en afgeleefde mannen niet meer veel geplaagd worden door hun vleselijke, zinnelijke begeerten met betrekking tot welke vrouwen van hun buren dan ook.
[6] Daaruit zien wij dat deze wet slechts onder bepaalde voorwaarden zinvol is. Dus heeft de wet lacunes en bijgevolg geen algemene geldigheid. Want waar reeds de natuur uitzonderingen maakt, zodat een wet niet eens de volle natuurlijke geldigheid heeft, hoe kan zij zich dan in het geestelijke doen gelden? Wie dat niet kan begrijpen, moet maar eens een boom omhakken en kijken, of hij dan nog wil groeien en vruchten dragen.
[7] Een goddelijke wet moet toch zeker zo geformuleerd zijn, dat haar gelukzaligmakende geldigheid voor alle eeuwigheden is vastgelegd. Wanneer zij echter al in de loop van het korte aardse bestaan onder bepaalde omstandigheden natuurlijkerwijs over de geldende grenzen heen wordt gedreven, dus al tijdens de natuurlijke toestand van de mens zijn werking verliest, wat zal zij dan voor de eeuwigheid betekenen? Is niet elke wet van God op Zijn oneindige liefde gebaseerd? Wat is er dan vervolgens, als zo'n wet geen geldigheid meer heeft? Is dat iets anders dan wanneer men zou willen beweren dat de goddelijke liefde eveneens onder bepaalde omstandigheden haar geldigheid verliest voor de mensen?
[8] Daarop berust echter ook het treurige geloof van jullie heidens-christelijke instelling, volgens welke de liefde van God slechts zolang zou duren als de mens op deze aarde leeft. Is hij eenmaal lichamelijk gestorven en staat hij er enkel bij als ziel en geest, dan treedt onmiddellijk de onwrikbare, verschrikkelijk strenge, straffende toorn der gerechtigheid Gods in werking, waarbij er van liefde of barmhartigheid eeuwig geen sprake meer is.
[9] Heeft de mens door zijn levenswijze de hemel verdiend, dan komt hij niet als gevolg van de goddelijke liefde, maar alleen als gevolg van de goddelijke gerechtigheid in de hemel, natuurlijk door eigen, voor God nuttige en welgevallige, verdienste. Heeft de mens niet op die manier geleefd, dan is de eeuwige verdoemenis, waaruit geen verlossing meer te verwachten valt, ogenblikkelijk een feit. Met andere woorden wil dit zeggen dat er een of andere dwaze vader zou zijn die in zijn huishouding voor zijn kinderen een wet voorschrijft die als volgt luidt:
[10] Ik geef al mijn kinderen vanaf hun geboorte tot aan hun zevende levensjaar volkomen de vrijheid. Gedurende deze periode zullen zij allemaal, zonder onderscheid, van mijn liefde genieten. Na hun zevende jaar trek ik bij al mijn kinderen mijn liefde terug en zal hen vanaf dat moment ofwel oordelen of gelukkig maken. Zij die als onmondige kinderen mijn zware wetten hebben onderhouden, zullen zich voortaan, na hun zevende jaar, over mijn hoogste welgevallen kunnen verheugen, maar zij die zich in de loop van die zeven jaren niet volledig, volgens mijn zware wetten tot op het kleinste deeltje hebben gebeterd, zullen voortaan voor alle tijden uit mijn vaderhuis geworpen en vervloekt worden. - Wel, wat zouden jullie van zo'n gruwelijke ezel van een vader zeggen? Zou dat niet nog verschrikkelijker zijn dan de schandaligste tirannie van alle tirannen?
[11] Als jullie zoiets bij de mensen al onbeschrijfelijk dwaas, slecht en kwaadaardig zouden vinden, hoe ontzettend onzinnig moeten dan de mensen wel zijn die nog veel slechtere dingen aan God, die de allerhoogste liefde en wijsheid zelf is, kunnen toeschrijven en van Hem verwachten!
[12] Wat deed de Heer aan het kruis als de enige goddelijke Wijsheid, toen Zij in zekere zin, van buitenaf bezien, van de eeuwige Liefde gescheiden leek te zijn? Hij, als de Wijsheid en als zodanig de bron van alle gerechtigheid, wendde Zich Zelf tot de Vader ofwel tot de eeuwige Liefde en verzocht Hem niet om een in zekere zin rechtmatige wraak, maar Hij bad de Liefde om al deze misdadigers, dus ook alle hogepriesters en farizeeërs, hun daad te willen vergeven omdat zij niet wisten wat zij deden!
[13] Dat doet dus hier reeds de goddelijke gerechtigheid op zich. Zal dan de oneindige goddelijke liefde daar beginnen te verdoemen, waar de goddelijke gerechtigheid de nog eindeloos barmhartigere liefde om ontferming smeekt?
[14] Als men niet erkent dat het de Heer werkelijk ernst was met Zijn bede, maar zegt dat Hij dat slechts bij wijze van voorbeeld zou hebben gedaan, maakt men dan van de Heer niet een huichelaar doordat men Hem slechts voor de schijn aan het kruis om vergeving laat vragen, maar heimelijk in Hem toch de onuitroeibare wraak ziet waarmee Hij al deze boosdoeners in Zichzelf toch allang tot het allerpijnlijkste, helse vuur had verdoemd?
[15] O wereld! O mensen! O meest verschrikkelijke onzin die ooit ergens in de gehele oneindigheid en eeuwigheid kon worden uitgedacht! Kan men zich wel iets schandelijkers voorstellen, dan wanneer men voor een valse machtspositie van de hel, ten behoeve van slechts tijdelijk aards gewin, de Heer aan het kruis tot leugenaar, schijnprediker, verrader en dus tot algehele wereld-bedrieger maakt? Uit wiens mond kunnen zo'n leer en zulke woorden anders komen dan uit de mond van de aartssatan?
[16] Ik denk dat dit weer voldoende is om jullie te laten inzien welke gruwelen er kunnen voortkomen uit een totaal verkeerde interpretatie en uitleg van een goddelijke wet. Dat het bij jullie op aarde zo is, moet voor jullie nu wel voor de hand liggen. Maar waarom het zo is en wat de oorzaak is, dat wisten jullie niet en dat konden jullie ook niet weten, want de inhoud van deze wet was te zeer verward geraakt, zodat niemand deze knoop ooit ten volle zou hebben kunnen ontwarren.
[17] Daarom heeft de Heer Zich over jullie ontfermd en laat Hij jullie in de zon, waar het toch zeker licht genoeg is, de ware ontwarring van deze knoop verkondigen, opdat jullie de algemene oorsprong van alle kwaad en duisternis mogen inzien.
[18] Men zal evenwel zeggen: ja, maar hoe kan dan zoveel kwaad zijn ontstaan door het verkeerd begrijpen van de tien mozaïsche geboden?
[19] Ik denk: omdat de tien geboden door God zijn gegeven en zelfs de gehele oneindige ordening van God in zich dragen.
[20] Wie dus op een of ander punt, op welke manier dan ook, buiten de goddelijke ordening treedt, blijft op geen enkel punt meer in de goddelijke ordening omdat deze gelijk is aan een rechte weg. Wanneer iemand waar dan ook van deze weg afwijkt, kan hij dan zeggen: ik ben slechts een vierde, een vijfde, een zevende of een tiende van de weg afgeweken? Zeker niet, want als hij ook maar enigszins de weg verlaat, is hij al van de gehele weg afgeweken. Wil hij niet op de weg terugkeren, dan zal men toch zeker kunnen beweren dat juist dat ene punt, waar de wandelaar van de weg afweek, de wandelaar van de hele weg heeft afgebracht.
[21] En evenzo is het ook met elk afzonderlijk onderdeel van de goddelijke wet. Er zal niet gemakkelijk iemand te vinden zijn die tegen de hele wet geweldig gezondigd zou hebben, want dat is bijna onmogelijk. Het is al genoeg als iemand op één punt gezondigd heeft en dan daarin blijft volharden. Op deze wijze verlaat hij toch de hele wet en als hijzelf niet wil en de Heer hem niet behulpzaam zou willen zijn, zou hij nooit op de weg van de wet of in de goddelijke ordening terug kunnen komen. En zo kunnen jullie er ook van verzekerd zijn dat het meeste kwaad in de wereld helaas, zeker aanvankelijk, door een eigenzinnig en kwaadwillig onbegrip, of eerder nog door de kwaadwillige verdraaiing van de betekenis van deze twee laatste goddelijke geboden veroorzaakt wordt.
[22] We hebben nu echter voldoende belachelijke en verkeerde interpretaties van dit gebod meegedeeld en daarom zullen we nu tot de verklaring van de ware betekenis van dit gebod overgaan, waardoor jullie alle dwaasheden nog onvergelijkelijk helderder belicht zullen zien.
«« 95 / 127 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.