Dismas bekent tegenover God zijn grote schuld, vraagt echter niet om genade, maar om een gepaste straf. Gevolgen van dat verkeerde verzoek

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 100 / 150 »»
[1] Na deze woorden van Robert komt Dismas meteen in beweging en komt met hem naar Mij, de Heer des levens, toe. Hij valt daar bij de tafel met gebogen hoofd voor Mij neer en roept luid: '0 Heer, eeuwig onwaardig om Uw heilig gelaat te aanschouwen, lig ik voor U in het stof van mijn onwaardige nietigheid als een ellendige worm vol schandelijke hoererij en echtbreuk. Ik vraag U, mij de onverkorte straf voor al mijn aardse schanddaden overeenkomstig Uw gerechtigheid te laten ondergaan. Uw wil geschiede!'
[2] Ik zeg: 'Dismas, wie ben jij en waar vraag je om? Ben je tevreden als Ik je letterlijk geef waar je om vraagt? Wee jou dan, als Ik je dat geeft Wil je nog onvolmaakter worden dan je al bent, ga dan naar de grootste aller duivels, die oordeelt met de straf van het vuur. Ik echter oordeel en straf niemand, dus ook jou niet! Wil je leven, vraag dan om het leven maar niet om de dood! Geloof je dan, dat Ik welgevallen heb aan de dood van Mijn kinderen? O, jij dwaas! Ben Ik dan een God van de dood of een God van het leven? Zie, alle eeuwigheden en de oneindigheid van Mijn hemelen geven van Mij het eeuwige getuigenis, dat Ik een God van het leven en geen God van de dood ben. En jij zou van Mij een God des doods willen maken?
[3] Zeg Me dan wie je bent, opdat Ik kan zien welke verkeerdheid in je woont. Waren je daden op aarde dan niet slecht en laaghartig genoeg, zodat je nu ook nog hier voor Mijn aangezicht wilt zondigen? Ik zie echter heel goed wie je bent en wat je wilt; daarom zal Ik je een moeilijk antwoord maar besparen! Sta nu maar op en verander van gedachten, want met dit verzoek zul je bij Mij nooit en te nimmer verder komen! Kijk, je vroeg Mij als een slaaf om een rechtvaardige straf, maar je hart verlangt naar volkomen genade! Zeg eens, moet Ik nu gehoor geven aan je uitgesproken verzoek of aan de wens van je hart?'
[4] Dismas zegt: 'O Heer Jezus, Gij enige God, heb geduld met mij arme zinnelijke geest! Ik weet wel dat ik een grove zondaar ben en niet in staat ben om ook maar één verstandig woord voor U te stamelen. Oordeel niet naar mijn ellendige woorden, maar naar mijn zieke hart en genees het door Uw vrije genade, dan zal mijn tong nimmer nalaten U te loven! Heer, als U mij nu verstoot, wie moet mij dan aannemen en oprichten?'
[5] Ik zeg: 'Je hebt toch vrienden in overvloed. Zouden die dan niet in staat zijn om je te helpen? Bedenk dat je meer dan zestig jaar lang op aarde leefde zonder Mijn hulp, alleen met je vrienden die je met raad terzijde stonden. En je was niet ongelukkig, behalve bij de aanblik van je eigen vrouw, wanneer zij je soms betrapte terwijl jij vertier zocht bij een andere. Wanneer iemand je iets over Mij vertelde en je aantoonde hoe jouw leven Mij zou moeten mishagen, lachte je hem gewoonweg uit. Nu lig je voor Mij en wilt de dood en het leven van Mij. Wat moet Ik je geven? De dood kan Ik je niet geven en het leven wil je niet volledig, daar je woord niet overeenstemt met je hart en al je aardse handelingen niets in zich dragen dat op een zaadkorrel voor het leven lijkt! Ga dit eens bij jezelf na en zeg dan wat je wilt!'
[6] Dismas zegt: 'Heer, waar is de rechtschapene die een strijd met U zou kunnen doorstaan? Nog veel minder kan ik met U redetwisten, omdat ik voor U, evenals voor de mensen vol zonden ben! Ik weet wel dat U voor de berouwvolle zondaar ook barmhartig kunt zijn, wanneer U dat wilt. Daarentegen lijkt het mij ook juist, dat U, voor wie de engelen niet eens onberispelijk zijn, ook het goed bedoelde woord uit de mond van een zondaar die tot U spreekt, kunt uitleggen zoals U wilt en hem zijn zonden kunt vergeven ter verkrijging van het eeuwige leven of hem dit onthouden, hetgeen leidt tot de eeuwige dood en dat allemaal volgens de strengste gerechtigheid!
[7] Want de gerechtigheid is een beschikking van de macht! Wie de volledige macht bezit, bezit ook het volste recht, dat niemand hem kan betwisten. Wanneer echter macht en gerechtigheid bij elkaar horen, hoe kan dan een machteloze zondaar ooit dromen van een of ander hem toekomend recht? Wat de macht doet is rechtvaardig, wat echter de onmacht stelt tegenover de macht, is onrechtvaardig.
[8] En juist in een dergelijke positie bevind ik mij nu tegenover U, 0 Heer; U, die de almacht zelf bent en ikzelf, de volslagen onmacht! Ik kan nu zeggen wat ik wil, maar het is desondanks aan U om te doen wat U wilt, omdat U de enige Machtige bent. Ik wil en kan dus om die wijze en verstandige redenen niets anders zeggen dan: 'Heer, Uw wil geschiede!' Ik zou me duizend dingen kunnen wensen, ik wil me echter helemaal niets meer wensen, maar me volledig onderwerpen aan Uw almachtige wil, of deze nu ten goede of ten kwade over mij beschikt. Zal hij mij kennelijk gelukkiger willen maken, dan is het goed; wil hij mij echter tot de hel verdoemen, dan zal ik ook naar de hel moeten gaan! Want de overduidelijke onmacht kan zich nooit verzetten tegen de almacht! Doe nu, 0 Heer, met mij wat U wilt; ik zal alles goed en rechtvaardig moeten vinden! Ik geloof hiermee mijn onmacht tegenover Uw almachtige en dus ook rechtvaardige eis voldoende te hebben aangetoond. U, 0 Heer, zult met mij doen wat in Uw vermogen ligt!'
[9] Ik zeg: 'Nu goed dan; omdat je alle gerechtigheid alleen maar in de macht legt, wil Mijn macht nu dat je je tegen middernacht voor eeuwig naar de noordelijke hoek van deze zaal begeeft. Daar zul je dan onophoudelijk door een kleine steekvlieg worden geplaagd! Mijn macht wil het, dus begeef je daarheen!'
[10] Erg geschrokken en verlegen zegt Dismas: 'O Heer, hoewel ik me moet voegen naar Uw macht, vraag ik U toch dringend, dat U me tenminste die wanhopig makende steekvlieg zoudt willen kwijtschelden! Want het zou toch iets verschrikkelijks zijn om eeuwig op dezelfde plaats door zo' n insect te worden gemarteld!'
[11] Ik zeg: 'Dat weet Ik! Maar Mijn macht rechtvaardigt Me toch! Waarom wil je je nu dan niet dadelijk schikken naar Mijn almachtige wil?'
[12] Dismas zegt: 'O Heer, U bent almachtig, maar U bent ook oneindig goed! En daarom wend ik me nu tot Uw goedheid en smeek U om genade! Bespaar me deze steekvlieg!'
[13] Ik zeg: 'Nu doe je een beroep op Mijn goedheid en genade, omdat het water des doods je al tot aan de lippen staat. Maar Ik vraag jou hoe je dat nu kunt doen, daar je toch eerst alles aan Mijn almacht overliet en met je eigen mond hebt gezegd: 'Heer, Uw wil geschiede!' Mijn wil lijkt je nu niet zo plezierig en daarom zou je in je hart wensen dat Mijn wil maar niet zou geschieden! Hoe moet ik dat opvatten? Met je mond zeg je steeds wat anders dan wat je in je hart wilt. Denk je dan dat Ik een wezen ben met wie men zonder meer komedie kan spelen? O, dan heb je je toch wel heel erg vergist
[14] Kijk, Ik behandel Mijn kinderen niet zoals domme ouders dat doen. Deze willen hun kinderen vaak met gespeelde ernst flink afschrikken; zij merken dat echter al heel gauw en lachen in hun vuistje als hun ouders loze dreigementen beginnen te uiten. Ze worden daarop wantrouwig en slaan niet veel acht meer op de woorden van hun ouders. Maar dat is absoluut niet Mijn manier van doen! Bij Mij heerst overal de meest diepe, onwankelbare ernst, en het leven van een mijt moet in eenzelfde ernstige ordening behouden en geleid worden als dat van een engel. Ik ben als een steen van de grootste hardheid en zwaarte. Wie zich daaraan stoot, zal te pletter slaan. Degene, op wie deze steen valt, zal worden vermorzeld.
[15] Ik zeg je, zolang je woord niet uit je hart komt, zul je het moeilijk met Me hebben. Want twee stemmen in een mens kan Ik niet aanhoren. Wanneer echter je hart één wordt met je mond, wil Ik jouw woord horen en er helemaal rekening mee houden. Aan datgene wat jou aan Mij heilig voorkomt, moet je ook gehoorzamen! De macht van Mijn goddelijke wil is voor jou het heiligst, zoals je zelf hebt verklaard; daar moet je je dan ook bij neerleggen en niet als een muiter tegen Mijn almachtige gerechtigheid in verzet komen.
[16] Je moet echter ook weten dat niet alleen Ik als God een vrije wil heb, maar dat ook iedere door Mij geschapen geest eenzelfde vrije wil heeft en kan doen wat hij verkiest. Ik zal je daarom ook niet met Mijn almacht dwingen om te doen wat Ik je eerder als een strenge rechter heb bevolen. Je kunt je er ook tegen verzetten en doen wat je zelf wilt, maar welke gevolgen dat voor jou zal hebben, zul je later dan wel zien. Doe daarom nu maar wat je wild'
«« 100 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.