Robert bemoedigt de patheticus. De angstige zondaar aarzelt. Patheticus Dismas vermant zich eindelijk en volgt de bode van God

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 99 / 150 »»
[1] Robert zegt vol vreugde: 'Wel, broeder Dismas, het verheugt me werkelijk dat het je nu eindelijk eens begint te dagen en dat je daardoor de eerste stap hebt gezet om het waarachtige, volmaakte leven van de geest in de Heer te bereiken. Daarom moet je nu hier niet blijven staan en naar je oordelende hart luisteren; maak je op en haast je naar de Heer.
[2] Want geloof me, ook ik heb Hem niet zonder slag of stoot als de enige God en Heer der oneindigheid erkend en aanvaard. Het kostte Hem en mij heel wat geduld, voordat ik uit mijn duistere Hegelianisme en Strauszianisme en tevens uit mijn heerszucht en ontucht omhoog kon worden getild. Maar toen ik eenmaal door Zijn helpende genade in een waarachtig licht werd geplaatst, zag ik dan ook met grote helderheid mijn ten hemel schreiend onrecht in en herkende in de Heiland Jezus de enige God van de hemel en alle werelden! Doe jij nu dan ook hetzelfde!
[3] Jouw gang is nu gemakkelijk, doordat je aan mij een goedgetrainde voorganger hebt. Voor mij was het veel moeilijker, want ik had niemand die mij in mijn donkere nacht een goed getuigenis over Jezus had kunnen geven. Ik moest enkel op Zijn woorden vertrouwen en uit de wijsheid ervan opmaken, dat Hij werkelijk de enige, waarachtige God is. Bovendien werd ik niet minder dan jij, ja zelfs nog hier in het rijk van de geesten, geplaagd door de begeerlijkheid van het vlees, maar omdat ik overtuigd was van de diepe waarheid van Christus' goddelijke woorden, heb ik met kracht mijn zinnen bedwongen en werd met hulp van de Heer daardoor vlug en gemakkelijk overwinnaar van mijn vleselijke zwakheden, die als herinnering aan de wereld der zinnen door mijn ziel naar hier werden meegenomen.
[4] Mijn eigen hart was ook mijn rechter en had in zijn onreinheid rust noch hoop, maar slechts het mij zeker lijkende vooruitzicht op de eeuwige dood. Maar toen hielp de Heer mij uit mijn grootste nood, die mijn eeuwige dood zou zijn geworden. Mijn hart werd daarop gezuiverd door mijn sterke liefde tot Hem en kreeg ruimte om Zijn genade in zich op te nemen. Ik werd daardoor echter steeds zaliger! Dat zal zich ook allemaal aan jou voltrekken! En als je net als ik deze beproevingen ongetwijfeld goed zult doorstaan, zul je je ook al spoedig in de zaligste toestand bevinden. Verman je nu echter en spoed je samen met mij naar Hem, de enige die allen kan helpen!'
[5] De Patheticus Dismas zegt: 'Alles goed en wel, als ik daartoe maar de moed had! Maar de moed, waar moet ik die vandaan halen? Kijk, ik begin nu wel te geloven dat die Jezus het allerhoogste, almachtigste Godwezen is. Maar naarmate dit geloof groeit, groeit ook mijn vrees voor Hem, de enige Heilige! Wie zal me van die grote vrees bevrijden?
[6] Robert zegt: 'Vriend, dank de Heer voor deze vrees, want daarmee heeft de Heer Zijn hand aan jouw hart gelegd en is daadwerkelijk begonnen met het verzamelen van jouw zeer verstrooide geestesleven. Dit heilige werken van de Heer in jouw hart spoort je geest aan om wakker te worden en veroorzaakt in je ziel het nare gevoel van vrees. Maar verman je en volg me, dan zul je spoedig van je vrees worden bevrijd. De Heer zelf, die je deze heilige vrees geeft, zal haar ook van je wegnemen. Daarom nog eenmaal: kom en volg me naar de Heer!'
[7] Dismas zegt: 'Vooruit dan, vriend Robert, vertrouwend op jouw woord zal ik het wagen! Nu mag me in welverdiende mate overkomen wat maar wil, ik zal het verdragen! Waarom zou ik voor de ogen van de alziende God mijn eer, die ik eeuwig onwaardig ben, hoog willen houden? Schande en beschaming mogen nu mijn levenslot zijn. Want als ik op aarde al geen aandacht schonk aan de goddelijke geest in mij, die mij het leven gaf en in stand hield, hoe zou ik dan nu eer kunnen verwachten van Hem, die ik zo vaak te schande heb gemaakt?
[8] God gaf me uit Zichzelf een leven van Zijn heilige Geest en ik wilde de hoge heiligheid van dit leven niet erkennen en verheerlijken door een gepaste ordening en tucht. Ik was altijd voor dat juiste inzicht op de vlucht en veranderde zo het heilige in het dierlijke, door ontrouw te worden aan de waarachtige Godsorde en door liederlijke ontucht! Nu sta ik hier als een zeer onheilige aan de welverdiende schandpaal voor God en Zijn heiligen. Daarom nog eens: schande over mij, welverdiende schande!'
[9] Na deze luid gesproken woorden van Dismas komen zijn boezemvrienden naar hem toe en zeggen: 'Maar vriend Dismas, wat is er met jou aan de hand? Waarom roep je schande over jezelf af? Zijn wij dan niet allemaal uit hetzelfde hout gesneden als jij? Wanneer je echter schande spreekt over jezelf, spreek je immers ook schande over ons, en dat kan ons werkelijk niet onberoerd laten. Als je geen uitzondering voor ons maakt, zal het je waarachtig niet goed vergaan!'
[10] Dismas zegt: 'Willen jullie soms een eerbetoon voor jullie genotzuchtige leven? O, roep daar niet te vroeg om, want het zal jullie niet bespaard blijven. Wat deden wij dan op aarde wat hier voor God een eerbetoon waardig zou zijn? Denken jullie soms dat ook hier, evenals in de materiƫle wereld, een gouden masker een geest tegen openlijke beschaming beschermt? 0, dan vergissen jullie je deerlijk! De giftige damp van goud en zilver, waarmee de mensen op aarde hun schanddaden bedekken, heeft hier geen enkel nut meer. Want hier komt slechts de naakte waarheid aan het licht van de eeuwige dag Gods, die men hier met geen snood middel meer kan verbergen. Laat eenieder van jullie daarom hetzelfde doen wat ik nu doe, dan zal hij daardoor tenminste de eer van zijn levensgeest redden, die hij als een geest der waarheid Gods met het volste goddelijke recht voor zijn ziel kan opeisen! Doen wij dat echter niet, dan kunnen we spoedig het volledige wegnemen van onze goddelijke levensgeest uit ons smadelijke wezen en daarmee de welverdiende eeuwige dood verwachten! Daarom schande en nog eens schande over onze zielen, opdat voor de levende Godsgeest in ons de eer van de eeuwige waarheid en orde mag worden gered!'
[11] Na deze woorden trekken zijn vrienden zich morrend terug en krabben zich eens flink achter de oren. Robert zegt echter tot Patheticus-Dismas: 'Wel, beste broeder, jij gaat met reuzensprongen vooruit! Waarlijk, ik zeg je, zo snel is het met mij niet gegaan. Nu, dat verheugt me buitengewoon! Je zult het, zoals ik het nu zie, werkelijk niet hard te verduren krijgen voor het aangezicht van de Heer. Kom nu, kom! Waarlijk, ik verheug me op jouw woorden voor de Heer!'
«« 99 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.