Het grote ogenblik voor de graaf. U bent het! Heerlijke lofrede. De Heer over de verhouding van de Vader tot Zijn kinderen

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 146 / 150 »»
[1] De graaf, helemaal buiten zichzelf, deels uit vrees, deels uit vreugdevolle vervoering, deels ook uit angst voor een door hem voor mogelijk gehouden misleiding, kan door Mijn verklaring nauwelijks meer tot zichzelf komen. Pas na een hele tijd van innerlijke strijd om geestelijk te worden wedergeboren waarin zijn geest alle banden verbreekt en zich tot zijn gehele, hem omvattende ziel uitbreidt, stamelt de graaf de woorden:
[2] Dus u... U b-b-bent het! U!?,.. de eeuwige Heer... over alles wat tijd en ruimte bevat en over alles wat boven alle tijd en ruimte verheven, in eeuwige vrijheid leeft en in de eeuwige diepten van Uw wonderbaarlijke scheppingen schouwt! O God, o God, o God! Ik... ellendige worm, een nietig stofje, sta nu voor U, de heilige, eeuwige Meester van de eindeloze wonderwerken, die allemaal uit Uw almachtige hand zijn voortgekomen; voor mijn God, voor mijn Schepper, Vader, voor mijn Heiland Jezus! O, hoor het alle hemelen! Kom hierheen gij alle overgelukkige aeonen, help mij om de diepte van de hemelse gelukzaligheid te voelen... om te voelen wat het betekent: een schepsel staat voor het eerst voor God, zijn almachtige Schepper! En... O, het is nauwelijks voor te stellen... deze God is zo eenvoudig en gewoon als een mens, en spreekt door de hoogste liefde geleid zo minzaam, mild en vriendelijk met mij als alleen de beste broeder met zijn andere broeder kan spreken!
[3] O mensen, jullie, die in allerlei dwalingen op de oppervlakte van de verraderlijke aarde rondwandelen en nooit weten waarheen jullie je moeten wenden, kom hierheen in jullie harten en leer God kennen in Jezus, de liefdevolle Heiland, dan zullen jullie in het korte proefleven op aarde je ijdele plannen gemakkelijk kunnen laten varen.
[4] Het ware besef van God zal jullie tonen, hoe weinig er voor nodig is om zich bij God de Heer thuis te voelen en dan zo gelukkig te zijn, dat het alle begrip te boven gaat! Strijd niet als ellendige honden en katten met elkaar om aardse dingen, maar streef naar het juist inzicht en de liefde tot God. Heb elkaar lief als echte broeders en zusters, als kinderen van één Vader, die altijd en eeuwig heilig en onpeilbaar lief, goed en zachtmoedig is; dan bevatten jullie harten meer dan de hele wereld je ooit zou kunnen verschaffen!
[5] O God, wat is het toch een zaligheid om bij U te zijn. De ergste tegenslagen die mij op aarde zijn overkomen, hoe volkomen vergeten zijn ze nu! Waarlijk, nu zou ik kunnen uitroepen: kom allen hier, miljoenen, vrienden of vijanden, en laat je broederlijk omarmen!'
[6] Na deze woorden vol van diepe liefde valt hij op zijn knieën voor Mij, vouwt zijn handen en zegt: 'O mijn enige, eeuwig goede God en Heiland Jezus, laat U door mij eeuwig aanbidden, loven en prijzen! Nu begrijp ik pas, hoe men alleen door U te loven en te prijzen de hoogste zaligheid kan voelen. Moge alles in mij U dan eeuwig liefhebben en U danken voor alles wat U mij ooit hebt opgelegd, al was het ook nog zo zwaar te dragen! Want nu begin ik pas in te zien, dat alleen Uw onpeilbaar grote liefde voor mij dat allemaal heeft gedaan!
[7] O heilige Vader, ik was echt een verloren zoon en moest door grote ellende tot U worden teruggebracht, maar nu ben ik weer bij U, eeuwig goede Vader! Neem mij op als de allergeringste in Uw rijk en wees ook met al die vele andere verloren zonen even genadig als met mij! Mocht het Uw wil zijn, laat dan mijn op aarde achtergebleven familie liever al hun aardse bezittingen kwijtraken, dan dat zij voor U te diep zou vallen en U tenslotte volkomen zou vergeten.'
[8] Ik zeg: 'Sta op, beste broeder, en maak niet zoveel ophef, want je ziet immers dat ik niet in het minst ben veranderd, nu jij Mij hebt herkend. Zoals broeders met elkaar spreken en met elkaar omgaan, zo zullen ook wij dat eeuwig met elkaar doen!
[9] Ik ben weliswaar God, als het oereeuwige Wezen vol wijsheid, macht en kracht en jij alleen maar een schepsel voortgekomen uit Mijn wilskracht, maar jouw geest is desondanks geheel datgene, wat Ikzelf ben. Daarom blijft er voortaan tussen ons precies dezelfde verhouding bestaan als tussen vader en zoon of als tussen broeder en broeder. Wat jouw ziel betreft, die nu je uiterlijke wezen is, ben je voor Mij een zoon, en wat je geest betreft een broeder! De ziel kwam voort uit het oerlicht van Mijn wijsheid en is eindeloos veel minder dan dat scheppende oerlicht. Daarom is de ziel een zoon ten opzichte van Mij, omdat ik in diepste wezen een en al liefde ben. Jouw geest echter, die Mijn eigen liefde in jou en dus Mijn hoogsteigen geest is, is dientengevolge door en door Mijn broeder! Denk dus niet al te lang over deze zaak na, maar sta op en kom met Mij mee naar de andere broeders!'
[10] De graaf, zich langzaam van de grond oprichtend, zegt: 'O Vader, wat bent U toch eindeloos goed! Kon mijn domme tong U maar enigszins overeenkomstig Uw heilige waardigheid loven, maar ik breng nu nauwelijks iets tot stand!'
[11] Ik zeg: 'Wees rustig broeder en laat dat overdreven loven, want jouw hart is de beste lof en alleen daarin heb Ik het grootste welgevallen. Al het andere hoort min of meer thuis in het rijk van het Mij hinderlijke gekwezel! Richt je nu volkomen op en ga met Mij mee naar de andere broeders. '
«« 146 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.