Ware betekenis van de tekst: 'ga weg van mij, jullie vervloekten!' Iedere kwaadwillige geest vervloekt zichzelf. Zonde tegen de heilige geest

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 29 / 150 »»
[1] Ik zeg verder: 'Wanneer je deze uitspraak uit het Evangelie, die jij zo afschuwelijk vindt, eens als kritisch denker alleen maar grammaticaal zou hebben doorgenomen, dan zou je alleen al uit de woordschikking op het eerste gezicht gezien hebben dat de Godheid daardoor nooit een rechterlijk veroordelend vonnis voor eeuwig (vanuit haar almacht) heeft kunnen en willen uitspreken over de zogenaamde verstokte zondaars!
[2] Want kijk, er staat: 'Ga weg van Mij, jullie vervloekten!' Bijgevolg zijn degenen reeds vervloekt, voor wie het gebod bestemd is. Want anders zou er moeten staan: 'Omdat jullie tegen Mij altijd onverbeterlijk hebben gezondigd, vervloek Ik, als God, jullie nu naar de hel in het eeuwige folterende vuur!'
[3] Als echter degenen, over wie de Godheid zo'n vonnis uitspreekt, al vervloekt zijn, dan volgt daaruit in de eerste plaats dat de Godheid hier helemaal niet als rechter, maar slechts als een ordebrengende herder optreedt, en de geesten die zich door de macht van hun eigen wil helemaal van haar hebben afgescheiden, in alle strengheid een andere weg moet wijzen, omdat ze anders, zonder enige band met de liefde van de Godheid, onmiddellijk in de armen van de Almacht zouden terecht komen, waar het dan waarlijk met hen gedaan zou zijn!
[4] Ten tweede rijst de vraag, wié heeft ze dan vervloekt? Dat kan onmogelijk de Godheid zijn! Want als de Godheid iemand zou vervloeken, zou er geen liefde in haar zijn en ook geen wijsheid. Als de Godheid tegen haar werken te velde zou trekken, zou ze dan eigenlijk niet tegen zichzelf te velde trekken en zich te gronde richten, in plaats van zich steeds meer, van eeuwigheid, tot eeuwigheid op te richten door de groeiende vervolmaking van haar werken, haar kinderen!
[5] Als de Godheid echter dientengevolge onmogelijk vanuit haar almacht als rechter kan optreden, maar alleen vanwege de liefde en wijsheid als ordebrengende herder, dan is het toch duidelijk dat zulke geesten van te voren door iets anders geoordeeld moeten zijn. Door wie dan wel? Deze vraag is gemakkelijk te beantwoorden, als men maar genoeg zelfkennis heeft om het volgende in te zien: Enerzijds heeft een wezen een volkomen vrije geest en wil, die eigenlijk alleen voortkomt uit de liefde en de wijsheid van God. Anderzijds moet het echter, opdat het van de Almacht kan worden geïsoleerd om een echt volkomen vrij wezen te worden, ook een tijdlang een door de Almacht gericht lichaam hebben en een uiterlijke gerichte wereld met eigen, eveneens gerichte prikkels. Het kan dus door niemand anders worden gericht en voorbestemd worden dan door zichzelf. Dit vrije wezen kan zich alleen zelf 'vervloeken' dat wil zeggen zich geheel van de Godheid afzonderen.
[6] De Godheid die echter ook zo'n wezen zijn vrijheid niet wil afnemen, kan in dat geval niets anders doen dan zulke afgedwaalde wezens in hun geaardheid aanroepen en met liefdevolle ernst hen de weg wijzen waarlangs ze weer in verbinding kunnen treden met de liefde en wijsheid van God. Buiten deze verbinding is geen absolute vrijheid en dus ook geen geestelijk, eeuwig leven denkbaar. Want zonder deze verbinding werkt alleen maar de almacht van de Godheid, waarin alleen de kracht van de liefde en de wijsheid van God als één wezen van de Almacht, als het oerleven kan bestaan. Ieder ander, van dit oerleven losgemaakte leven moet in haar te gronde gaan en eeuwig verstarren, omdat het als zodanig onmogelijk aan de immense kracht ook maar de minste weerstand kan bieden!
[7] Daarom staat er ook: God woont in het eeuwig ontoegankelijke licht! Wat zoveel zeggen wil als: Gods almacht, de eigenlijke machtsgeest van God, die de oneindigheid vult, is voor het bestaan van ieder geschapen wezen, wil het blijven bestaan, voor eeuwig ontoegankelijk. Want ieder conflict met Gods almacht is de dood van het wezen! Daarom wordt ook de zonde tegen deze machtsgeest als hoogst noodlottig gekenmerkt. Omdat een wezen, dat zich van de Godsliefde volledig heeft afgescheiden en zich met deze macht wil meten, onontkoombaar door die onbeperkte kracht totaal wordt verzwolgen en slechts moeilijk of ook zelfs helemaal niet meer van haar is vrij te maken. Net als een bladluis die begraven ligt onder het puin van de Himalaya! Hoe zou je haar daaruit bevrijden?'
«« 29 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.