Drie strijdmakkers van Robert bij de Heer. Ook zij moeten beter gemaakt worden. De dankbare danseressen als werktuigen

Jakob Lorber - Van de hel tot de hemel (deel 1)

«« 51 / 150 »»
[1] Ik zeg verder: 'Er was al eerder sprake van je drie vrienden, Messenhauser, Jellinek en Becher. Je vrienden gaven hen geen al te fraai getuigenis. Hoe plomp en grof dit getuigenis op zichzelf ook was, toch zat er iets waars in. Want alle drie werden ze heimelijk door een heel andere geest gedreven dan jij. Jij had volgens je verstand en inzicht een naar aardse begrippen goed doel voor ogen, dat je probeerde te bereiken. Maar je vrienden streefden niet naar zo'n achtenswaardig doel op aarde. Terwijl jij als een echte mensenvriend bezig was, werkten deze drie met geringe verschillen alleen maar voor het bereiken van een zeer kwalijke alleenheerschappij van het volk. Of, als dit zou mislukken, dan toch tenminste van een goed gevulde beurs, waarmee ze dan bij een gunstige gelegenheid met de noorderzon hadden kunnen vertrekken.
[2] Maar het glibberige geluk was hun niet gunstig gezind. Jouw eerste vriend merkte niet, dat zich onder Fortuna's ( Geluksgodin.) hoorn des overvloeds die fatale kogel bevond, die zo treffend herinnert aan de onbestendigheid van al het aardse geluk! En zo geschiedde het dan ook, dat aan het aardse geluk van Messenhauser maar al te vlug een einde kwam.
[3] Deze Fortuna was de twee anderen evenwel niet zo gunstig gezind, hoewel ze al het mogelijke deden om in de gunst van deze godin te komen. Ze vochten met de wapens van de ganzenveer en bewerkten daarmee een tijdlang dapper en zonder pardon de hoofden van de zogenaamde reactionaire burgers. Maar niemand stierf er aan de verwondingen, die ze hun vijanden met de scherpe pennen toebrachten. En ook Fortuna was eigenzinnig en wilde hun geen vriendelijk gezicht laten zien. Dat ergerde hun zo verschrikkelijk dat zij daarop de eerste wapensoort al gauw loslieten en bij Mars een andere leenden. Maar toen ging het spoedig nog slechter met die twee. Fortuna werd kwaad en wierp tenslotte zoveel kogels onder hun voeten, dat het onmogelijk voor hen werd zich verder nog staande te houden. En hun ode aan Fortuna was daarmee ook volledig ten einde.
[4] Met hun val verlieten deze drie helden ook het toneel- en de beproevingsplaats van de zichtbare wereld. Nu zijn ze evenals als jij in deze eeuwigdurende, nieuwe wereld beland, natuurlijk onder het uiten van talrijke verwensingen aan die machthebbers, die hen per expresse hierheen hebben gestuurd. Ze zijn dus zonder enige twijfel hier in de geestenwereld en zeker niet al te ver hier vandaan.
[5] Jij zegt bij jezelf: 'Dat zal vast wel waar zijn. Maar zweven ze misschien nog ergens tussen hemel en aarde in de ether? Of zitten ze misschien zelfs hier in de buurt van dit huis ergens verborgen?'
[6] Ik zeg je: 'Niet in de ether en niet in een schuilhoek ergens in de buurt van je huis, dat gelijk is aan het innerlijk van je hart. Maar zoals ze in je hart door jouw liefdevolle herinnering aan hen aanwezig zijn, zo zijn ze ook werkelijk in dit huis aanwezig! Eén enkele deur scheidt hen nog van jou en Mij. Wanneer we die deur openen, zul je ze nog precies zo aantreffen, als ze de aarde hebben verlaten.
[7] Maar als Ik de deur open, mag je ze niet meteen aanspreken, maar moet je een tijdlang aan Mijn zijde luisteren naar wat ze allemaal onder elkaar zullen besluiten. Pas als ze tot een vast besluit zullen zijn gekomen, zal het het juiste moment zijn om ze aan te spreken en om ons te laten zien. Nu weet je, waar je je aan moet houden.
[8] Voordien willen we echter nog een paar woorden wisselen met onze danseressen, en hen enigszins voorbereiden op onze te nemen maatregelen. Want je kunt je nog helemaal niet voorstellen hoe goed we deze danseressen in het vervolg kunnen gebruiken.'
[9] Na dit korte onderricht begeven we ons ook dadelijk naar de danseressen, die ons beiden allervriendelijkst ontvangen en van harte danken; in de eerste plaats voor het goede onthaal en dan ook nog voor de krachtdadige bescherming tegen diegenen die zulke slechte bedoelingen hadden met hen, die toch al zo ongelukkig waren. Ook vragen ze Robert duizend keer om vergeving, omdat ze hem eerst voor een hardvochtig iemand hielden, terwijl hij nu toch daadwerkelijk bewezen had, dat hij een liefdevol en rechtschapen man was.
[10] Hoewel Robert zo'n lofbetuiging niet ongaarne aanhoort, vermant hij zich echter meteen en zegt op zijn gewoonlijk wat ruw ernstige toon: 'Mijn arme zusters, wees niet te voorbarig met je lof en dank! Want jullie weten immers nog lang niet, wie hier de eigenlijke gever van alle goede gaven is.
[11] Jullie kunnen me op mijn woord geloven, dat ik in ieder geval niet de gever ben, maar iemand anders. Ik ben hier bij wijze van spreken maar een gewone huisknecht, maar goddank doodeerlijk. Maar het is nu om het even of jullie mij of de eigenlijke heer des huizes bedanken. Want wat mij niet toekomt, dat neem_ik ook niet aan, maar geef het getrouw door aan mijn enige Heer.
[12] Maar nu wat anders: Zeg ons beiden eens of jullie er nog op staan een dansuitvoering in dit huis te geven? Of zijn jullie soms al van dit dwaze idee afgestapt?
[13] De Danseressen zeggen: 'O allerbeste vrienden van de arme mensheid, van onze kant zou zo'n verlangen nu werkelijk de grootste dwaasheid zijn! Want we wilden immers onze armzalige kunst alleen maar uitoefenen om daarmee zo veel te verdienen, dat we onze knagende honger konden stillen. Omdat we nu, dank zij u beiden, ook zonder ons optreden heel hartelijk zijn opgenomen, zou het toch een grote dwaasheid zijn als we nog aan zoiets zouden denken. Des te meer omdat we er nu echt van overtuigd zijn, dat onze armzalige aardse kunst in uw hemels zuivere ogen een gruwel is! Als u beiden nu maar steeds zo genadig voor ons blijft als tot nu toe, willen we van onze kunst nooit meer iets horen of weten. Daar kunt u volledig van verzekerd zijn.'
[14] Robert zegt: 'Dat verheugt ons; dat is goed en mooi van jullie! Maar als wij beiden straks omwille van een goed doel jullie zouden vragen bij een komende gelegenheid toch een dansje ten beste te geven, zouden jullie ook dan trouw blijven aan je loffelijke besluit?'
[15] De Danseressen zeggen: 'O vrienden, wat jullie ook maar willen, zullen we ook doen, omdat we maar al te goed weten, dat jullie alleen maar iets goeds kunnen willen. En dus zullen we ook dansen, als jullie dat vragen. Want jullie wil zal voortaan ook de onze zijn!'
[16] Robert zegt: 'Goed dan, houd je gereed! Want al heel vlug zal de gelegenheid zich voordoen.'
«« 51 / 150 »»
Graag willen wij u wijzen op het grote belang van aanschaf van de originele boekwerken die hier digitaal kunnen worden ingezien. Hiermee bevordert u de voortgang van de werkzaamheden m.b.t. herdrukken en uitgifte van nieuwe vertalingen, en niet te vergeten het beschikbaar houden van boeken voor een grote groep mensen die niet vertrouwd zijn met digitale communicatiemiddelen. Informatie over het bestellen van deze boeken vindt u op www.lorber.nl.